73
2
Toegang tot de auto
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats alvorens uwijzigingen aan het alarmsysteem aanbrengt.
Alarm *
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende typen beveiliging:
- inbraakbeveiliging
Dit systeem houdt de portieren, achterklep en motorkap van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een por tier, de
achterklep of de motorkap probeer t te openen.
- interieurbeveiliging
Dit systeem houdt het interieur van de auto in
de gaten.
Het alarm gaat onder andere af als iemand een
ruit inslaat, het interieur binnenkomt of als iets
of iemand in het interieur beweegt.
- wegsleepbeveiliging
Dit systeem houdt de veranderingen in de
wagenhoogte in de gaten.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Zelfbeschermingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeer t de accu,
de bedieningseenheid of de kabels van de sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Vergrendelen van de auto met volledig
activeren van het alarmsysteem
Activeren
)
Zet het contact af (stand OFF als uw auto is
voorzien van het "Keyless entry and star t"-systeem). ) Ver wijder de sleutel uit het contactslot alsuw auto niet is voorzien van het "Keylessentry and start"-systeem. )
Stap uit de auto en zorg ervoor dat alle
portieren en de motorkap zijn gesloten. ) Druk op de vergrendelknop van de
afstandsbediening of op een van deknoppen van de portieren of de achterklep
als uw auto is voorzien van het "Keyless entry and start"-systeem.
Uitschakelen
Voer een van de volgende handelingen uit om het alarmsysteem uit te schakelen: )
Druk op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening of op een van de
knoppen van de portieren of de achterklep
als uw auto is voorzien van het "Keyless
entry and start"-systeem. ) Zet het contact aan (stand ON als uw auto
is voorzien van het "Keyless entry and start"-systeem). ) Open een por tier of de achterklep in deperiode dat het systeem wordt geactiveerd.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlamp
je A gaat uit.
Het alarms
ysteem wordt geactiveerd:gedurende ongeveer 20 seconden knipper t het verklikkerlampje A
snel en klinkt met
tussenpozen een geluidssignaal.
Na a
floop van deze periode van 20 secondenis het systeem actief
. Het geluidssignaal stoptfen het verklikkerlampje van de toets knippert
langzaam.
*
Volgens uitvoering.
107
4
Rijden
Starten - afzetten van de moteur met het Keyless entry and
start-systeem
Als de elektronische sleutel in de auto is, wordt elke keer dat u de " START/STOP"-knop indrukt
zonder een pedaal ingetrapt te houden
, de stand van het contact gewijzigd: )Eerste keer indrukken (stand ACC): het
verklikkerlampje van de knop brandt
oranje.
De accessoires (autoradio, 12V-aansluiting, ...) kunnen worden gebruikt. )Tweede keer indrukken (stand ON): het
ver
klikkerlampje van de knop brandt groen.
Aanzetten van het contact. )Derde keer indrukken (stand OFF): het
verklikkerlampje van de knop dooft.
Als u langdurig accessoires gebruikt met het contact in de stand 2 (ACC) , kan de accu ontladen raken. U kuntuw auto dan mogelijker wijs niet meer starten. Houd hier rekening mee.Raadpleeg de rubriek "Automatischeonderbreking van de voeding vanelektrische functies".
Stand van het contact
wi
jzigen
Neem snel contact op met hetCITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats als het verklikkerlampje van de knop oranje knippert.
)Druk op de "START/STOP"-knopen laat de knop los.
)Tr a p, t e r w ijl de elektronische sleutel zich
in het interieur van de auto bevindt, het
koppelingspedaal volledig in (auto's methandgeschakelde versnellingsbak) of trap hetrempedaal in (auto's met CVT-versnellingsbak).
Starten met de
elektronische sleutel
Auto's met handgeschakelde versnellingsbak
:
zet de versnellingshendel in de neutraalstand.
Auto's met CVT-transmissie : zet de selectiehendel in de stand P.P
108
Rijden
Bij auto's met dieselmotor wordt de motor, als deze koud is, pas na het doven van het verklikkerlampje "Voorgloeien" gestart.
