Automatisch portieren
ontgrendelen bij uitstappen
Wanneer ON is geselecteerd en de
transmissie in de stand PARK of
NEUTRAAL staat, ontgrendelen alle
portiersloten wanneer het bestuur-
dersportier wordt geopend. Druk op
de selectieknop tot ON of OFF ver-
schijnt om uw keuze te maken.
RKE Unlock (Ontgrendelfunctie
afstandsbediening)
Als u "Driver Door 1st Press" (be-
stuurdersportier na één keer druk-
ken) selecteert, wordt alleen het be-
stuurdersportier ontgrendeld bij de
eerste druk op de ontgrendelknop op
de afstandsbediening. Als u Driver
Door 1st Press (bestuurdersportier bij
eerste keer drukken) selecteert, moet
u twee keer op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening drukken om de
andere portieren te ontgrendelen. Als
u "All Doors 1st Press" (alle portieren
na één keer drukken) selecteert, ont-
grendelen alle portieren bij de eerste
keer indrukken op de ontgrendelknop
op de afstandsbediening. Druk kort
op de selectieknop tot “Driver Door1st Press” of “All Doors 1st Press”
verschijnt om uw keuze te maken.
Flash Lamps with LOCK
(Verlichting knippert bij
vergrendelen)
Als u ON selecteert, knipperen de
richtingaanwijzers voor en achter
wanneer u de portieren vergrendelt of
ontgrendelt via de afstandsbediening.
Deze functie kan worden geselecteerd
met of zonder claxonsignaal bij ver-
grendelen. Druk op de selectieknop
tot ON of OFF verschijnt om uw keuze
te maken.
Headlamp Off Delay
(Uitschakelvertraging koplampen)
Als u deze functie selecteert, kunt u
kiezen of bij uitstappen de koplampen
nog 0, 30, 60 of 90 seconden blijven
branden. Druk op de selectieknop tot
0, 30, 60, of 90 verschijnt om uw
keuze te maken.
Headlamps with Wipers
(Koplampen aan bij inschakelen
ruitenwissers) (uitsluitend
beschikbaar in combinatie met
automatische koplampen)
Als ON is geselecteerd en de koplamp-
schakelaar in de stand AUTO staat,
gaan de koplampen ca. 10 seconden
nadat de ruitenwissers zijn ingescha-
keld branden. Wanneer de koplam-
pen via deze functie zijn ingescha-
keld, gaan ze uit wanneer u de
ruitenwissers uitschakelt. Druk op de
selectieknop tot ON of OFF verschijnt
om uw keuze te maken.
OPMERKING: Als overdag de
koplampen worden aangezet,
wordt de verlichting van het in-
strumentenpaneel gedimd. (Raad-
pleeg "Verlichting" in "De functies
van uw voertuig" voor informatie
over het verhogen van de intensi-
teit.)
139
Key-Off Power Delay (Stroom bij
contactschakelaar in stand OFF)
Wanneer deze functie is geselecteerd,
blijven de portierruitschakelaars, ra-
dio, Uconnect™ telefoon en de aan-
sluitcontacten actief gedurende 10
minuten nadat de contactschakelaar
in de stand LOCK is gezet. Door het
openen van een voorportier wordt
deze functie uitgeschakeld. Druk op
de selectieknop tot OFF, 45 sec., 5
min. of 10 min. verschijnt om uw
keuze te maken.
Illumin. Approach (Verlichting bij
nadering)
Als deze functie is geselecteerd, gaan
de koplampen automatisch maximaal
90 seconden branden wanneer de por-
tieren worden ontgrendeld met de af-
standsbediening. Druk op de selectie-
knop tot “OFF,” “30 sec,” “60 sec,” of
“90 sec” verschijnt om uw keuze te
maken.
Display Units In (Maateenheden
display in)
De eenheden van het EVIC en de ki-
lometerteller kunnen in Engelse enmetrische eenheden worden weerge-
geven. Druk kort op de selectieknop
tot "U.S." of "METRIC" verschijnt
om uw keuze te maken.
Kompasafwijking
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
Calibrate Compass (Kompas
kalibreren)
Raadpleeg “Weergave kompas” voor
meer informatie.
AUDIOSYSTEMEN
Raadpleeg de handleiding van uw au-
diosysteem.
ANALOGE KLOK
INSTELLEN
Om de analoge klok midden boven op
het instrumentenpaneel in te stellen,
drukt u op de knop en houdt u deze
ingedrukt tot de instelling juist is. De
klok wordt in het begin langzaam ver-
steld en gaat daarna sneller wanneer
de knop langer wordt ingedrukt.
