Bandenspanningslampje
Waarschuwingen van het
bandenspanningscontrolesysteemAls de spanning in een of meer banden te laag is,
gaat in de instrumentengroep het waarschu-
wingslampje voor lage bandenspanning branden en
klinkt er een geluidssignaal. Verder geeft het Elektro-
nisch Voertuiginformatiecentrum (EVIC) een grafiek
weer waarop de bandenspanning van elke band wordt
afgebeeld en eventuele lage bandenspanning knippert.
Als dit gebeurt, dient u direct te stoppen en de banden
met te lage spanning (knipperend op het EVIC-scherm)
op de spanning te brengen die in de bandenspannings-
tabel staat vermeld. Het systeem wordt automatisch
bijgewerkt, het knipperen van de te lage waarden in de
grafiek op het EVIC-display stopt en het waarschu-
wingslampje dooft zodra het systeem de juiste banden-
spanning registreert. Het is mogelijk dat u eerst onge-
veer 20 minuten met een snelheid boven de 25 km/u
moet rijden, voordat het bandenspanningscontrolesys-
teem deze informatie ontvangt.
Waarschuwing
bandenspanningscontrolesysteem controleren
Als een fout in het systeem wordt ontdekt gaat het
Waarschuwingslampje voor het meten van banden-
spanning 75 seconden lang knipperen en blijft daarna branden. Bij een systeemstoring wordt ook een ge-
luidssignaal weergegeven. Verder verschijnt er op het
EVIC drie seconden lang het bericht "CHECK TPM
SYSTEM" (BANDENSPANNINGSCONTROLESYS-
TEEM CONTROLEREN) en daarna worden er streep-
jes (- -) weergegeven in plaats van de bandenspanning
om aan te geven welke sensor niet meer opneemt.
Als het contact wordt uitgeschakeld en vervolgens
weer ingeschakeld, zal deze reeks worden herhaald
wanneer de systeemstoring zich nog steeds voordoet.
Als de storing in het systeem is opgeheven, stopt het
waarschuwingslampje met knipperen, verdwijnt het be-
richt "CHECK TPM SYSTEM" (BANDENSPAN-
NINGSCONTROLESYSTEEM CONTROLEREN) van
het EVIC-display en verschijnt er een spanningwaarde
in plaats van de twee streepjes. Een systeemstoring kan
de volgende oorzaken hebben:
1. Storing door elektronische apparatuur of als men
langs installaties rijdt die dezelfde radiofrequenties
afgeven als de bandenspanningssensoren.
2. Installatie van een bepaalde kleur ramen die men later aanbrengt waardoor de radiogolfsignalen wor-
den beïnvloed.
3. Veel sneeuw of ijs aan de wielen of in de wielkasten.
4. Het gebruik van sneeuwkettingen.
145UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PARKSENSE® PARKEERSENSOREN
ACHTER (voor bepaalde
uitvoeringen/landen)
ParkSense
®parkeersensoren achter zorgt voor zicht-
bare en hoorbare aanwijzingen m.b.t. de afstand tussen
de achterzijde van de auto en een gedetecteerd obsta-
kel bij het achteruitrijden, bijv. tijdens een parkeerma-
noeuvre. Raadpleeg "Voorzorgsmaatregelen bij gebruik
van het ParkSense
®" voor de beperkingen van dit
systeem en adviezen.
Wanneer u de contactschakelaar in de stand ON/RUN
zet, wordt door ParkSense
®automatisch de systeem-
status (ingeschakeld of uitgeschakeld) hersteld die ac-
tief was voordat het contact werd uitgeschakeld.
ParkSense
®kan uitsluitend worden geactiveerd wan-
neer de schakelhendel in de stand REVERSE staat.
Wanneer ParkSense
®bij deze stand van de schakel-
hendel wordt ingeschakeld, blijft het systeem actief
totdat de rijsnelheid is toegenomen tot ongeveer
11 km/u of hoger. Het systeem wordt weer actief als de
rijsnelheid is gedaald tot minder dan ongeveer 9 km/u. PARKSENSE
®SENSOREN
De vier ParkSense®sensoren die zich in achterkant/
achterbumper bevinden, bewaken het gebied achter de
auto dat binnen het zichtveld van de sensoren valt. De
sensoren kunnen obstakels detecteren tot een afstand
van ongeveer 30 tot 200 cm van de achterkant/
achterbumper in horizontale richting, afhankelijk van
de plaats, het type en de stand van het obstakel.
