ANALOGE KLOK INSTELLEN
Om de klok midden boven op het
instrumentenpaneel in te stellen,
drukt u op de knop tot de instelling
juist is. BEDIENING
iPod®/USB/MP3 (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze voorziening maakt het mogelijk
een iPod® of extern USB-apparaat
aan te sluiten op de USB-poort.
iPod® regeling is compatibel met
mini-, 4G-, foto-, nano-, 5G-, iPod®
en iPhone® apparaten. Sommige ver-
sies van de iPod® software zijn moge-
lijk niet volledig compatibel met deiPod® functies. Ga in dat geval naar
de website van Apple om de recentste
softwareversies te downloaden.
Raadpleeg voor meer informatie de
Uconnect Touch™ handleiding.
HARMAN KARDON®
Logic7® HIGHPERFORMANCE
MULTICHANNELSURROUND
SOUND-SYSTEEM MET
DRIVER-SELECTABLE
SURROUND (DSS) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Uw auto is uitgerust met een Harman
Kardon® audiosysteem met Gree-
nEdge™ technologie, dat u superi-
eure geluidskwaliteit, hogere geluids-
drukniveaus en een lager
energieverbruik biedt. Het nieuwe
systeem maakt gebruik van eigen
versterker- en speakertechnieken
waardoor de efficiëntieniveaus van de
componenten en het systeem aanzien-
lijk worden verbeterd.De hoogwaardige 12-kanaals Klasse
D GreenEdge versterker heeft een
stroomvoorziening met hoog voltage
en stuurt een 7.5-kanaals weergave
aan. Het Harman Kardon® audiosys-
teem biedt u de mogelijkheid de optie
Logic 7 surround sound te kiezen voor
iedere geluidsbron. Het hoogwaardige
GreenEdge luidsprekerontwerp zorgt
ervoor dat het systeem beschikt over
een hoog geluidsdrukniveau en een
indrukwekkende dynamische ge-
luidskwaliteit. De luidsprekers zijn
afgestemd op maximale efficiëntie en
zijn perfect aangepast aan het uit-
gangsniveau van de versterkers zodat
u verzekert bent van de beste sur-
round sound op elke zitplaats.
De Logic7® multichannel surround-
soundtechniek zorgt voor een volle en
perfecte geluidskwaliteit op elke zit-
plaats. Dit surroundeffect is beschik-
baar voor elke bron - AM/FM/CD/
satellietradio of AUX-ingang op het
dashboard en wordt geactiveerd met
het Uconnect Touch™ systeem.
Raadpleeg "Surround Sound" bij
"Uconnect Touch™ instellingen" in
Analoge klok instellen
168
binnen één seconde nadat het huidige
nummer is begonnen.
Wanneer u de schakelaar tweemaal
naar boven of naar beneden drukt,
wordt het tweede nummer afgespeeld;
bij driemaal het derde, enz.
De drukknop midden op de tuimel-
schakelaar aan de linkerkant heeft
geen functie voor een cd-speler voor
één cd. Als de auto echter is uitgerust
met een cd-speler met cd-wisselaar,
kunt u met de middelste drukknop de
volgende beschikbare cd in de speler
selecteren.
ONDERHOUD VAN CD/DVD-SCHIJFJES
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen om uw cd's en dvd's in goede
conditie te houden:
1. Houd de cd aan de rand vast en
zorg dat u het oppervlak niet aan-raakt.
2. Als er vlekken op de cd zijn, moet u
het oppervlak met een zachte doek
schoonmaken en vegen van het mid-
den naar de richting van de rand.3. Geen papier of plakband op de cd
aanbrengen; krassen van de cd ver-mijden.
4. Gebruik geen oplosmiddelen, zoals
benzine, terpentijn, schoonmaakmid-
delen of antistatische sprays.
5. Bewaar de cd in de houder na het afspelen.
6. De cd niet aan direct zonlicht blootstellen.
7. De cd niet bewaren op een plaats
waar het te heet kan worden. OPMERKING:
Als u op problemen stuit bij het
afspelen van een bepaalde disc,
kan er sprake zijn van een bescha-
diging (bijvoorbeeld krassen, ge-
deeltelijke verwijdering van de re-
flecterende laag, een haar, vocht of
dauw op de disc). De disc kan ech-
ter ook te groot zijn of een beveili-
gingscode hebben. Probeer eerst
een goede disc af te spelen, voordat
u de cd-speler ter reparatie aan-biedt.