AUDIOBEDIENINGSELE-
MENTEN OP STUUR
De afstandsbediening voor het audio-
systeem bevindt zich achter op het
stuurwiel, in de standen 3 uur en 9
uur.
Analoge klok instellen
Afstandsbediening geluidssysteem
(achteraanzicht stuurwiel)
140
RecirculatietoetsHet systeem regelt automa-
tisch de recirculatie. Door
op de recirculatieknop te
drukken, wordt echter de
recirculatiestand ingeschakeld. Deze
stand kan worden gebruikt om te
voorkomen dat rook, vieze luchtjes,
stof of vocht van buitenaf binnendrin-
gen. Wanneer de recirculatiestand
wordt ingeschakeld, gaat de LED in
de knop branden.
OPMERKING:
Als de contactschakelaar in de
stand LOCK wordt gezet, wordt
de recirculatiestand uitgescha-
keld.
Bij koud weer kunnen de ruiten,
bij gebruik van de recirculatie-
stand, sneller beslaan. De
recirculatiestand is niet mogelijk
in de vloer-, ontdooi- of ontdooi/
vloermodus om het vrijmaken
van de ruiten te verbeteren. De
recirculatiestand wordt automa-
tisch geannuleerd zodra u deze
ventilatiestanden selecteert.
Langdurig gebruik van de recirculatiestand kan tot gevolg
hebben dat de ruiten beslaan.
Als de ruiten aan de binnenzijde
beginnen te beslaan, druk dan
de recirculatieknop in om bui-
tenlucht te laten binnenstromen.
Sommige combinaties van tem-
peratuur en vocht hebben tot ge-
volg dat de lucht in de auto de
ruiten laat beslaan waardoor
het zicht belemmerd wordt.
Daarom kan in de ontdooistand
de recirculatiestand niet worden
ingeschakeld. Als u de
recirculatiestand probeert in te
schakelen terwijl deze modus
actief is, gaat de LED in de be-
dieningsknop knipperen en ver-
volgens uit. Meestal kunt u door de recircu-
latieknop in de automatische
modus in te drukken tijdelijk de
recirculatiestand inschakelen.
Maar onder bepaalde omstan-
digheden blaast het systeem in
de automatische modus lucht uit
de ontdooiroosters. Wanneer
onder deze omstandigheden de
recirculatieknop wordt inge-
drukt, knippert het controle-
lampje en gaat dit vervolgens
uit. Dit duidt erop dat u op dit
moment niet de recirculatie-
stand kunt kiezen. Als u wilt dat
het systeem de recirculatiestand
kiest, dient u eerst de modus-
knop op Paneel, Twee niveaus of
Gemengd te zetten en vervolgens
op de recirculatieknop te druk-
ken. Deze functie verkleint de
kans dat de ruiten beslaan.
146
STARTPROCEDURES
Doe het volgende voordat u uw auto
start: stel uw stoel in, stel de binnen-
en buitenspiegels in, doe uw veilig-
heidsgordel om en verzoek eventuele
passagiers ook hun veiligheidsgordel
om te doen.WAARSCHUWING!
Verwijder altijd uw sleutelhouderbij het uitstappen en sluit de auto
af.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet in of bij de auto achter en laat de con-
tactschakelaar niet in de stand
ACC of ON/RUN staan. Een kind
zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zet-
ten.
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
De schakelhendel moet in de stand
PARK of NEUTRAL staan voordat u
de motor kunt starten. Trap het rem-
pedaal in voordat u een rijstand in-
schakelt.
OPMERKING: De contactschake-
laar moet in de stand ON staan en
het rempedaal moet worden inge-
trapt voordat u uit de stand PARK
schakelt. NORMAAL STARTEN
OPMERKING: Bij normaal star-
ten van een koude of warme motor
hoeft u het gaspedaal niet te bedie-
nen.
Draai de contactschakelaar in de
stand "START" en laat deze los zodra
de startmotor inschakelt. De startmo-
tor blijft draaien en slaat automatisch
af als de motor begint te draaien. Als
de motor niet aanslaat, slaat de start-
motor automatisch binnen 10 secon-
den af. Als dit gebeurt, draai dan de
contactschakelaar in de vergrendel-
stand (LOCK), wacht 10 tot 15 se-
conden en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
154
ALS DE MOTOR NIET
STARTWAARSCHUWING!
Giet nooit brandstof of anderebrandbare vloeistoffen in de
luchtinlaat van het gasklephuis
om de auto te starten. Hierdoor
kunnen steekvlammen ontstaan
die ernstig letsel kunnen veroor-
zaken.