PARKSENSE
®WAARSCHUWINGSSCHERM
Het ParkSense®
waarschuwingsscherm wordt alleen
weergegeven als Sound and Display (beeld en geluid) is
geselecteerd met het Uconnect Touch™ systeem.
Raadpleeg “Uconnect Touch™ instellingen” voor meer
informatie.
Het ParkSense
®waarschuwingsscherm bevindt zich in
het elektronische voertuiginformatiecentrum (EVIC).
Het zorgt voor visuele waarschuwingen om de afstand
tussen de achterzijde - bumper en het gedetecteerde
obstakel weer te geven. Raadpleeg "Instellingen Elek-
tronisch voertuiginformatiecentrum (EVIC)" voor
meer informatie.
148
UW AUTO VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Het systeem geeft een gedetecteerd obstakel aan met
drie boogjes en laat gedurende een halve seconde een
toon horen. Als de auto het object nadert, zal het
EVIC-display minder bogen laten zien en de geluids-
toon zal veranderen van langzaam naar snel tot onon-
derbroken.(afb. 103) (afb. 104) (afb. 105)(afb. 103)
Langzame toon
(afb. 104) Snelle toon(afb. 105)
Continue toon
150
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
De auto is dichtbij het obstakel als het EVIC-display
een knipperende boog laat zien en een ononderbroken
toon laat horen. De volgende tabel illustreert de wer-king van het waarschuwingssysteem wanneer een ob-
stakel wordt gedetecteerd:
WAARSCHUWINGEN
Afstand achter (cm) Groter dan
200 cm 200-100 cm 100-65 cm 65-30 cm Kleiner dan
30 cm
Geluidssignaal Geen Eerste 1/2
tweede toon Langzaam
SnelContinu
Boogjes Geen 3 brandend
(continu) 3 langzaam
knipperend 2 langzaam
knipperend 1 langzaam
knipperend
151
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
PARKSENSE
®IN- EN UITSCHAKELEN
ParkSense
®kan met het Uconnect Touch™ systeem
worden in- en uitgeschakeld. De beschikbare keuzemo-
gelijkheden zijn: OFF (uit), Sound Only (alleen geluid)
of Sound and Display (beeld en geluid). Raadpleeg
“Uconnect Touch™ instellingen” voor meer informa-
tie.
Wanneer de schermtoets ParkSense
®wordt gekozen
om het systeem uit te schakelen, verschijnt op het
EVIC gedurende vijf seconden het bericht "PARK AS-
SIST SYSTEM OFF" (parkeerhulpsysteem uit).. Raad-
pleeg het hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatie-
centrum (EVIC)" voor meer informatie hierover. Als de
schakelhendel in de stand REVERSE (achteruit) wordt
gezet en het systeem is uitgeschakeld, verschijnt op het
EVIC het bericht "PARK ASSIST OFF" (parkeerhulp
uitgeschakeld) zolang de schakelhendel in REVERSE
(achteruit) staat bij een rijsnelheid van 11 km/u of lager.
ONDERHOUD VAN PARKSENSE®
PARKEERHULPSYSTEEM
Wanneer de ParkSense
®parkeersensoren achter niet
correct werken, geeft het elektronische voertuiginfor-
matiecentrum (EVIC) eenmaal per contactcyclus een
geluidssignaal weer en verschijnt op de display het
bericht "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersensoren rei-
nigen), "SERVICE PARK ASSIST" (parkeersensoren re-
pareren) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (onder- houd parkeerhulp noodzakelijk). Raadpleeg het
hoofdstuk "Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)" voor meer informatie hierover. Wanneer de
schakelhendel in de stand REVERSE wordt gezet en het
systeem een storing heeft gedetecteerd, geeft het
EVIC het bericht "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersen-
soren reinigen) of "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM"
(onderhoud parkeerhulp noodzakelijk) weer zolang de
schakelhendel in de stand REVERSE staat. In een der-
gelijk geval werkt ParkSense
®niet.