Als aan een van de voorwaarden voor het starten niet wordt voldaan, wordt ter herinnering een melding op het displayvan het instrumentenpaneel weergegeven. In sommige gevallen moet het stuur wiel heen en weer worden bewogen terwijl de "START/STOP"-knop wordt ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen; u wordthier van via een melding op de hoogtegebracht.
De elektronische sleutel moet zichin de detectiezone bevinden. Laat uit
veiligheidsoverwegingen de motor nietdraaien wanneer u de detectiezone verlaat.
Afzetten met de
elektronische sleutel
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Deze melding wordt
weergegeven als het
bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact niet
in de stand "OFF" staat.
)Druk nogmaals op de " STA R T/STOP "-knop
om de stand "OFF" in te schakelen.
)Zet de auto stil.
)
Zet bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in
de neutraalstand en bij auto's met CVT-
transmissie de selectiehendel in de stand P
. P )Druk op de " START/STOP
"-knop terwijl deelektronische sleutel zich in het interieur
van de auto bevindt.
De motor wordt afgezet.
Het stuurslot wordt vergrendeld bij het openen
van een portier of bij het vergrendelen van de auto. Elke startpo
ging duur t ongeveer 15 seconden.
Als de motor niet is gestart, druk dan nogmaals
op de "START/STOP
"-knop voor een nieuwe
poging.
Het is noodzakelijk dat de elektronische sleutel zich bij het aanzetten van het contact en bij alleen het starten van de motor in de auto bevindt. Controleer, zodra de motor is gestart of de elektronische sleutel in de auto blijft tothet einde van de rit: anders kan de autoniet vergrendeld worden.
109
4
Rijden
Als de motor draait, kunt u deelektronische sleutel uit de houder Aver wijderen en het dashboardkastjesluiten.
Noodprocedure voor het starten
met de elektronische sleutel
Deze melding verschijnt
wanneer u het
bestuurdersportier opent en
de elektronische sleutel niet
ver wijderd is uit de houder A . Denk eraan dat u de elektronische sleutel meeneemt wanneer u de auto verlaat.
)
Tr a p b ij auto's met een CVT-transmissiehet rempedaal in en trap bij auto's met een handgeschakelde versnellingsbak het koppelingspedaal volledig in.
)
Druk op de "STA R T/STOP"-knop.
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als
u op de "START/STOP"-knop drukt:
)Open het dashboardkastje. )Steek de elektronische sleutel in de houder A.
Noodprocedure voor het
afzetten van de motor met
de elektronische sleutel
Bij het afzetten van de motor ingeval van nood zijn de rem- enstuurbekrachtigingsfuncties niet meer beschikbaar. Let extra goed op.
Uitsluitend in geval van noodkan de motor
direct worden afgezet. Druk hiertoe gedurendeongeveer drie seconden op de "STA R T/STOP"
-knop of druk de knop 3 keer achter elkaar in.
De motor gaat uit en de auto komt in de stand
"ACC".
118
Rijden
Hill Holder
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden opeen helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat terwijl u hetrempedaal intrapt,
- als de hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,
- als het bestuurderspor tier is
gesloten.
De Hill Holder kan niet worden uitgeschakeld.
Als de auto ber
gopwaarts stilstaat, wordtdeze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat en:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand hebt ingeschakeld,
- bij een CVT-transmissie de stand D
hebt
geselecteerd.
Werking
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en deachteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als uhet rempedaal loslaat.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat u de Hill Holder gebruikt. Als u de auto moet verlaten ter wijl de motor draait, trek dan de handrem aan.
Storing
Bij een storing in het systeem gaat dit verklikkerlampje branden in combinatie met een melding op hetdisplay van het instrumentenpaneel. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats
om het systeem te laten controleren.
Als de motor is afgezet en ook als de motor tijdelijk is afgezet door de functieStop & Start (AS&G), is de Hill Holder buiten werking.
