UW AUTO
INLEIDING
Gefeliciteerd met de keuze van uw nieuwe FIAT. U kunt
er zeker van zijn dat uw auto beschikt over alle karak-
teristieke FIAT-kenmerken: nauwkeurig vakmanschap,
exclusieve styling en hoogwaardige kwaliteit.
Voordat u met uw nieuwe auto gaat rijden, dient u deze
gebruikershandleiding en alle bijlagen aandachtig te le-
zen. Zorg ervoor dat u vertrouwd raakt met alle
bedieningselementen van de auto en besteed vooral
aandacht aan het remmen, sturen en schakelen. Leer
hoe uw auto zich gedraagt op verschillende soorten
wegen. U zult de auto beter onder de knie krijgen
naarmate u meer ervaring opdoet, maar zoals bij alle
nieuwe voertuigen is het raadzaam om voorzichtig te
beginnen. Houd u altijd aan de verkeersregels, onge-
acht waar u rijdt.
OPMERKING: Nadat u de gebruikershandlei-
ding hebt gelezen, moet deze worden bewaard
op een gemakkelijk te bereiken plaats in de
auto. Bij verkoop van de auto moet ook deze
handleiding worden overhandigd.
Als u de auto niet op de juiste wijze bedient, kunt u de
macht over het stuur verliezen of een aanrijding ver-
oorzaken. Wanneer u te snel rijdt met de auto of tijdens het
rijden onder invloed verkeert, kunt u de macht over
het stuur verliezen, een aanrijding veroorzaken, van de
weg afraken of over de kop slaan. Al deze situaties
kunnen leiden tot ernstig of zelfs dodelijk letsel. Ook
als de veiligheidsgordels niet worden gebruikt, is het
risico op (dodelijk) letsel voor de bestuurder en passa-
giers groter.
Om uw auto in optimale staat te houden, is het belang-
rijk dat u de auto na het verstrijken van de aanbevolen
intervallen bij een erkende dealer aanbiedt voor onder-
houd. Deze beschikt over gekwalificeerde medewer-
kers, het juiste speciale gereedschap en de vereiste
uitrusting om alle onderhoudstaken uit te voeren.
Zowel de fabrikant als de dealers willen dat u volkomen
tevreden bent over uw auto. Wanneer een probleem
met betrekking tot het onderhoud of de garantie niet
naar uw volle tevredenheid is opgelost, kunt u dit altijd
bespreken met het management van uw dealer.
Uw erkende dealer zal u graag helpen bij alle vragen
over uw auto.
1
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
INSTAPVERLICHTING
De interieurverlichting gaat aan wanneer u de afstands-
bediening gebruikt voor het ontgrendelen of openen
van de portieren of de achterklep.
Deze functie schakelt ook de naderingsverlichting in de
buitenspiegels in (voor bepaalde uitvoeringen/landen).
Raadpleeg "Spiegels" in "Uw auto" voor meer informa-
tie.
De interieurverlichting gaat na circa 30 seconden lang-
zaam uit of dooft onmiddellijk als het contactslot van
de stand OFF in de stand ON/RUN wordt gezet.
OPMERKING:
De interieurverlichting vooraan in de dakconsole ende portierverlichting gaat branden als de dimschake-
laar in de hoogste stand staat.
De instapverlichting werkt niet als de dimschakelaar in de laagste stand staat. RUITENWISSERS EN -SPROEIERS
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich links van de stuurkolom. (afb. 53)
De voorruitwissers worden bediend met een schake-
laar op het uiteinde van de hendel te draaien. Raadpleeg
“Functies achterruit” voor meer informatie over het
gebruik van de achterruitwisser/-sproeier.
INTERVALSTAND
Gebruik de intervalstand wanneer de weersomstandig-
heden één wisbeweging vereisen, met een variabele
pauze tussen de wisbewegingen. Draai het uiteinde van
de hendel in een van de eerste van de vijf standen om
het gewenste interval te kiezen.
(afb. 54)
(afb. 53)
Bedieningshendel ruitenwissers/-sproeier
89
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Er zijn vijf intervalstanden waarmee u het wisinterval
kunt regelen tussen het minimum van één wisbeweging
per twee seconden tot het maximum van één wisbe-
weging per 36 seconden bij rijsnelheden lager dan
16 km/u. Bij rijsnelheden hoger dan16 km/u, varieert de
vertraging van het minimum van één wisbeweging per
seconde tot het maximum van één wisbeweging per
ongeveer 18 seconden.
OPMERKING:De intervaltijd tussen wisslagen is
afhankelijk van de rijsnelheid. Als de auto langzamer
rijdt dan 16 km/u wordt de intervaltijd verdubbeld. BEDIENING VAN RUITENWISSERS
VOORRUIT
Draai het uiteinde van de hendel naar boven tot de
eerste stand voorbij de intervalstand voor langzame
wisbewegingen. Draai voor snelle wisbewegingen het
uiteinde van de hendel naar boven tot de tweede stand
voorbij de intervalstand.
