WEGWIJS IN UW AUTO151
1
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van de
auto en binnen de aftersales-service worden gemonteerd, moe-
ten voorzien zijn van het merkteken:
FIATS.p.A. autoriseert de montage van zendontvangstappara-
tuur op voorwaarde dat de montagewerkzaamheden op de juis-
te wijze bij een gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd, waar-
bij de aanwijzingen van de fabrikant in acht moeten worden ge-
nomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de kenmer-
ken van de auto worden gewijzigd, kan het kentekenbewijs wor-
den ingenomen door de bevoegde instanties en eventueel de ga-
rantie komen te vervallen bij defecten die veroorzaakt zijn door
de bovengenoemde modificatie of op defecten die direct of in-
direct daarvan het gevolg zijn.
FIATS.p.A. is op geen enkele
wijze aansprakelijk voor schade die het gevolg is van de instal-
latie van accessoires die niet door
FIATS.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en die niet conform de geleverde instructies zijn geïn-
stalleerd.RADIOZENDAPPARATUUR EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en dergelijke)
mogen alleen in de auto worden gebruikt met een aparte antenne
aan de buitenkant van de auto.
BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de auto
(zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn voor de ge-
zondheid van de inzittenden, maar kan ook storingen in de elek-
trische systemen van de auto veroorzaken. Hierdoor wordt de vei-
ligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzienlijk be-
perkt door de isolerende eigenschappen van de carrosserie. Houdt
u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM, GPRS, UMTS)
met het officiële EU-keurmerk, strikt aan de instructies die door
de fabrikant van de mobiele telefoon zijn bijgeleverd.
158VEILIGHEID
GORDELSPANNERS
Voor een nog effectievere bescherming zijn de veiligheidsgordels
van de auto voorzien van gordelspanners. Dit systeem trekt bij
een heftige botsing de gordel enige centimeters aan. Op deze wij-
ze worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden en
wordt de voorwaartse beweging beperkt. Het blokkeren van de
veiligheidsgordel geeft aan dat de gordelspanner in werking is
geweest; de gordel wordt niet meer opgerold, ook niet als hij
wordt begeleid.
Deze auto is bovendien uitgerust met een tweede gordelspan-
ner (ter hoogte van de dorpel). Een ingekorte metalen kabel geeft
aan dat het systeem in werking is getreden.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de gor-
delspanner moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat
hij goed aansluit op borst en bekken.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een beetje rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brand.
De gordelspanner behoeft geen enkel onderhoud of smering. El-
ke verandering van de oorspronkelijke staat zal de doelmatig-
heid verminderen. Als de gordelspanner door extreme natuur-
lijke omstandigheden (bijv. overstromingen en vloedgolven) met
water en modder in contact is geweest, dan moet de spanner wor-
den vervangen.
De gordelspanner werkt slechts eenmaal. Als de
gordelspanners hebben gewerkt, moet u zich tot
het Lancia Servicenetwerk wenden om ze te
laten vervangen. De geldigheid van het systeem staat
vermeld op een plaatje dat zich op de portierstijl
bevindt: laat voor het verstrijken van deze termijn het
systeem door het Lancia Servicenetwerk vervangen.
Werkzaamheden waarbij stoten, sterke trillin-
gen of verhitting (maximaal 100 °C gedurende
ten hoogste 6 uur) optreden, kunnen de gordel-
spanners beschadigen of activeren: bij die omstandig-
heden horen niet trillingen die voortgebracht worden
door een slecht wegdek of door contacten met kleine
obstakels zoals trottoirbanden. Wendt u altijd tot het
Lancia Servicenetwerk.
TREKKRACHTBEGRENZERS
Om de veiligheid bij een ongeval te vergroten, zijn de oprol-
automaten van de gordels voorzien van trekkrachtbegrenzers die
tijdens een frontale aanrijding de piekbelasting op de borst en
schouders beperken.
VEILIGHEID159
2
ALGEMENE OPMERKINGEN OVER HET GEBRUIK
VAN VEILIGHEIDSGORDELS
De bestuurder is verplicht zich te houden aan de wettelijke voor-
schriften met betrekking tot het verplichte gebruik van de vei-
ligheidsgordels (en de inzittenden erop attent te maken). Leg de
veiligheidsgordel altijd om voordat u vertrekt.
Ook zwangere vrouwen moeten een gordel dragen: ook voor hen
(zowel voor de aanstaande moeder als het kind) is de kans op let-
sel bij een ernstig ongeval kleiner als ze een gordel dragen. Ui-
teraard moeten zwangere vrouwen het onderste deel van de gor-
del meer naar beneden omleggen, zodat de gordel over het bek-
ken en onder de buik langs loopt (zoals is aangegeven in fig. 3).
fig. 3
L0E0063m
Voor maximale veiligheid moet u de rugleuning
rechtop zetten, tegen de leuning aan gaan zitten
en de gordel goed laten aansluiten op borst en
bekken. Draag altijd veiligheidsgordels zowel voor als
achter in de auto! Rijden zonder omgelegde veiligheids-
gordels vergroot het risico op ernstig letsel of dodelijke
afloop bij een ongeval.
Het is streng verboden onderdelen van de veiligheids-
gordels of gordelspanners te demonteren of open te
maken. Werkzaamheden aan de veiligheidsgordels en
gordelspanners moeten worden uitgevoerd door gekwa-
lificeerd personeel. Wendt u altijd tot het Lancia
Servicenetwerk.
VEILIGHEID173
2
BELANGRIJK De frontairbags en/of zij-airbags kunnen worden
geactiveerd bij krachtige stoten aan de onderzijde van de car-
rosserie, bijvoorbeeld bij zware botsingen tegen drempels of
stoepranden of obstakels op het wegdek of als de auto terecht
komt in grote gaten of verzakkingen in het wegdek.
BELANGRIJK Als de airbag in werking treedt, komt er een klei-
ne hoeveelheid poederachtige rook vrij. Deze poederachige rook
is niet schadelijk en duidt niet op brand; bovendien kan het op-
pervlak van het opgeblazen kussen en het interieur van de au-
to bedekt zijn met een laagje poeder: dit poeder kan de huid en
de ogen irriteren. Als u hiermee in aanraking bent gekomen, moet
u zich met neutrale zeep en water wassen. De geldigheidsduur
van de pyrotechnische lading en die van het spiraalmechanis-
me zijn vermeld op het betreffende plaatje op het bestuurder-
sportier. Laat voor het verstrijken van deze termijn het systeem
door het Lancia Servicenetwerk vervangen.BELANGRIJK Het in werking treden van de gordelspanners, de
frontairbags en de zij-airbags wordt door de elektronische rege-
leenheid bepaald, afhankelijk van het type ongeval. Als een van de-
ze onderdelen niet in werking treedt, dan duidt dat niet op een sto-
ring in het systeem.
Steun niet met het hoofd, de armen of de ellebo-
gen tegen het portier, de ruiten of in het gebied
van de headbag om verwondingen tijdens het
opblazen te voorkomen. Steek nooit het hoofd, de armen
of de ellebogen uit het raam.
BELANGRIJK Na een ongeval waarbij een of meerdere airbags
zijn geactiveerd, dient u contact op te nemen met het Lancia Ser-
vicenetwerk om de geactiveerde airbags te laten vervangen en
de werking van het systeem te laten controleren.
Alle controlewerkzaamheden, reparaties en de vervanging van
de airbag moeten door het Lancia Servicenetwerk worden uit-
gevoerd. Aan het einde van de lange levensduur van uw auto,
moet u contact opnemen met het Lancia Servicenetwerk om
het systeem buiten werking te laten stellen. Bovendien moet bij
verkoop van de auto de nieuwe eigenaar op de hoogte gesteld
worden van het gebruik en de instructies, en moet hij het in-
structieboekje ontvangen.
174VEILIGHEID
Reis niet met voorwerpen op schoot of voor de
borst en houd vooral geen pijp, potlood enz. in de
mond. Bij een ongeval waarbij de airbag in wer-
king treedt, kan dit ernstig letsel veroorzaken.
Rijd altijd met beide handen op de stuurwiel-
rand, zodat bij het in werking treden van de air-
bag, het systeem niet wordt gehinderd door
obstakels die ernstig letsel kunnen veroorzaken. Rijd
niet met voorover gebogen lichaam maar ga goed recht-
op zitten en steun tegen de rugleuning.
Laat bij diefstal of een poging tot diefstal, bij
beschadiging of als de auto bij een overstroming
onder water is geweest, het airbagsysteem door
het Lancia Servicenetwerk controleren.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Als u de contactsleutel in stand MAR draait en het
lampje¬gaat niet branden of blijft branden tij-
dens het rijden, dan is er mogelijk een storing in
de veiligheidssystemen; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd worden bij een ongeval
of, in een zeer beperkt aantal gevallen, niet op de juiste
wijze geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient u
contact op te nemen met het Lancia Servicenetwerk om
het systeem direct te laten controleren.
Bedek de rugleuning van de voorstoelen niet met hoezen
of kleden bij aanwezigheid van sidebags.
STARTEN EN RIJDEN179
3
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start. Als met
de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yop het instru-
mentenpaneel samen met het lampje Ublijft branden, raden
wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien en vervolgens weer
in stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer
het dan met de andere geleverde sleutels.
Als de motor nog niet aanslaat, wendt u dan tot het Lancia Ser-
vicenetwerk.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍draai de contactsleutel in stand MAR; op het instrumenten-
paneel gaan de controlelampjes
men
Ybranden;
❍wacht tot de lampjes
Yen
mgedoofd zijn. Hoe warmer
de motor, hoe sneller de lampjes doven;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gaspedaal in
te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het lamp-
je
mgedoofd is. Als u te lang wacht, zijn de voorgloei-
bougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.BELANGRIJK Bij een koude motor mag het gaspedaal niet wor-
den ingetrapt als u de contactsleutel in stand AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de sleutel
terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start. Als met de
contactsleutel in stand MAR het lampje
Yblijft branden, ra-
den wij u aan de sleutel in stand STOP te draaien en vervolgens
weer in stand MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, pro-
beer het dan met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog
niet aanslaat, wendt u dan tot het Lancia Servicenetwerk.
Als het lampje
mgedurende 60 seconden gaat
knipperen na het starten of tijdens een langduri-
ge startpoging, dan duidt dat op een storing in
het voorgloeisysteem. Als de motor aanslaat, kunt u de
auto op de gewone manier gebruiken, maar wendt u zo
snel mogelijk tot het Lancia Servicenetwerk.
STARTEN EN RIJDEN181
3
HANDREM
De handrem bevindt zich tussen de voorstoelen.
Om de handrem in te schakelen, moet u de hendel omhoog trek-
ken zodat de auto blokkeert.
De auto moet geblokkeerd zijn als de handrem
enkele tanden is aangetrokken. Als dit niet het
geval is, laat dan het Lancia Servicenetwerk de
handrem afstellen.
Als de handrem is aangetrokken en de contactsleutel in stand
MAR staat, gaat op het instrumentenpaneel het waarschu-
wingslampje
xbranden.
Handrem uitschakelen:
❍trek de hendel iets omhoog en druk op de ontgrendelknop
A-fig. 1;
❍houd de knop A ingedrukt en laat de hendel zakken. Het
lampje
xop het instrumentenpaneel dooft.
Om onverwachte bewegingen van de auto te voorkomen, moet
bij het bedienen van de handrem het rempedaal worden inge-
trapt.PARKEREN
Ga als volgt te werk:
❍zet de motor uit en trek de handrem aan;
❍schakel een versnelling in (de 1e als de weg omhoog loopt,
de achteruit als de weg omlaag loopt) en zet de voorwielen
iets uitgestuurd.
Als de auto op een steile helling staat, blokkeer de wielen dan
met stenen of wiggen.
Laat de contactsleutel nooit in stand MAR staan omdat hierdoor
de accu ontlaadt en neem bovendien de sleutel altijd uit het con-
tactslot als u de auto verlaat.
Laat kinderen nooit alleen achter in de auto. Neem de sleutel al-
tijd uit het contactslot als u de auto verlaat en neem de sleutel
mee.
fig. 1
L0E0072m
186STARTEN EN RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de maxi-
mum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid van de au-
to (met een marge van 5%), dan dient u in het interieur van de
auto een voor de bestuurder duidelijk zichtbaar waarschu-
wingsplaatje te plaatsen met de maximum toegestane snelheid
wanneer met die winterbanden wordt gereden (overeenkomstig
de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en remmen
en voor een betere bestuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet om.
Bij winterbanden met de indicatie “Q” mag niet
sneller worden gereden dan 160 km/h; echter de
lokaal geldende wettelijke snelheidsbeperkingen
moeten altijd worden gerespecteerd.
WINTERBANDEN
Gebruik winterbanden die dezelfde maat hebben als de stan-
daard geleverde banden.
Het Lancia Servicenetwerk kan u adviseren welke band het meest
geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
Houdt u voor de bandenmaat, de bandenspanning en het type
winterbanden exact aan de gegevens die staan vermeld in de pa-
ragraaf “Wielen” in het hoofdstuk “6”. De specifieke eigenschap-
pen van winterbanden verminderen aanzienlijk als de profieldiepte
minder is dan 4 mm. In dat geval is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de pres-
taties onder niet-winterse omstandigheden of wanneer er lange af-
standen op de snelweg worden gereden, minder dan die van de
standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik van winter-
banden tot die omstandigheden waarvoor ze zijn goedgekeurd.