119
4
Rijden
Functie Stop & Start (Auto Stop & Go)
Werking
Overgang naar de STOP-standvan de motor
Het verklikkerlampje "AS&G"op het
instrumentenpaneel of op het displayvan het instrumentenpaneel gaat branden en de motor komt na enkeleseconden in de STOP-stand:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak:
wanneer u, ter wijl deauto stilstaat en het rempedaal is ingetrapt, de versnellingsbak in zijn vrij zet en het koppelingspedaal loslaat.
Tank nooit als de motor in de STOP-stand staat, zet in dat geval altijd hetcontact af met de sleutel of met deSTA R T/ S TOP-knop.
Als de motor automatisch is afgezet, functioneren bepaalde componenten zoals de remmen en destuurbekrachtiging op een andere wijze. Houd daar rekening mee.
Bijzonderheden: STOP-stand nietbeschikbaar
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- de veiligheidsgordel van de bestuurder losgemaakt is,
- de motorkap geopend is,
-
de auto sinds de laatste start niet sneller
dan 5 km/h heeft gereden,
- de motor minder dan 10 seconden geleden
is gestart,
- de klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
- de ruitontwaseming is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motor temperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.)
dat niet toelaten,
- het verklikkerlamp
je "AS&G"
op het display van het
instrumentenpaneel knippert.
Dit is volkomen normaal.
De functie Stop & Star t (Auto Stop & Go) zet de motor tijdelijk af als u stopt (bij rood licht, opstoppingen enz.). De motor wordt automatisch gestart als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeur t direct, snel en stil.
De functie Stop & Star t (Auto Stop & Go) is bij uitstek geschikt voor het stadsverkeer en zorgt voor een lager brandstofverbruik, minder uitstoot van schadelijke stoffen en een aangename rust in het interieur tijdens het wachten.
120
Rijden
van de motor
Het verklikkerlampje "AS&G"
gaat uit en de motor wordt automatisch
opnieuw gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak : wanneer u hetkoppelingspedaal volledig
intrapt.
De
START-stand wordt ten behoeve van
de veiligheid en het comfor t automatischgeactiveerd als:
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
- de snelheid van de auto hoger is dan
3 km/h,
- bepaalde bijzondere omstandigheden (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur enz.) dit niet toelaten.
Als u het systeem met de motor in deSTOP-stand uitschakelt, dan wordt demotor niet opnieuw gestart. U kunt deze functie op elk willekeuri
g moment uitschakelen door de toets "AS&G OFF"in te drukken.
Uitschakelen
In dat geval gaat het lampje "AS&G"uit.
Dit is volkomen normaal. Het verklikkerlampje "AS&G OFF"
op het instrumentenpaneel of op hetdisplay van het instrumentenpaneel gaat branden.
121
4
Rijden
Het systeem wordt automatisch opnieuw ingeschakeld zodra de motor met de sleutel of met de STA R T/ S TOP-knop wordt gestart.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "AS&G OFF"
.
Het s
ysteem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje "AS&G OFF"
op het
instrumentenpaneel of op het display van het
instrumentenpaneel gaat uit.
Storingen
Bij een storing in het systeem gaat het verklikkerlampje"AS&G OFF"op het instrumentenpaneel of op het
display van het instrumentenpaneel knipperen: het systeem werkt dan niet meer. Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem heeft specifieke kenmerkenen maakt gebruik van een specialeaccu (raadpleeg voor meer informatie het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
CITROËN voorgeschreven accu's kan leiden
tot storingen in het systeem.
Onderhoud
Het "Auto Stop & Go"-systeem maakt gebruik van geavanceerde technologie.Laat eventuele werkzaamheden aan dit type accu uitsluitend uitvoeren door het CITROËN-netwerk of door eengekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan of direct afslaat. De volgende
verklikkerlampjes op het instrumentenpaneel of
op het display gaan branden:
Zet in dat
geval het contact af en star t
de motor met behulp van de sleutel of met
de START/ST
OP-knop.