(afb. 55)
OPMERKING: De ruitenwissers keren automatisch
terug naar de ruststand wanneer u tijdens het wissen
de contactschakelaar in de stand OFF zet. De ruiten-
wissers gaan weer werken wanneer u de contactscha-
kelaar in de stand ON zet.(afb. 54) Voorruitwissers bedienen
(afb. 55)Voorruitwissers bedienen
90
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Zet de ruitenwissers uit als u door een
automatische autowasstraat gaat . De
ruitenwissers kunnen beschadigd raken
als u ze niet uitschakelt .
Zet bij koud weer de ruitenwisserschakelaar
eerst in de stand OFF en laat de ruitenwissers de
ruststand terugkeren voordat u het contact afzet
(OFF). Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
ON blijft staan, vriezen de ruitenwissers aan de
voorruit vast en kan de ruitenwissermotor door-
branden wanneer de motor weer wordt gestart .
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als die
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet (OFF) en de ruitenwisserbladen kun-
nen niet terugkeren in de ruststand, kan de rui-
tenwissermoto worden beschadigd.
RUITENSPROEIERS
Druk de ruitenwisserschakelaar op het uiteinde van de
multifunctionele schakelaar tot de tweede stand in om
de ruitensproeiers in te schakelen.
Als u de ruitensproeiers inschakelt, terwijl de ruiten-
wissers in de intervalstand staan, maken de ruitenwis-
sers twee volledige, langzame wisbewegingen nadat u
de hendel hebt losgelaten en hervatten daarna het
gekozen interval. Als u de ruitensproeiers inschakelt als de ruitenwissers
zijn uitgeschakeld (OFF), maken deze twee of drie
wisbewegingen en schakelen weer uit (OFF).
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zi
cht door de voorruit kan tot aanrijdin-
gen leiden. Mogelijk ziet u andere voertuigen of
obstakels over het hoofd. Voorkom plotselinge
ijsvorming op de voorruit door de voorruit eerst
te verwarmen met de ontdooi-inrichting voordat
u de ruitensproeier gebruikt .
MIST-FUNCTIE
Druk de ruitensproeierschakelaar op het uiteinde van
de multifunctionele schakelaar tot de eerste stand in
om de ruitenwissers een wisbeweging te laten maken
en de ruit schoon te vegen. De wisbewegingen stoppen
pas als u de hendel loslaat.
OPMERKING: De MIST-functie schakelt de sproei-
erpomp niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wisfunctie moet
worden gebruikt om ruitensproeiervloeistof op de
voorruit te sproeien.
91
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
KOPLAMPSPROEIERS (voor
bepaalde uitvoeringen/landen)
De koplampsproeiers zijn verzonken in de bovenkant
van het spatbord, in het midden onder de koplamp.
Met de bedieningshendel voor de ruitenwissers/
sproeiers bedient u de koplampsproeiers als de con-
tactschakelaar in de stand ON staat en de koplampen
zijn ingeschakeld. De hendel bevindt zich aan de linker-
zijde van de stuurkolom.
Druk de koplampsproeierschakelaar op het uiteinde
van de multifunctionele schakelaar tot de tweede stand
in om de koplampsproeiers in te schakelen, en laat hem
los. Hierbij sproeien de twee stationaire sproeiers van
de koplampen een krachtige straal reinigingsvloeistof
op de koplampen. Ook de ruitensproeiers treden in
werking en de ruitenwissers maken een wisbeweging.
OPMERKING:Nadat de contactschakelaar in de
stand ON is gezet en de koplampen zijn ingeschakeld,
treden de koplampsproeiers bij de eerste straal van de
ruitensproeiers in werking en vervolgens bij elke elfde
straal. ACHTERRUITFUNCTIE
SCHAKELAAR ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich rechts op de stuurkolom.
(afb. 56)
Draai de schakelaar in de eerste stand naar
boven om de achterruitwisser in te schakelen.
OPMERKING: De achterruitwisser werkt uitslui-
tend in de intervalstand.
(afb. 56) Achterruitwisser/-sproeier
92
UW AUTO
VEILIGHEID
S
TARTEN EN RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Handgeschakelde versnellingsbak
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Als u een auto met handgeschakelde versnellingsbak
gebruikt voor het trekken van een aanhangwagen,
moet u altijd in de EERSTE versnelling wegrijden om te
voorkomen dat de koppeling gaat slippen.
Automatische versnellingsbak
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
U kunt de stand DRIVE gebruiken bij het trekken van
een aanhanger. Als in deze stand echter vaak moet
worden geschakeld, gebruikt dan het AutoStick
®scha-
kelsysteem om terug te schakelen naar een lagere
versnelling.