Als de melding "CLEAN PARK ASSIST" (parkeersenso-
ren reinigen) wordt weergegeven in het elektronische
voertuiginformatiecentrum (EVIC), moet u ervoor zor-
gen dat het buitenoppervlak en de onderkant van het
achterpaneel/de achterbumper vrij is van sneeuw, ijs,
modder, vuil of andere obstakels en vervolgens het
contact uit- en weer inschakelen. Als het bericht nog
steeds wordt weergegeven, breng dan een bezoek aan
uw erkende dealer.
Als het bericht "SERVICE PARK ASSIST SYSTEM" (on-
derhoud parkeerhulp noodzakelijk) in het EVIC wordt
weergegeven, breng dan een bezoek aan uw erkende
dealer.
PARKSENSE
®SYSTEEM REINIGEN
Reinig de ParkSense
®
sensoren met water, een
schoonmaakmiddel voor auto's en een zachte doek.
Gebruik geen ruwe of harde doeken. Maak de sensoren
152
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Knop
voor de
afstands-
bediening Standaard schermen
Menuschermen
AM/FM/
MW/LW SAT–
Audio HDD–
HardDisc
Drive DISC/
DVD AUX/AUX1/AUX2
Menu
voormo-
dusse- lectie Instel-
len
scherm
Terug Niet be-
schikbaar Niet
beschik-
baar Niet
be-
schik-
baar Niet
be-
schik-
baar Audio:
Niet beschik-
baar Niet be-
schikbaar Terug
naar
stan-
daard-
scherm Terug
naar
stan-
daard-
scherm
Video
afspe- len: Niet beschik-
baar
Video- menu: Vorig menu
Setup Niet be-
schikbaar Niet
beschik-
baar Menu
Dis-play
Set-
tings
(scher- min-
stellin- gen)
tonen/
ver-
bergen Niet
be-
schik-
baar Audio:
Niet beschik-
baar Audio-
:Niet be-
schikbaar Niet
beschik-
baar Terug
naar
stan-
daard-
scherm
Video
afspe- len: Instellingen
tonen/
verbergen Video:
menu
Display
Settings (scher-
minstel- lingen)
tonen/
verber- gen
163
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
modus weergegeven wanneer de eerste keer op de
knop MODE van de afstandsbediening wordt gedrukt.
Menu met numeriek toetsenbord
(afb. 113)
Als op het scherm voor kanaal 1 of 2 een knop voor
directe actie wordt getoond, kunt u op de ENTER-
toets van de afstandsbediening drukken om een menu
met een numeriek toetsenbord te openen. In dit
scherm kunt u eenvoudig een bepaalde radiofrequen-
tie, satellietzender of nummer invoeren. Het gewenste
cijfer invoeren:
1. Druk op de navigatietoetsen (▴,▾,▸,◂) van de
afstandsbediening naar het gewenste cijfer te stu-
ren. 2. Als het cijfer wordt gemarkeerd, drukt u op de
ENTER-toets van de afstandsbediening om het cij-
fer te selecteren. Herhaal deze stappen tot u alle
cijfers heeft ingevoerd.
3. Om het laatste cijfer te wissen navigeert u naar de toets Del (wistoets) en drukt u op de ENTER-toets
van de afstandsbediening.
4. Nadat alle cijfers zijn ingevoerd, navigeert u naar de toets Go en drukt u op de ENTER-toets van de
afstandsbediening.
Menu voor disks
Bij het beluisteren van cd's of databestanden op cd
verschijnt er een lijst met alle opdrachten die betrek-
king hebben op het afspelen van de cd wanneer u op de
toets MENU van de afstandsbediening drukt. Met de
verschillende opties kunt u het scannen of in willekeu-
rige volgorde afspelen van de cd aan- of uitzetten.
Beeldinstellingen
(afb. 114)
Wanneer u een videobron (dvd-video met disk in
afspeelmodus, Aux-video, enz.) bekijkt, activeert u het
menu Display Settings (Beeldinstellingen) door op de
toets SETUP van de afstandsbediening te drukken.
Deze instellingen bepalen de weergave van het beeld
op het scherm. De fabrieksinstellingen zijn bedoeld
voor optimale weergave,waardoor het onder normale(afb. 113) Menu met numeriek toetsenbord
176
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD