DIESELUITVOERINGEN
De servicebeurten moeten elke 35.000 km of omde 24 maanden uitgevoerd worden.km x 1000 35 70 105 140 175
Maanden 24 48 72 96 120
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknip-
perlichten, bagageruimte, inzittendenruimte, opbergvak, lampje instrumen-
tenpaneel, enz.) controleren●●●●●
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig de sproeiers
afstellen.●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren●●●●●
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren●●●●●
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie, bodemp-
laatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem)
en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)●●●●●
Remblokken van schijfremmen voor op conditie en slijtage controleren●●●●●
Remvoeringen van trommelremmen achter op conditie en slijtage
●●
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (koelsysteem, remmen/
hydraulische koppeling, ruitensproeiers, accu enz.)●●●●●
Conditie van aandrijfriem(en) hulporganen visueel controleren●●
Slag van handrem controleren en zo nodig afstellen●●●●●
214WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
controleren
PERIODIEKE CONTROLESElke 1.000 km of vóór een lange reis controleren
en eventueel bijvullen:
❒niveau motorkoelvloeistof, remvloeistof en
ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning banden;
❒werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, etc.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers en stand/
slijtage wisserbladen voor/achter.
Elke 3.000 km controleren en eventueel bijvullen:
motorolieniveau.
INTENSIEF GEBRUIK VAN DE AUTOAls vooral een intensief gebruik van de auto wordt
gemaakt, zoals:
❒het trekken van aanhangers of caravans;
❒het rijden op stoffige wegen;
❒talrijke korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij
buitentemperaturen onder het vriespunt;
❒vaak lang stationair draaiende motor of lange
afstanden bij lage snelheden of als de auto
lang niet wordt gebruikt;
dan moeten de volgende controles vaker worden
uitgevoerd dan is aangegeven in het
Geprogrammeerd onderhoudsschema:
❒remblokken van schijfremmen voor op conditie
en slijtage controleren;
❒slot van motorkap en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren;
❒visueel de toestand controleren van: motor,
versnellingsbak, transmissie, slangen en
leidingen (uitlaat, brandstof- en remsysteem) en
rubber elementen (hoezen, balgen, bussen
enz.);
❒laadtoestand accu en niveau accuvloeistof
(elektrolyt) controleren;
216WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
LUCHTFILTER/POLLENFILTER/
DIESELFILTERNeem voor het vervangen van het filter contact op
met het Lancia Servicenetwerk.ACCUAccu F (zie vorige bladzijden) vereist niet dat de
elektrolyt met gedestilleerd water wordt bijgevuld.
Een periodieke controle bij het Lancia
Servicenetwerk is echter noodzakelijk om de
efficiëntie te verifiëren.
ACCU VERVANGEN
Vervang indien nodig de accu door een andere
originele accu met dezelfde specificaties. Volg de
aanwijzingen van de fabrikant van de accu voor
het onderhoud.NUTTIG ADVIES OM DE LEVENSDUUR VAN
DE ACCU TE VERLENGEN
Neem de volgende aanwijzingen in acht om het
snel ontladen van de accu te voorkomen en de
levensduur te verlengen:
❒wanneer de auto wordt geparkeerd, controleer
dan of de portieren, de motorkap en de
achterklep goed gesloten zijn. Hiermee wordt
voorkomen dat de interieurverlichting blijft
branden.
❒schakel de interieurverlichting uit: de auto is in
ieder geval uitgerust met een systeem voor
automatische uitschakeling van de
interieurverlichting;
❒houd accessoires (bijv. autoradio,
alarmknipperlichten, etc.) niet te lang
ingeschakeld wanneer de motor is uitgezet;
224WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒maak voordat werkzaamheden aan de
elektrische installatie worden uitgevoerd, de
kabel van de minpool op de accu los;
❒trek de accuklemmen stevig aan.
BELANGRIJK Als het ladingsniveau gedurende
langere tijd onder 50% blijft, raakt de accu door
sulfatering beschadigd. Hierdoor verminderen
de capaciteit en het startvermogen.
De accu is in dit geval ook gevoeliger voor
bevriezing (dit kan reeds bij temperaturen van
-10°C gebeuren). Als de auto langere tijd niet
gebruikt wordt, zie dan "Langdurige stilstand van
de auto” in het hoofdstuk "Starten en rijden".
Als men na aanschaf van de auto elektrische
accessoires wil monteren die constante voeding
vereisen (alarm enz.), of accessoires die de
elektrische installatie zwaar belasten, wordt
geadviseerd contact op te nemen met het Lancia
Servicenetwerk; het gekwalificeerde personeel
zal dan het totale stroomverbruik van deze
accessoires beoordelen.
BELANGRIJK
Accuvloeistof is giftig en corrosief.
Vermijd contact met huid en ogen.
Houd open vuur en vonkvormende
apparaten uit de buurt van de accu: brand-
en explosiegevaar.
BELANGRIJK
Als de accu met onvoldoende vloeistof
werkt, kan dit de accu onherstelbaar
beschadigen en een explosie veroorzaken.
Verkeerde installatie van elektrische en
elektronische apparatuur kan ernstige
schade aan de auto toebrengen. Als
men na aanschaf van de auto accessoires wil
monteren (alarm, mobiele telefoon enz.),
wordt geadviseerd contact op te nemen met
het Lancia Servicenetwerk, dat de meest
geschikte apparaten zal aanraden en
zal controleren of een accu met een grotere
capaciteit gemonteerd moet worden.Accu’s bevatten stoffen die zeer
gevaarlijk zijn voor het milieu. Neem
voor het vervangen van de accu contact
op met het Lancia Servicenetwerk.
BELANGRIJK
Als de auto langere tijd niet gebruikt
wordt onder extreem koude
weersomstandigheden, dan moet de accu
worden verwijderd en op een verwarmde
plaats worden bewaard om bevriezing te
voorkomen.
225WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
Draag altijd een speciale bril
wanneer aan of in de buurt van de
accu wordt gewerkt.
Druk nogmaals op de FM AS-toets om de Autostore-
functie te onderbreken: de radio zal opnieuw op het
station afstemmen dat vóór inschakeling van de
functie beluisterd werd.
Na beëindiging van de Autostore-functie, stemt de
radio automatisch af op het eerste voorkeuzestation
op de FMA-golfband aan de voorkeuzezijde 1.
De stations die op dat moment een sterk signaal
hebben, worden vervolgens automatisch in de
gekozen golfband onder de toetsen 1 t/m 6
opgeslagen.
Wanneer de Autostore-functie binnen de MW-
golfband wordt ingeschakeld, dan wordt automatisch
de FMA-golfband geselecteerd, waar de functie
wordt uitgevoerd.
OpmerkingSoms slaagt de Autostore-functie er niet
in 6 stations met een voldoende sterk signaal te
vinden. In dat geval worden de sterkste stations
onder de vrije voorkeuzetoetsen opgeslagen.
OpmerkingWanneer de Autostore-functie wordt
ingeschakeld, worden de eerder opgeslagen stations
op de FMA-golfband gewist.ONTVANGST VAN NOODBERICHTEN
De autoradio kan in de RDS-modus noodberichten
ontvangen in geval van uitzonderlijke
omstandigheden of situaties die gevaar van algemene
aard kunnen opleveren (aardbevingen,
overstromingen enz.), indien deze worden
uitgezonden door het station waarop is afgestemd.
Deze functie wordt automatisch ingeschakeld en kan
niet worden uitgeschakeld.
Tijdens het uitzenden van een alarmbericht
verschijnt op het display het opschrift "Alarm". Het
volume van de radio verandert tijdens dit bericht op
dezelfde wijze als bij verkeersinformatie.
EON FUNCTIE (Enhanced Other Network)
In sommige landen bestaan circuits die meerdere
stations die verkeersinformatie uitzenden groeperen.
In zo'n geval wordt het programma van het
beluisterde station tijdelijk onderbroken voor:
❒ontvangst van verkeersinformatie (alleen bij
ingeschakelde TA-functie);
❒het luisteren naar regionale programma’s, elke
keer als deze worden uitgezonden door een station
van hetzelfde circuit.
285
AUTORADIO
INBRENGEN/UITWERPEN VAN DE CD
Steek de CD voorzichtig in de sleuf, zodat het
automatische laadysteem ingeschakeld wordt dat de
CD correct zal plaatsen.
De CD kan ook worden ingebracht bij uitgeschakelde
radio en contactsleutel in de stand MAR: in dit geval
blijft de radio uitgeschakeld. Wanneer de autoradio
wordt ingeschakeld, wordt de laatst beluisterde
audiobron vóór het uitschakelen geactiveerd.
Wanneer een CD wordt ingebracht, verschijnt op het
display het symbool "CD-IN" en het opschrift "CD
Reading". Deze blijven weergegeven totdat de
autoradio de op de CD aanwezige nummers heeft
gelezen. Hierna begint de autoradio automatisch het
eerste nummer af te spelen.
Druk op de
toets (EJECT) bij ingeschakelde radio
om het automatisch uitwerpen van de CD te
activeren. Na het uitwerpen wordt de audiobron
ingeschakeld die beluisterd werd voordat de CD werd
afgespeeld.
Als de CD niet uit de autoradio wordt verwijderd,
dan wordt de CD na circa 20 seconden automatisch
opnieuw geladen en wordt afgestemd op de Tuner
(Radio).
De CD kan niet worden uitgeworpen als de autoradio
uitgeschakeld is.
Als de uitgeworpen CD weer in de speler wordt
geplaatst zonder dat hij volledig uit de sleuf is
verwijderd, dan schakelt de radio niet over op de
CD-speler.Mogelijke foutmeldingen
Als de geladen CD niet kan worden gelezen (bijv. als
een CD-ROM is ingebracht of een CD andersom is
ingebracht, of als er een leesfout is), verschijnt op de
display het opschrift "CD Disc error".
Daarna wordt de CD uitgeworpen en hoort men de
audiobron die ingeschakeld was voordat de CD-
speler werd gekozen.
Wanneer een externe audiobron is ingeschakeld (TA,
ALARM of Phone), wordt de CD die niet gelezen kan
worden niet uitgeworpen zolang deze functies niet
beëindigd zijn. Hierna toont het display bij
ingeschakelde CD-speler enkele seconden het
opschrift "CD Disc error" en wordt de CD
uitgeworpen.
Als de CD-speler oververhit raakt, kan het afspelen
van de CD tijdelijk onderbroken worden. De
autoradio zal automatisch overschakelen op de Radio
(Tuner) en het display zal “CD hot” en vervolgens
“CD disc error” tonen.
DISPLAY-INFORMATIE
Wanneer de CD-speler werkt, verschijnt op het
display de volgende informatie:
❒"CD Track 5": geeft het tracknummer op de CD
aan;
❒"03.42": geeft de verstreken speelduur vanaf het
begin van het nummer aan (als de betreffende
menufunctie is ingeschakeld).
287
AUTORADIO
ALFABETISCH
REGISTERAanhangers trekken ........... 153
Aansteker ............................. 67
ABS (systeem) ...................... 86
Accu ................................... 224
– advies voor verlengen
levensduur...................... 224
– vervangen....................... 224
Accu (opladen) ................... 206
Achterruitsproeier
– vloeistofniveau
achterruitsproeier ........... 222Achterruitwisser/Achterruitsproeier.......................................... 56
Achterruitwisser
– niveau
218-219-220
– wisserbladen................... 228
– wisserblad vervangen ..... 229
Achteruitkijkspiegels ............ 34
Achteruitrijlichten............... 193
Afmetingen van de auto ...... 249
Airbag ................................ 139
– hoofdairbag .................... 141– Uitschakeling van
passagiersairbag en
zijairbag ......................... 141
– zijairbag ......................... 141
Airbags
– front ............................... 139
Alarmknipperlichten ............ 63
Asbak................................... 67
ASR (systeem)...................... 88
Automatische
airconditioning
– bedieningselementen ........ 41
– onderhoud ....................... 48
Automatische
klimaatregeling................... 41
Autoradio
(inbouwvoorbereiding) ....... 97
Bagageruimte ...................... 77
Bagageruimteverlichting
– lamp vervangen .............. 196
Banden
– Banden met
velgbescherming ............. 248
– bandenspanning ............. 247
– de bandenmaat lezen ...... 243
– Fix&Go Automatic (kit) . 180– standaard banden........... 244
– winterbanden ................. 244
Banden - onderhoud ........... 226
Bedieningselementen ....... 63-75
Bougies (type)..................... 239
Brake Assist (systeem).......... 90
Brandblusser ........................ 68
Brandstofbesparing ............. 15
Brandstofmeter .................... 6
Brandstoftoevoer................. 240
Brandstofverbruik............... 257
Buitenverlichting .................. 49
Carrosserie
– bescherming tegen
atmosferische invloeden.. 231
– carrosseriecodes.............. 238
– garantie .......................... 231
– onderhoud ...................... 232
Carrosserieversies ............... 238
CITY-functie ........................ 96
CO2-emissie ....................... 258
Contactslot ........................... 28
Cruise-control ...................... 57
296WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTER
1
controleren ........