OPMERKING: Het kiezen van een lagere versnel-
ling bij gebruik van de auto onder zware belasting zal de
prestaties verbeteren en de levensduur van de trans-
missie verlengen, doordat overmatig schakelen en het
opbouwen van hitte worden beperkt. Hierdoor zal ook
de motorremwerking worden verbeterd.
Indien u REGELMATIG met een aanhanger rijdt gedu-
rende langer dan 45 minuten, ververs dan de transmis-
sievloeistof en vervang het filter van de automatische
versnellingsbak zoals voorgeschreven voor politieau-
to's, taxi's, bedrijfswagens of frequent rijden met een
aanhanger. Raadpleeg het "Onderhoudsschema" voor
de juiste onderhoudsintervallen. OPMERKING:
Controleer voordat u met een aan-
hangwagen de weg op gaat, eerst het transmissievloei-
stofpeil (alleen bij versnellingsbak met vier versnellin-
gen). Voor de versnellingsbak met zes versnellingen
hoeft u het transmissievloeistofpeil niet te controleren
voordat u met een aanhangwagen de weg op gaat. Als u
echter merkt dat er vloeistoflekkage of een storing in
de versnellingsbak optreedt, roep dan onmiddellijk
hulp in van uw erkende dealerbedrijf.
Cruisecontrol
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
Gebruik de cruisecontrol niet in heuvelachtig terrein of met een zware belading.
Als de rijsnelheid bij gebruik van de cruisecontrol afneemt met meer dan 16 km/u, schakel het systeem
dan uit totdat u weer de kruissnelheid kunt aanhou-
den.
Gebruik de cruisecontrol in vlak terrein en bij lichte belading om de brandstofzuinigheid te verbeteren.
AutoStick
®
(voor bepaalde uitvoeringen/landen)
– Selecteer bij het gebruik van het AutoStick
®scha-
kelsysteem de hoogste versnelling die voldoende
vermogen oplevert en waarmee veelvuldig terug-
schakelen wordt voorkomen. Selecteer bijvoorbeeld
257
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
SERVICE EN ONDERHOUD
ONDERHOUDSSCHEMA
ONDERHOUDSSCHEMA —
BENZINEMOTOR
De geplande onderhoudsbeurten in deze handleiding
moeten op de aangeduide tijdstippen of kilometerstan-
den worden uitgevoerd om uw garantie te behouden
en optimale betrouwbaarheid en prestaties van de auto
te garanderen. Bij veeleisend gebruik, bijvoorbeeld
door het rijden in stoffige omgevingen of veel korte
ritten, is mogelijk meer onderhoud vereist. Laat ook
telkens inspectie en onderhoud uitvoeren wanneer u
een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u eraan dat
uw auto een onderhoudsbeurt nodig heeft.
Op auto's met elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC) wordt het bericht "Oil Change Required"
weergegeven op het EVIC en er klinkt een geluidssig-
naal om aan te geven dat de olie ververst moet worden. OPMERKING:
Het systeem houdt geen rekening met de tijd
die is verstreken sinds de laatste olieverver-
sing.Ververs de olie van uw auto als de laatste
verversingsbeurt langer dan twaalf maanden
geleden is, ook wanneer het bericht voor olie-
verversing NIET wordt weergegeven.
Onder geen beding mogen de intervaltermij-
nen voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km of 12 maanden, afhankelijk van wat
eerst komt.
De erkende dealer reset de indicator voor olieverver-
sing nadat de geplande olieverversing is uitgevoerd.
Als noodzakelijk onderhoud achterwege
wordt gelaten, kan dit leiden tot schade
aan uw auto.
309
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
ONDERHOUDSSCHEMA — DIESELMOTOR
Vereiste onderhoudsintervallen
Raadpleeg de onderhoudsschema's op de volgende pagina's voor de vereiste onderhoudsintervallen.
In duizenden kilometers30 60 90 120 150 180
Maanden 24 48 72 96 120 144
Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspanning eventueel
corrigeren.
Werking verlichting controleren (koplampen, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, interieurverlichting, waarschuwingslampjes
instrumentenpaneel enz.).
Stand van wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen op slijtage
controleren.
Werking van het ruitensproeiersysteem controleren en, indien nodig, de
sproeiers afstellen.
Conditie en slijtage van de remblokken vóór controleren.
Conditie en slijtage van de remblokken achter controleren.
Conditie en visuele controle: buitenzijde carrosserie, chassisbescherming,
pijpen en slangen (uitlaat, brandstofsysteem, remsysteem), rubberdelen
(hoezen, manchetten enz.), homokinetische koppelingen, voorwielophanging,
spoorstangeinden en stofhoezen. Indien nodig vervangen.
Controleren of de grendels van de motorkap schoon zijn en controleer of de
koppelingen gesmeerd en schoon zijn.
Alle vloeistofniveaus (koelvloeistof, remvloeistof en vloeistof van de
hydraulische koppeling, ruitensproeiervloeistof, accuzuur, enz.) controleren en
zo nodig bijvullen.
313
UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDENWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENSERVICE EN
ONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD