UW SLEUTELS
De erkende dealer die de auto aan u
heeft verkocht, heeft de sleutelcodes
van de sloten van uw auto. Deze codes
kunnen worden gebruikt wanneer u
duplicaatsleutels bij uw erkende dea-
ler wilt bestellen. Vraag uw erkende
dealer om deze codes en bewaar ze op
een veilige plaats.
U kunt de sleutels met een dubbele
baard met een willekeurige zijde naar
boven gekeerd in de sloten steken.CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN
Automatische transaxle
Zet de schakelhendel in de stand
PARK. Draai de contactschakelaar
naar de stand ACC, druk de slotcilin-
der in, draai de sleutel naar de stand
LOCK en verwijder de sleutel.
OPMERKING:
Wanneer u probeert de sleutel te
verwijderen voordat de keuze-
hendel in de stand PARK is gezet,
kan de sleutel tijdelijk worden geblokkeerd in de slotcilinder
van de contactschakelaar. Draai
in een dergelijk geval de sleutel
iets en verwijder hem vervolgens
zoals is beschreven. Wanneer er
een storing optreedt, zal het sys-
teem de sleutel in de slotcilinder
van de contactschakelaar blok-
keren, om u zo te waarschuwen
dat deze veiligheidsvoorziening
niet meer werkt. U kunt de motor
starten en afzetten, maar u kunt
de sleutel niet uit het contactslot
nemen zolang u de auto niet voor
onderhoud heeft aangeboden.
De schakelaars voor elektrische
raambediening, de radio, het
handsfree systeem en de aansluit-
contacten blijven gedurende 10
minuten actief nadat de contact-
schakelaar in de stand LOCK is
gezet. Door het openen van een
voorportier wordt deze functie
uitgeschakeld. De tijdsduur van
deze functie is programmeerbaar.
Raadpleeg de paragraaf "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Persoonlijke instellingen
(door de klant te programmeren
Autosleutel
Standen van de contactschakelaar1 — LOCK 3 — ON/RUN
2 — ACC (AC-
CESSOIRES-
TAND)
4 — START
12
functies)" in het hoofdstuk "Het
instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.WAARSCHUWING!
Trek, voordat u de auto verlaat,altijd de handrem aan, zet de
schakelhendel in de stand PARK
en zet de contactschakelaar in de
stand OFF. Sluit altijd de auto af
wanneer u de auto verlaat.
Laat nooit kinderen alleen in een auto achter of in de buurt van een
auto die niet is afgesloten.
Het achterlaten van kinderen zon-
der toezicht in een auto is om ver-
schillende redenen gevaarlijk. Kin-
deren of derden lopen dan het risico
op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
Waarschuw kinderen dat ze niet
aan de handrem, het rempedaal of
de schakelhendel mogen komen.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Laat de sleutelhouder niet achter in of in de buurt van de auto (of
op een voor kinderen bereikbare
plaats) en laat de contactsleutel
niet in de stand ACC of ON/RUN
staan. Een kind zou de knoppen
van de elektrische raambediening
of andere schakelaars kunnen be-
dienen of de auto in beweging
kunnen zetten.
Laat nooit kinderen of dieren achter in een geparkeerde auto bij
warm weer. De warmte in het in-
terieur kan ernstige gezondheids-
problemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.LET OP!
Een niet-afgesloten auto is een uit-
nodiging voor dieven. Verwijder al-
tijd de sleutel uit de contactschake-
laar en vergrendel alle portieren
wanneer u de auto zonder toezicht
achterlaat.
WAARSCHUWINGSSYSTEEM
CONTACTSLEUTELWanneer het bestuurdersportier
wordt geopend terwijl sleutel zich in
de contactschakelaar bevindt, klinkt
een geluidssignaal om u eraan te her-
inneren de sleutel te verwijderen.
OPMERKING:
Het waarschuwingssysteem voor de contactsleutel werkt alleen
wanneer de contactschakelaar
in de stand LOCK of ACC is ge-
zet.
Als een of beide voorportieren zijn geopend en de sleutel zich
in de contactschakelaar bevindt,
werken de knoppen van de cen-
trale portiervergrendeling op de
bekledingpanelen niet. Dit is
bedoeld om te voorkomen dat de
sleutels in de auto worden inge-
sloten.
