Page 209 of 288

205
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende factor voor een
lange levensduur, de beste prestaties en een zo zuinig
mogelijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Fiat een reeks controle- en
onderhoudsbeurten samengesteld die om de 48.000 km
(afhankelijk van de motoruitvoering) moet worden
uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd onderhoud niet
volledig toereikend is om de auto in optimale staat te
houden: zowel in de beginperiode voor de servicebeurt bij
48.000 kilometer als daarna, tussen twee servicebeurten in,
moet regelmatig wat aandacht aan de auto worden
geschonken. Controleer bijvoorbeeld regelmatig de
bandenspanning en de vloeistofniveaus en vul deze laatste zo
nodig bij.BELANGRIJK De servicebeurten van het Geprogrammeerd
Onderhoud zijn door de fabrikant voorgeschreven. Het niet
uitvoeren van deze servicebeurten kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het Geprogrammeerd Onderhoud
kunnen door alle vestigingen van het Fiat Servicenetwerk
tegen vaste tarieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uitvoeren
van de diverse inspecties en controles van het
geprogrammeerd
onderhoud worden uitsluitend na toestemming van de klant
uitgevoerd.
BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele kleine defecten
onmiddellijk door het Fiat Servicenetwerk te laten verhelpen
en daarmee niet te wachten tot de volgende servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het trekken van
aanhangers, moeten er kortere intervallen worden
aangehouden voor de werkzaamheden van het
geprogrammeerd onderhoud.
Page 210 of 288

206
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●●
●●
●●●
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
x 1000 km 48 96 144 192 240
Maanden 24 48 72 96 120
Laadtoestand accu controleren en eventueel opladen
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen
Werking verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, bagageruimte, inzittendenruimte, opbergvak,
lampje instrumentenpaneel, enz.) controleren
Werking van ruitenwissers/-sproeiers controleren en zo nodig
de sproeiers afstellen
Stand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren
Slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren,
schoonmaken en mechanismen smeren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem en rubber elementen (hoezen, balgen, bussen enz.)
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen achter controleren
en de werking van remblokslijtagesensor controleren
(voor versies/markten, daar waar aanwezig)
De vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen
(koelsysteem, hydraulisch rem- koppelingssysteem, ruitensproeiers, accu enz.)
Visueel de conditie controleren van aandrijfriem(en) van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner) (uitvoeringen 130-150-180 Multijet)
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen
(uitvoeringen zonder automatische riemspanner) (▲)
De spanning controleren van aandrijfriem van hulporganen (uitvoeringen
zonder automatische riemspanner) (uitvoeringen 130-150-180 Multijet) (▲)
(
▲) Bij de eerste verversing van de motorolie, moet de spanning van de aandrijfriem van de hulporganen gecontroleerd worden.
Page 211 of 288

207
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●
●●
●
●
●● ● ● ●
●●
●● ● ● ●
x 1000 km 48 96 144 192 240
Maanden 24 48 72 96 120
De toestand van de getande distributieriem controleren
(130-150 Multijet uitvoeringen)
De toestand van de getande distributieriem controleren
(115 Multijet uitvoeringen)
De slag van de handrem controleren en zo nodig afstellen
De uitstoot van uitlaatgas/roet controleren
Motormanagementsystemen controleren (d.m.v. de diagnosestekker)
De reiniging van onderste rails zijschuifdeuren controleren bij uitvoeringen
met zijschuifdeuren (of elke 6 maanden)
Het brandstoffilterelement vervangen (dieseluitvoeringen)
De aandrijfriem(en) van hulporganen vervangen
De aandrijfriem(en) van hulporganen vervangen (uitvoeringen 115 Multijet )
De getande distributieriem vervangen (*) (uitvoeringen 130-150 Multijet)
De getande distributieriem vervangen (*) (uitvoeringen 115 Multijet)
Het luchtfilterelement vervangen (***)
De motorolie en het oliefilter vervangen (uitvoeringen met DPF) (**) ( )
De remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden)
Het pollenfilter vervangen (of elke 24 maanden)
(*) Bij veeleisende bedrijfsomstandigheden moet de distributieriem, ongeacht de kilometerstand (koud klimaat, gebruik in
stadsverkeer, langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in elk geval om de 5 jaar.
(**) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van
de auto en wordt aangegeven met een brandend lampje of een melding op het instrumentenpaneel (zie hoofdstuk
"Lampjes en meldingen") of elke 24 maanden
Als het voertuig overwegend in stadsverkeer gebruikt wordt, dan moeten de motorolie en het oliefilter elke 12 maanden
vervangen worden.
(***) Als het voertuig is voorzien van een speciale luchtfilter voor stofrijke omgevingen:
- elke 20.000 Km filter controleren en schoonmaken,
- elke 40.000 km het filter vervangen.
Page 212 of 288

ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO
Als de auto overwegend onder zware
bedrijfsomstandigheden rijdt, zoals:
❒trekken van aanhangers of caravans;
❒rijden op stoffige wegen;
❒veel korte ritten (minder dan 7-8 km) en bij
buitentemperaturen onder nul;
❒veel langdurig stationair draaiende motor of lange ritten
bij lage snelheden of als de auto lang stilstaat;
is het noodzakelijk de volgende controles vaker uit te voeren,
dan in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema staat
aangegeven:
❒remblokken voor (schijfremmen) op conditie en slijtage
controleren;
❒vergrendelmechanismen van motorkap en laadruimte op
vervuiling controleren en mechanismen smeren;
❒visueel de conditie controleren van: motor,
versnellingsbak, aandrijfassen, uitlaat, brandstof- en
remleidingen, rubber delen (stofkappen, hoezen enz.) en
rubber slangen van rem- en brandstofsysteem;
❒acculading en niveau van het elektrolyt in de accu
controleren;
❒conditie van aandrijfriemen voor hulporganen visueel
controleren;
❒motorolie en het oliefilter controleren en eventueel
vervangen;
PERIODIEKE CONTROLES
Voordat u een lange reis maakt controleren en eventueel
herstellen:
❒niveau van de motorkoelvloeistof;
❒niveau van de remvloeistof;
❒niveau van de ruitensproeiervloeistof;
❒conditie en spanning van de banden;
❒werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits,
richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten enz.);
❒werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter en
stand/slijtage wisserbladen voor/achter.
Om te garanderen dat de auto altijd efficiënt is en in goede
onderhoudsconditie verkeert wordt geadviseerd
bovenstaande werkzaamheden regelmatig uit te voeren
(indicatief is om de 1000 km en om de 3000 km een goede
norm voor wat betreft de controle en het eventueel
herstellen van het motoroliepeil).
208
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 213 of 288
NIVEAUS CONTROLEREN
209
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
fig. 216 – Uitvoeringen 115 Multijet
fig. 217 – Uitvoeringen 130 – 150 Multijet
Rook nooit tijdens
werkzaamheden in de
motorruimte: er kunnen licht
ontvlambare gassen aanwezig
zijn; brandgevaar.
ATTENTIE!
Belangrijk; tijdens het
bijvullen mogen de
vloeistoffen met
verschillende specificaties
niet gemengd worden: als de
specificaties van de vloeistoffen
verschillen, kan de auto ernstig
beschadigd worden.
1. Motorkoelvloeistof
2. Olie stuurbekrachtiging
3. Ruitensproeiervloeistof
4. Remvloeistof
5. Motorolie
F0N0530m
F0N0100m
Page 214 of 288
210
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Belangrijk; tijdens het
bijvullen mogen de
vloeistoffen met
verschillende specificaties
niet gemengd worden: als de
specificaties van de vloeistoffen
verschillen, kan de auto ernstig
beschadigd worden.
1. Motorkoelvloeistof
2. Olie stuurbekrachtiging
3. Ruitensproeiervloeistof
4. Remvloeistof
5. Motorolie
fig. 218 – Uitvoeringen 180 Multijet Power
Rook nooit tijdens
werkzaamheden in de
motorruimte: er kunnen licht
ontvlambare gassen aanwezig
zijn; brandgevaar.
ATTENTIE!
F0N0210m
Page 215 of 288
F0N0101mfig. 220 – Uitvoeringen 130-150 MultijetF0N0211mfig. 221 – Uitvoeringen 180 Multijet Power
Het verschil tussen het MIN- en MAX-merkteken komt
overeen met ongeveer 1 liter.
Als het olieniveau dicht bij of onder het MIN-merkteken
staat, moet via de olievulopening A motorolie tot aan het
MAX-merkteken worden bijgevuld.
Het olieniveau mag nooit het MAX-merkteken overschrijden. MOTOROLIE fig. 219-220-221
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke ondergrond
staat en enige minuten (circa 5) na het uitzetten van de
motor.
Het oliepeil moet altijd tussen het MIN- en MAX-merkteken
op de oliepeilstok B staan.
211
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0531mfig. 219 – Uitvoeringen 115 Multijet
Page 216 of 288

212
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
MOTOROLIEVERBRUIK
Als richtlijn geldt een maximaal motorolieverbruik van
ongeveer 400 gram per 1.000 km.
De motor van een nieuwe auto moet nog worden ingereden.
Dit betekent dat het motorolieverbruik pas na de eerste
5000 ÷ 6000 km stabiliseert.
BELANGRIJK Het motorolieverbruik hangt af van de rijstijl
en de gebruiksomstandigheden van de auto.
BELANGRIJK Na het bijvullen of het verversen van de olie,
moet u de motor enige seconden laten draaien, vervolgens
de motor uitzetten en na enige minuten het oliepeil
controleren.
Wees bij het uitvoeren van werkzaamheden
in de motorruimte extra voorzichtig als de
motor nog warm is: gevaar voor verbranding.
Onthoud dat bij een warme motor de
elektroventilateur onverwacht kan inschakelen: kans
op verwonding. Pas op als u sjaals, dassen of
loszittende kledingstukken draagt: deze kunnen door
de bewegende onderdelen worden gegrepen.
ATTENTIE!
Vul nooit olie bij met andere specificaties dan
de olie waarmee de motor is gevuld.
Afgewerkte motorolie en het vervangen
motoroliefilter bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor het milieu. Het is raadzaam om het
verversen van de olie en het vervangen van
het oliefilter door het Fiat Servicenetwerk te laten
uitvoeren. Het Fiat Servicenetwerk beschikt over de
uitrusting voor het op milieuvriendelijke wijze en
conform de wettelijke bepalingen verwerken van
afgewerkte olie en oliefilters.