BELANGRIJK
De bestuurder is sowieso altijd
verantwoordelijk voor de
parkeermanoeuvres. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen (vooral
kinderen) of dieren in het manoeuvregebied
aanwezig zijn. De parkeersensoren dienen
als hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
MAGIC PARKING(voor bepaalde versies/markten)
Het Magic Parking systeem meldt de bestuurder
een vrije parallelle parkeerplek die geschikt is voor
de lengte van de auto; het helpt de bestuurder bij
het inparkeren door automatisch de beweging
van het stuurwiel aan te passen.
Tijdens deze manoeuvres wordt de bestuurder ook
geassisteerd door de parkeersensoren (4 voor en
4 achter) die informatie over de afstand ten
opzichte van obstakels vooraan of achteraan de
auto verschaffen.
Tijdens het zoeken naar een parkeerplek zijn de
sensoren voor en achter niet geactiveerd (alleen de
sensoren opzij). Tijdens het inparkeren worden
de sensoren voor en achter automatisch
geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
BELANGRIJK
De uiteindelijke
verantwoordelijkheid tijdens het
parkeren ligt altijd bij de bestuurder.
Tijdens het inparkeren moet altijd
gecontroleerd worden of er geen mensen of
dieren in de ruimte waar gemanoeuvreerd
wordt aanwezig zijn.
102WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK
De parkeersensoren dienen als hulp
voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht. Het
Magic Parking systeem regelt op GEEN
ENKELE manier de snelheid van de auto
tijdens het inparkeren: de bediening van
gas- en rempedaal blijft voor rekening van
de bestuurder.
SENSOREN
Voor het zoeken naar een parkeerplek, maakt het
systeem gebruik van de sensoren opzij fig. 80,
die automatisch geactiveerd worden bij snelheden
onder 30 km/h.
Als de bestuurder in deze fase langs een ruimte
rijdt die geschikt wordt geacht als parkeerplek,
kan de functie opgevraagd worden met de speciale
knopop het instrumentenpaneel fig. 81: op het
display van het instrumentenpaneel worden de
aanwijzingen weergegeven om de manoeuvre
te verrichten. Als de functie niet door de
bestuurder wordt aangevraagd (knop ingedrukt),
wordt er geen informatie getoond.WERKING
De geassisteerde parkeermanoeuvre kan alleen
geactiveerd worden bij ingeschakeld
instrumentenpaneel en snelheden onder 30 km/h.
De manoeuvre bestaat uit de volgende fases:
fig. 80
L0F0036
fig. 81
L0F0037
103WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
❒De uiteindelijke verantwoordelijkheid tijdens
het parkeren ligt altijd bij de bestuurder.
Controleer tijdens deze manoeuvres altijd of er
geen mensen, dieren of voorwerpen in het
manoeuvregebied aanwezig zijn. Het Magic
Parking systeem is (net zoals de
parkeersensoren) ontworpen om de bestuurder
te assisteren, die echter nooit zijn aandacht mag
laten verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze op lage snelheid
verricht.
❒Als de sensoren schokken ondergaan die hun
positie wijzigen, kan de werking van het
systeem op ernstige wijze verslechteren.
❒Als de sensoren vuil of bedekt zijn met sneeuw,
ijs of modder of overgespoten zijn ten opzichte
van de originele toestand, kan de werking
van het systeem op ernstige wijze verslechteren.
Voor een correcte werking van het systeem is
het van essentieel belang dat de sensoren altijd
schoon zijn. Zorg er tijdens het reinigen voor
dat ze niet gekrast of beschadigd worden;
vermijd het gebruik van droge, harde of ruwe
doeken. De sensoren moeten met schoon water
worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels met
stoomreinigers/hogedrukreinigers moeten de
sensoren snel gewassen worden door de
spuitmond op minstens 10 cm van de sensoren
te houden.❒Bronnen van ultrasoongeluid (bijv.
pneumatische remmen van vrachtwagens of
pneumatische hamers) kunnen de
sensorwerking op negatieve manier beïnvloeden.
❒De sensoren kunnen een onbestaand voorwerp
(echogeluid) wegens mechanische geluiden
detecteren, bijvoorbeeld tijdens het wassen van
de auto, in geval van regen, sterke wind, hagel.
❒Het kan voorkomen dat de sensoren voorwerpen
van een bijzondere vorm of gemaakt van
bijzondere materialen (zeer dunne palen,
aanhangerdissels, panelen, netten, struiken,
wegversperringen, vuilnisbakken, motorfietsen,
etc.) niet detecteren. Controleer altijd zorgvuldig
of de auto en zijn baan werkelijk
overeenstemmen met de door het systeem
gevonden parkeerruimte.
❒Het gebruik van (een of meer) banden of wielen
van een andere maat dan die aanwezig was op
het moment dat de auto werd gekocht, kan
de werking van het systeem beïnvloeden.
❒Als de accu is losgekoppeld of bijna leeg is, is
het Magic Parking systeem pas beschikbaar
nadat de auto enkele honderden meters een
niet-rechtlijnige route heeft afgelegd (om het
systeem te initialiseren).
❒Als een aanhanger aanwezig is (met correct
ingebrachte stekker), wordt het Magic Parking
systeem automatisch uitgeschakeld.
108WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
– herconfigureerbaar
multifunctioneel display... 5
–
temperatuurmeter............. 6
– multifunctioneel display... 4
– Snelheidsmeter ................ 6
– toerenteller ...................... 6
Interieur (reiniging) ............ 234
Interieuruitrusting ................ 66K
entekenverlichting
– lamp vervangen .............. 194
Ken uw auto......................... 3
Kinderzitjes (geschiktheid
voor gebruik) .................... 134
Klimaatcomfort .................... 37
Klimaatregeling.................... 36
– Uitstroomopeningen/
roosters in interieur.......... 37
Koelvloeistoftemperatuurmeter.......................................... 6
Koplampen .......................... 84
– hoogteregeling
koplampen ...................... 85
– koplampafstelling in het
buitenland ....................... 85
– lamp vervangen .............. 189
– lichtbundel afstellen......... 84Koplampen - mistlampen
afstellen .............................. 85
Koplampsproeiers ............... 231
Koppeling ........................... 240
Krachtbegrenzers ................ 127
Krik .................................... 176
Lampen
– algemene instructies ....... 185
– lampen (vervangen) ....... 185
– typen lampen ................. 187
Lampjes op
instrumentenpaneel ........... 157
lamp vervangen ........... 191-192
Lamp vervangen
– buitenverlichting ............ 189
– interieurverlichting ......... 194
Lancia CODE systeem.......... 23
– Bagageruimte (inhoud)... 249Lichtunits
– achterlichtunits (lamp
vervangen) ..................... 192
– koplampunits (lamp
vervangen) ..................... 189
Luchtfilter .......................... 224
Luchtroosters aan zijkant ..... 36
Luchtroosters in het
midden ............................... 36
M
agic Parking.................... 102
Mechanical Brake Assist ....... 87
Menuopties........................... 12
Milieubescherming .............. 119
Mistachterlicht .................... 193
Mistlicht ............................. 191
Motorcodes ......................... 238
Motorkap ............................. 81
Motor
– code ............................... 237
– identificatiecodes ............ 238
– technische gegevens ........ 239
– Vloeistofniveau van het
motorkoelsysteem ........... 222
Motorolie
– niveau controleren .......... 221
– specificaties .................... 254
– verbruik ......................... 221
Motorruimte
– controle van
vloeistofniveaus .............. 217
Motorruimte
– openen/sluiten ................. 81
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTER298
– reinigen .......................... 233 koelvloeistof-
MSR (systeem) ..................... 90
Multifunctioneel display ....... 7