13
RAMEN
ELEKTRISCH BEDIENDE
RAMEN
Met de raambedieningsschakelaars
op het bekledingspaneel van het be-
stuurdersportier kunt u de ramen van
de portieren en de achterzijruiten be-
dienen.
Op het portierbekledingspaneel van
de passagier voorin bevindt zich één
schakelaar voor de bediening van het
raam aan passagierszijde. De schake-
laars werken uitsluitend als de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN
of ACC staat en tijdens het vertraagd
uitschakelen van de accessoires.OPMERKING:
Als u tijdens het rijden met ge-
opende ramen de veiligheidsgor-
dels achterin hoort flapperen,
breng de auto dan veilig tot stil-
stand en gesp de gordels van de
lege stoelen vast. Zo blijven de
veiligheidsgordels gespannen en
kunnen ze niet meer flapperen.WAARSCHUWING!
Laat kinderen nooit in een auto
achter terwijl de sleutel in de con-
tactschakelaar zit. Inzittenden, en
vooral kinderen zonder toezicht,
kunnen bekneld raken in de raam-
openingen wanneer ze de schake-
laars voor elektrische raambedie-
ning bedienen. Een dergelijke
beknelling kan ernstig of zelfs do-
delijk letsel tot gevolg hebben.
Smart Glass-functie
Als u het portier opent terwijl het
raam volledig gesloten is dan wordt
het raam iets geopend. Nadat u het
portier heeft gesloten, wordt het raam
weer helemaal gesloten. Deze functie zorgt ervoor dat u het portier zonder
weerstand kunt openen en dat het
raam en de strip aan de bovenkant
niet worden beschadigd.
Ramen automatisch openen
De raamschakelaars op de voorportie-
ren hebben een functie 'automatisch
openen'. Deze schakelaars zijn voor-
zien van het opschrift AUTO om de
functie aan te duiden. Druk de raam-
schakelaar voorbij het eerste druk-
punt en laat de schakelaar los. Het
raam wordt dan automatisch volledig
geopend.
Als u het raam slechts gedeeltelijk wilt
openen, drukt u de raamschakelaar in
tot het eerste drukpunt en laat u de
schakelaar los wanneer u het raam
wilt stoppen.
Om de automatische beweging te
stoppen, beweegt u de schakelaar in
de richting omhoog of omlaag en laat
u de schakelaar los.
De schakelaars voor elektrische raam-
bediening blijven nog 10 minuten ac-
tief nadat de contactschakelaar in de
stand LOCK is gezet. Door het openen
Schakelaars voor elektrische
raambediening
21
KOPLAMPEN EN
PARKEERLICHTEN
Draai het uiteinde van de multifunc-
tionele hendel in de eerste klikstand
om de parkeerlichten in te schakelen.
Draai het uiteinde van de hendel in de
tweede klikstand om de koplampen in
te schakelen.
LICHTVERKLIKKER
Als de koplampen of parkeerlichten
nog ingeschakeld zijn nadat de con-
tactschakelaarin de stand LOCK is
gezet, klinkt er een geluidssignaal bij
het openen van het bestuurdersportier
om de bestuurder te waarschuwen.AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN
Dit systeem schakelt de koplampen
automatisch in of uit in overeenstem-
ming met de sterkte van het omge-
vingslicht. Om het systeem in te scha-
kelen, draait u het uiteinde van de
multifunctionele hendel in de stand
AUTO. Bij ingeschakeld systeem is de
uitschakelvertraging van de koplam-
pen ook ingeschakeld. Dit betekent
dat de koplampen nog maximaal 90
seconden lang blijven branden nadat
u de contactschakelaar in de stand
LOCK heeft gezet. Om het automa-
tisch systeem uit te schakelen, draait
u het uiteinde van de multifunctionele
hendel uit de stand AUTO.
OPMERKING: Bij ingeschakelde
automatische stand gaan de kop-
lampen pas branden zodra de mo-
tor draait.
KOPLAMPEN AAN BIJ
INGESCHAKELDE RUI-
TENWISSERS (ALLEEN
BESCHIKBAAR IN COMBI-
NATIE MET AUTOMATI-
SCHE KOPLAMPEN)
Als deze functie is ingeschakeld en de
multifunctionele hendel in de stand
AUTO is gezet, gaan de koplampen na
ongeveer 10 seconden branden nadat
de ruitenwissers zijn ingeschakeld.
Wanneer de koplampen via deze func-
tie zijn ingeschakeld, gaan ze uit wan-
neer u de ruitenwissers uitschakelt.
De functie Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers kan worden
in- en uitgeschakeld via het elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
Koplampschakelaar
Koplampschakelaar
106
UITSCHAKELVERTRAGING
VAN DE KOPLAMPEN
Deze functie is met name handig wan-
neer u uitstapt in een onverlichte
ruimte. Nadat u de contactschakelaar
in de stand LOCK heeft gezet, blijven
de koplampen nog maximaal 90 se-
conden veilig branden.
Om de vertraging in te schakelen
draait u de contactschakelaar naar de
stand LOCK terwijl de koplampen
nog zijn ingeschakeld. Schakel ver-
volgens binnen 45 seconden de kop-
lampen uit. De vertraging begint na-
dat u de koplampen heeft
uitgeschakeld. Gedurende deze peri-
ode branden alleen de koplampen.
Het systeem heft de vertraging op zo-
dra u de koplampen, de parkeerlich-
ten of de contactschakelaar weer in-
schakelt.
Wanneer u de koplampen uitschakelt
voordat u de contactschakelaar in de
stand OFF zet, gaan de koplampen op
de normale manier uit.De vertragingsduur van de koplamp-
verlichting is programmeerbaar op
auto's die zijn uitgerust met het elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
DIMMER
INSTRUMENTENPANEEL
Draai het middendeel van de hendel
geheel naar beneden om de verlich-
ting van het instrumentenpaneel vol-
ledig te dimmen en om te voorkomen
dat de interieurverlichting bij het ope-
nen van een portier gaat branden.
Draai het middendeel van de hendel
omhoog om de sterkte van de verlich-
ting van het instrumentenpaneel te
verhogen wanneer de parkeerlich-
tenof de koplampen zijn ingescha-
keld.
Draai het middendeel van de hendel
in de volgende klikstand naar boven
om de kilometerteller en de radio ster-
ker te verlichten wanneer de parkeer-
lichten of de koplampen zijn inge-
schakeld.
Draai het middendeel van de hendel
in de laatste klikstand naar boven om
de interieurverlichting in te schake-
len.
Dimschakelaar
107
ACCUSPAARFUNCTIE
Om te voorkomen dat de accu leeg
raakt, wordt de interieurverlichting
10 minuten nadat u de contactscha-
kelaar in de stand LOCK hebt gezet
automatisch uitgeschakeld. Dit ge-
beurt als de interieurverlichting
handmatig werd ingeschakeld of als
een portier is geopend.
RUITENWISSERS EN
-SPROEIERSDe ruitenwissers en -sproeiers
bedient u via een schakelaar
op de bedieningshendel. De
hendel bevindt zich aan de rechter-
zijde van de stuurkolom. Draai het uiteinde van de hendel in de
stand LO voor een lage wissnelheid, of
in de stand HI voor een hoge wissnel-
heid.
OPMERKING: De ruitenwissers
keren automatisch terug in de
ruststand wanneer u tijdens het
wissen de contactschakelaar in de
stand OFF zet. De ruitenwissers
gaan weer werken wanneer u de
contactschakelaar in de stand ON
zet.
LET OP!
Zet de ruitenwissers uit wanneer
u door een automatische was-
straat gaat. De ruitenwissers kun-
nen beschadigd raken wanneer u
ze niet uitschakelt.
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als die verhindert dat de
wisserbladen terugkeren naar de
beginstand. Wanneer u de ruiten-
wissers uitschakelt en de wisser-
bladen niet kunnen terugkeren
naar de beginstand, kan de rui-
tenwissermotor beschadigd ra-
ken.
Bedieningshendel ruitenwissers/- sproeier
Wissnelheid wijzigen
110
dagteller om dit bericht tijdelijk uit te
schakelen. Om de indicator voor olie-
verversing (na periodiek onderhoud)
te resetten, volgt u de volgende stap-
pen:1. Zet de contactschakelaar in de
stand ON/RUN (maar start de mo-
tor niet).
2. Trap binnen 10 seconden drie
keer langzaam het gaspedaal volle-
dig in.
3. Zet de contactschakelaar in de
stand LOCK.
OPMERKING: Als het indicatie-
bericht wordt weergegeven wan-
neer u de motor start, is de indica-
tor voor olieverversing niet
gereset. Herhaal deze procedure
indien nodig. 4. Voor auto's met elektronisch
voertuiginformatiecentrum
(EVIC): raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)" voor meer infor-
matie hierover. 15. Controlelampje cruisecontrol
Dit lampje geeft aan dat de
cruisecontrol is ingeschakeld.
