40
Cockpit
Nulstelling dagteller
Als u na deze handeling de accu
wilt loskoppelen, vergrendel
dan de auto en wacht minimaal
vijf minuten. Het resetten van de
onderhoudsindicator zal anders niet
worden opgeslagen.
Op 0 zetten
Het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats zet
de onderhoudsindicator na elke
onderhoudscontrole weer op 0.
Als u zelf de onderhoudscontrole
van uw auto hebt uitgevoerd, kan de
onderhoudsindicator op de volgende
wijze op 0 gezet worden:
- zet het contact af,
- druk op de resetknop van de
dagteller en houd deze ingedrukt,
- zet het contact aan.
De kilometerteller begint terug te tellen.
Laat de knop los als de
onderhoudsindicator "=0"
aangeeft; de
sleutel verdwijnt.
Motorolieniveaumeter
Bij het aanzetten van het contact
wordt eerst de onderhoudsindicator
weergegeven en vervolgens
gedurende enkele seconden het
motorolieniveau.
Olieniveau correct
Te weinig olie
Als de aanduiding
"OIL"
knippert in
combinatie met het
verklikkerlampje
service, een geluidssignaal en
een melding op het display, is het
motorolieniveau te laag, waardoor
ernstige motorschade kan ontstaan.
Controleer het olieniveau met de
peilstok. Als blijkt dat het olieniveau te
laag is, moet olie worden bijgevuld.
Storing
motorolieniveaumeter
Als de aanduiding
"OIL--"
knippert,
duidt dit op een
storing in de motorolieniveaumeter.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats
Een controle van het olieniveau
is alleen betrouwbaar als de
auto op een vlakke, horizontale
ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft
gedraaid.
Oliepeilstok
A
= maxi, het oliepeil mag nooit
boven dit niveau uitkomen. Een
te hoog oliepeil kan schade aan
de motor veroorzaken.
Raadpleeg in dat geval zo
snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde
werkplaats.
B
= mini, als het oliepeil niet
boven dit niveau uitkomt, moet
het voor de motor van uw auto
voorgeschreven type motorolie
worden bijgevuld via de vuldop.
Dimmer dashboardverlichting
Druk, terwijl het contact
aan is, de knop in tot de
nullen verschijnen.
Druk, tijdens het branden
van de verlichting, op de
knop om de sterkte van
de dashboardverlichting
te veranderen. Als de
verlichting de zwakste (of
felste) stand heeft bereikt,
laat dan de knop los en druk deze
vervolgens opnieuw in om de verlichting
weer feller (of zwakker) te maken.
Laat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
103
ERGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
Spiegels en ruiten
ELEKTRISCH BEDIENBARERUITEN
1. Schakelaar ruitbediening
bestuurderszijde
2. Schakelaar ruitbediening
passagierszijde
U kunt de ruiten op twee manieren
bedienen: Telkens als de schakelaar omhoog
wordt getrokken, sluit de ruit enkele
centimeters. Open de ruit volledig en
sluit de ruit.
Laat de schakelaar los en trek hem
opnieuw omhoog totdat de ruit volledig
is gesloten.
Tijdens deze handelingen is
de beveiliging tegen beknellen
uitgeschakeld.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel
stuit, stopt de ruit en gaat direct
gedeeltelijk weer open.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar voorbij het
zware punt. Als u de schakelaar hebt
losgelaten, opent of sluit de ruit volledig.
Druk nogmaals op de schakelaar om
het openen of sluiten te stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
- ongeveer 45 seconden na het
afzetten van het contact.
- als bij afgezet contact een
voorportier wordt geopend.
Gebruiksvoorschrift
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Als een van de elektrisch bedienbare
ruiten te vaak achter elkaar geopend
en gesloten wordt, treedt een
beveiliging in werking en kan de ruit
alleen nog worden gesloten. Wacht
na het sluiten ongeveer 40 minuten.
Na deze tijd kan de ruit weer worden
bediend.
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot aan
het zware punt om de ruit te openen
of te sluiten. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest
of in het geval van een storing, moet
de ruitbediening gereset worden.
9.4
01
Motor afgezet:
- Kort indrukken: aan/uit. - Lang indrukken: CD pauzeren, geluidsweergave radio onderbreken. gpgp
Draaiende motor: - Kort indrukken: CD pauzeren,geluidsweergave radio onderbreken. pp
- Lang indrukken: resetten van het systeem.
To egang tot het Menu "Radio".Weergave van hetzenderoverzicht.
To e
gang tot het Menu "Muziek".Weergave van
tracks. Lan
g indrukken: toegang tot de audio-
instellingen: geluidsverdeling voor/achter,links/rechts, lage-/hogetonenregeling,
sfeerinstellingen, loudness, automatische
volumecorrectie, standaardinstellingen. Selectieknop voor de
weer
gave op het display, afhankelijk van de context van het menu.
Kort indrukken: contextmenu of
bevestigen.
Lang indrukken: specifi ekcontextmenu van de
weergegeven lijst.
To e
gang tot het Menu "SETUP".
Lan
g indrukken :
toegang tot hetGPS-bereik ende demo-modus. To e
gang tot het Menu "Telefoon". Weergave van het logboek gesprekken.
Uitwer
pen van de CD.
Selecteren van de vorige/volgende radiozender.Selecteren van de vorige/volgende titel van een CD of gg
vorig/volgend MP3-bestandgg
Selecteren van het vorige/volgende item in een lijst. gg
Selecteren van de vorige/volgende radiozender in het gg
overzicht. g
Selecteren van de vorige/volgende MP3-afspeellijst. gg
Selecteren van het vorige/volgende pagina in een lijst. gg
ESC : huidige bewerkingafbreken.
To egang tot het Menu "Verkeer".
Weergave van de actueleverkeersinformatie.
SD-kaartlezer, uitsluitend voor navigatie.
To e
gang tot
het Menu
"Navigatie".
Weergave
van de laatst gekozenbestemmingen. To e
gang tot het Menu "MODE".
Selecteren van het achtereenvolgens weergeven
van:
Radio, Kaart, NAV (tijdens navigatie), Telefoon(tijdens een gesprek), Boordcomputer.
Lang indrukken: black-panelfunctie (DARK). Toetsen 1 t
/m 6 :
Selecteren van een in het geheugen opgeslagen
radiozender.
Lang indrukken: in het geheugen opslaan van de
huidige radiozender. Volumere
geling (individueel
voor iedere geluidsbron,
inclusief berichten en
waarschuwingen van het
navigatiesysteem).
3
01
Selecteren:
- vori
ge/volgende radiozender (automatisch).
- vori
ge/volgende nummer van een CD of mediaspeler.
- linker o
f rechter gedeelte van het scherm als er een menu wordt weergegeven.
Link
s/rechts voor de functie " De kaart verplaatsen".
Huidi
ge bewerkingafbreken, terug naar
vorige map.
Lang indrukken: terug naar vorige weergave.
Lan
g indrukken: resetten
van het systeem.
To e
gang tot het menu "Telefoon" en
weergave van delaatste gesprekken
of inkomend gesprek
accepteren. To e
gang tot het menu " Confi guratie".
Lang indrukken:
toegang tot het GPS-bereik en dedemo-modus.
To e
gang tot het menu "VerkeersinformatieTMC " en weergave
van de actuele
verkeersinformatie.
Selecteren:
- vori
ge/volgende item in een lijst of een menu.
- vori
ge/volgende mediabestand.
- vori
ge/volgende radiofrequentie (stap voor stap).
- vori
ge/volgende MP3-bestand.
Omhoog/omlaag voor de functie " De kaart verplaatsen".
BASISFUNCTIES