Probeer niet de auto te starten door middel van aanduwen of sle-
pen. Onverbrande brandstof kan
de katalysator binnendringen, na
het starten ontbranden en zo de
katalysator en de auto beschadi-
gen. Wanneer de accu van de auto
leeg is, kunt u startkabels gebrui-
ken en de auto starten met een
hulpaccu of de accu van een an-
dere auto. Deze manier van star-
ten kan gevaarlijk zijn als dit niet
op de juiste manier wordt gedaan.
Raadpleeg voor meer informatie
"Starten met startkabels" in
"Noodgevallen". Als de motor niet is aangeslagen nadat
u de "Normale startprocedure" hebt
gevolgd, kan de motor "verzopen"
zijn. Om de overtollige brandstof af te
voeren, houdt u het gaspedaal hele-
maal ingedrukt op de vloer. Daarna
draait u de contactschakelaar in de
stand "START" en laat u deze los
zodra de startmotor aanslaat. De
startmotor slaat automatisch binnen
10 seconden af. Als dit gebeurt, laat
dan het gaspedaal los, draai de con-
tactschakelaar in de vergrendelstand
(LOCK), wacht 10 tot 15 seconden en
herhaal dan de procedure "Normaal
starten".
LET OP!
Om schade aan de startmotor te
voorkomen, wacht u 10 tot 15 se-
conden voordat u het nogmaals
probeert.
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental neemt auto-
matisch af naarmate de motor war-
mer wordt. AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voor-
zorgsmaatregelen niet in acht geno-
men worden:
Schakel alleen naar PARK als de
auto volledig stilstaat.
Schakel alleen naar of uit RE- VERSE, als de auto volledig stil-
staat en de motor stationair
draait.
Schakel niet tussen PARK, RE- VERSE, NEUTRAL of DRIVE
bij een hoger motortoerental dan
stationair.
Druk, voordat u een rijstand in- schakelt, het rempedaal stevig in.
OPMERKING: Wanneer u uit
PARK schakelt, MOET u het rem-
pedaal ingetrapt houden.
155
SLEUTELBLOKKERING
Omdat deze auto is uitgerust met een
sleutelblokkering, moet de keuzehen-
del in de stand PARK worden gezet
voordat de contactschakelaar naar de
stand LOCK/OFF kan worden ge-
draaid. De sleutelhouder kan alleen
worden verwijderd wanneer de con-
tactschakelaar in de stand LOCK/
OFF staat. Wanneer de sleutelhouder
eenmaal is verwijderd, is de schakel-
hendel vergrendeld in de stand PARK.
OPMERKING: Wanneer er een
storing optreedt, zal het systeem de
sleutel in het contactslot blokke-
ren, om u zo te waarschuwen dat
deze beveiliging niet meer werkt. U
kunt de motor starten en afzetten,
maar u kunt de sleutel niet uit het
contactslot nemen zolang u de
auto niet voor onderhoud heeft
aangeboden.
BLOKKEERSYSTEEM
REM/TRANSMISSIE
Deze auto is voorzien van rem-/
schakelblokkering (BTSI) die ervoor
zorgt dat de schakelhendel in de standPARK blijft tenzij het rempedaal
wordt ingetrapt. Om de schakelhen-
del uit de stand PARK te kunnen be-
wegen, moet de contactschakelaar in
de stand ON/RUN worden gezet (met
draaiende motor of niet) en moet het
rempedaal zijn ingetrapt.
ZESTRAPS
AUTOMATISCHE
TRANSMISSIE
De indicator voor de standen van de
schakelhendel (in de instrumenten-
groep) geeft de schakelgroep aan. U
moet het rempedaal ingetrapt houden
om de schakelhendel uit de stand
PARK te kunnen bewegen (raadpleeg
de paragraaf "Schakelblokkeersys-
teem" in dit hoofdstuk voor meer in-
formatie hierover). Om te gaan rijden
dient u de schakelhendel vanuit de
stand PARK of NEUTRAL in de stand
DRIVE te zetten.
De elektronisch geregelde versnel-
lingsbak zorgt voor een nauwkeurig
schakelpatroon. Het elektronisch sys-
teem van de versnellingsbak is zelf-
kalibrerend. Hierdoor kunnen de eer-
ste schakelingen bij een nieuwe autoin het begin wat abrupt zijn. Dat is
echter normaal. Het nauwkeurige
schakelpatroon ontwikkelt zich bin-
nen enkele honderden kilometers rij-
den.
U mag uitsluitend van DRIVE naar
PARK of REVERSE schakelen nadat
u het gaspedaal hebt losgelaten en de
auto tot stilstand is gekomen. Houd
altijd uw voet op het rempedaal als u
naar deze standen schakelt.
De schakelhendel heeft de standen
PARK, REVERSE, NEUTRAL,
DRIVE en AutoStick®. U kunt hand-
matig schakelen met behulp van het
AutoStick®schakelsysteem (raad-
pleeg "AutoStick®" in "Starten en rij-
den" voor meer informatie). Door de
schakelhendel naar links of rechts
(-/+) te bewegen terwijl deze in de
stand AutoStick® staat (onder de
stand DRIVE) kunt u handmatig de
versnelling selecteren en wordt de hui-
dige versnelling in de instrumenten-
groep weergegeven als 6, 5, 4, 3, 2, 1.
157
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Ongewenste beweging van de auto kan lichamelijk letsel tot ge-
volg hebben van mensen in en bij
de auto. Net als bij alle andere
voertuigen, mag u een auto nooit
verlaten als de motor draait. Zet
voordat u de auto verlaat altijd de
schakelhendel in de stand PARK,
trek de handrem aan en neem de
contactschakelaar uit het con-
tactslot. Wanneer de sleutel is ver-
wijderd, wordt de schakelhendel
in de stand PARK vergrendeld
waardoor de auto niet ongewenst
in beweging kan komen.
Verwijder altijd uw sleutelhouder bij het uitstappen en sluit de auto
af.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten. Het
achterlaten van kinderen zonder
toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden lopen dan het
risico op ernstig of zelfs dodelijk
letsel. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de schakelhendel mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet in of bij de auto achter en laat de con-
tactschakelaar niet in de stand
ACC of ON/RUN staan. Een kind
zou de knoppen van de elektri-
sche raambediening of andere
schakelaars kunnen bedienen of
de auto in beweging kunnen zet-
ten.
LET OP!
Voordat u de schakelhendel uit destand PARK beweegt, moet u de
contactschakelaar van de stand
LOCK/OFF in de stand ON/RUN
zetten en tevens het rempedaal
ingetrapt houden. Anders kan de
schakelhendel beschadigd raken.
Laat de motor NOOIT met hoge toerentallen draaien als u vanuit
de standen PARK of NEUTRAL
naar een andere versnelling scha-
kelt. Anders kan schade aan de
aandrijflijn ontstaan.
U kunt aan de hand van de volgende
indicatoren controleren of u de scha-
kelhendel in de stand PARK hebt ge-
zet:
Wanneer u naar de stand PARK schakelt, beweeg de versnellings-
pook dan krachtig helemaal naar
voren en naar links totdat de pook
stopt en volledig op zijn plaats zit.
Controleer de versnellingsindicator en kijk of de stand PARK wordt
aangegeven.
159
WAARSCHUWING!
Probeer de auto niet met startka-
bels te starten wanneer de accu be-
vroren is. De accu kan hierdoor
openscheuren of exploderen, met
kans op persoonlijk letsel.
VOORBEREIDING VOOR
HET STARTEN MET
STARTKABELSDe accu in uw auto bevindt zich tussen
de linker koplampeenheid en het spat-
scherm van het linker voorwiel. Om de
motor met startkabels te kunnen star-
ten, bevinden zich links in het motor-
compartiment externe accupolen.
WAARSCHUWING!
Pas op voor de radiateurventila- tor wanneer de motorkap is ge-
opend. Als de contactschakelaar
in de stand ON staat, kan deze
ventilator op elk moment gaan
draaien. Er bestaat gevaar voor
letsel door draaiende ventilator-
bladen.
Verwijder alle metalen sieraden zoals horloges of armbanden die
onbedoeld elektrisch contact
kunnen maken. Dit kan ernstig
letsel veroorzaken.
Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw huid en ogen kan branden
en ze produceren waterstofgas
dat ontvlambaar en explosief is.
Houd open vuur of vonken
daarom altijd uit de buurt van de
accu.
1. Trek de handrem aan, zet de auto-
matische versnellingsbak in de stand
PARK en zet de contactschakelaar in
de stand LOCK. 2. Schakel de verwarming, de radio
en alle overbodige stroomverbruikers
uit.
3. Verwijder de beschermkap van de
positieve
(+)accupool. Druk, om de
beschermkap te verwijderen, de borg-
lip in en trek de kap naar boven.
4. Wanneer u de accu van een ander
voertuig gebruikt voor het starten met
startkabels, parkeer de auto dan zo,
dat accu met de startkabels bereik-
baar is, trek de handrem aan en zorg
ervoor dat de contactschakelaar in de
stand OFF staat.
Externe accupolen
1 — Externe pluspool (+)(afgedekt
met beschermdop)
2 — Externe minpool (-)
Vergrendellip
199