16. Resetknop kilometerteller/
dagteller
Dagkilometerteller
Druk deze knop kort in om te schake-
len van kilometerteller naar "Trip A".
Druk de knop een tweede maal kort in
om te schakelen naar "Trip B". Druk
de knop een derde maal kort in om
terug te gaan naar de kilometerteller.
Om de dagteller te resetten, laat u
eerst de dagteller weergeven die moet
worden gereset, "Trip A" of "Trip B".
Druk vervolgens de knop ongeveer 2
seconden in tot het 0 km wordt weer-
gegeven op het scherm. De kilometer-
teller moet in de dagtellermodus staan
om de dagteller te kunnen resetten.
17. Controlelampje elektronisch
gaspedaal (ETC)
Dit lampje wijst u op een
probleem met het elektroni-
sche gaspedaal (ETC). Als er een probleem wordt gedetecteerd,
gaat het lampje branden wanneer de
motor draait. Hoewel u, wanneer dit
lampje blijft branden, meestal nog
met de auto kunt rijden en niet ge-
sleept hoeft te worden, dient u toch zo
spoedig mogelijk uw erkende dealer te
bezoeken voor service.
Als het lampje bij draaiende motor
knippert, levert de motor mogelijk
minder vermogen, draait hij met een
verhoogd/onregelmatig stationair
toerental, moet meer kracht op het
rempedaal worden uitgeoefend en
moet uw auto mogelijk worden ge-
sleept. Raadpleeg dan onmiddellijk
uw dealer.
Het lampje gaat branden wanneer het
contact voor de eerste keer wordt in-
geschakeld en blijft ongeveer 15 se-
conden branden voor de gloeilamp-
controle. Dat is normaal. Als het
lampje niet gaat branden tijdens het
starten, moet u het systeem laten con-
troleren door een erkende dealer.
127
wanneer de auto wordt gestart. Als
het storingslampje brandt, is het mo-
gelijk dat lage bandenspanning niet
wordt gedetecteerd of gemeld. Storin-
gen van het bandenspanningscontro-
lesysteem kunnen optreden om ver-
schillende redenen, waaronder de
installatie van vervangende of alter-
natieve banden of wielen. Controleer
altijd het controlelampje voor storin-
gen van het bandenspanningscontro-
lesysteem nadat een of meer banden
of wielen van het voertuig zijn vervan-
gen om er zeker van te zijn dat de
vervangende of alternatieve banden
en wielen de juiste werking van het
bandenspanningscontrolesysteem
niet verhinderen.
LET OP!
Het bandenspanningscontrolesys-
teem is geoptimaliseerd voor de ori-
ginele banden en wielen. De ban-
denspanning en waarschuwing van
het bandenspanningscontrolesys-
teem zijn ingesteld voor de banden-
maat van uw auto. Het gebruik van
vervangende onderdelen met een
andere maat of van een ander of
type kan leiden tot een ongewenste
werking van het systeem of schade
aan de sensoren. Door het gebruik
van niet-originele wielen kunnen de
sensoren beschadigd raken. Ge-
bruik geen bandenafdichtingsmid-
delen uit blik of balansgewichten
als de auto is uitgerust met een ban-
denspanningscontrolesysteem, om-
dat dit schade aan de sensoren kan
veroorzaken.26. Storingslampje
Het storingslampje maakt
deel uit van het boorddiagno-
sesysteem (OBD) dat regel-
systemen voor emissie, de motor en de
automatische versnellingsbak contro-
leert. Het lampje gaat branden als de
contactschakelaar in de stand ON/
RUN wordt gezet, voordat de motor
start. Als het lampje niet gaat branden
wanneer u de contactschakelaar van
LOCK naar ON/RUN draait, laat uw
auto dan direct controleren op storin-
gen.
Door sommige omstandigheden, zoals
een losse of afwezige tankdop, slechte
brandstofkwaliteit e.d., kan na het
starten van de motor het lampje gaan
branden. Als het lampje blijft bran-
den tijdens enkele normale ritten, is
onderhoud van uw auto noodzakelijk.
In de meeste gevallen kan dan nor-
maal met de auto worden gereden en
is slepen niet noodzakelijk.
130