RADIOWEERGAVE EN
MOBIELE TELEFOONS
Onder bepaalde omstandigheden kan
een ingeschakelde mobiele telefoon in
uw auto de radio storen. Deze situatie
kunt u verhelpen door de antenne van
de mobiele telefoon te verplaatsen.
Dit probleem is niet schadelijk voor de
radio. Wanneer de radio nog steeds
niet naar tevredenheid werkt nadat de
antenne is verplaatst, is het raadzaam
de radio zachter of uit te zetten wan-
neer de mobiele telefoon in gebruik is.
KLIMAATREGELING
Het systeem voor airconditioning en
verwarming is ontworpen voor een
optimaal interieurcomfort onder alle
weersomstandigheden. Dit systeem
kan worden bediend met hetzij de be-
dieningsorganen van de automatische
klimaatregeling op het instrumenten-
paneel of via het scherm van het
Uconnect Touch™ systeem.
Wanneer het Uconnect Touch™ sys-
teem in een bepaalde modus (Radio,
Player, Settings, More, enz.) staat,
worden de temperatuurinstellingen
170
voor de bestuurder en passagier aan
de bovenzijde van het scherm weerge-geven.
ALGEMEEN OVERZICHT
Toetsen
De toetsen bevinden zich in het mid-
den van het instrumentenpaneel on-
der het Uconnect Touch™ scherm. Schermtoetsen
Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.Beschrijving van de toetsen enschermtoetsen
1. AC toets
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling van de airconditioning
(A/C) te wijzigen, het indicatielampje
brandt wanneer de A/C is ingescha-
keld (ON). Deze functie zorgt ervoor
dat de automatische werking wordt
veranderd in handmatige bediening
en dat de AUTO-indicator uitgaat.2. Recirculatieknop
Druk deze toets kort in om de huidige
instelling te wijzigen, het indicatie-
lampje brandt wanneer de functie isingeschakeld.
3. Aanjagerschakelaar
De aanjagerschakelaar wordt gebruik
om de hoeveelheid lucht te regelen,
die door het klimaatsysteem stroomt.
De schakelaar heeft zeven standen.
Als u het aanjagertoerental wijzigt,
schakelt de automatische bediening
over op handmatige bediening. Het
toerental kan als volgt met de toetsen
of schermtoetsen worden ingesteld:
Toets
Het aanjagertoerental neemt toe wan-
neer u de schakelaar vanuit de laagste
stand rechtsom draait. Het aanjager-
toerental neemt af wanneer u de scha-
kelaar linksom draait.
Automatische klimaatregeling —
toetsen
Uconnect Touch™ systeem 8.4
Automatische temperatuurregeling — schermtoetsen
171
Schermtoets — Uconnect Touch™
systeem 8.4
Gebruik het kleine pictogram om het
aanjagertoerental te verlagen en het
grote pictogram om dit toerental te
verhogen. De aanjager kan ook wor-
den geselecteerd door op de balk van
de aanjager tussen de iconen te druk-ken.
4. Knop Ontdooien vóór
Druk kort op deze knop om in plaats
van de huidige ingestelde luchtstroom
de modus Ontdooien in te schakelen.
De indicator brandt wanneer deze
functie is ingeschakeld. Door het in-
schakelen van deze functie, schakelt
de ATC in de handbediende modus.
Wanneer de modus Ontdooien wordt
geselecteerd, kan het aanjagertoeren-
tal toenemen. Als de ontdooi modus,
voor, wordt uitgeschakeld, schakelt
de airconditioning de vorige modusin.5. Knop Ontdooien achter
Druk op deze knop om de achterruit-
verwarming en de buitenspiegelver-
warming in te schakelen (voor be-
paalde uitvoeringen/markten). Een
indicator brandt wanneer de achter-
ruitverwarming is ingeschakeld. De
achterruitverwarming wordt na onge-
veer 10 minuten automatisch uitge-schakeld.
LET OP!
Als er geen acht wordt geslagen op
deze waarschuwingen, kan er
schade optreden aan de verwar-mingselementen.
Wees voorzichtig bij het schoon-
maken van de binnenkant van de
achterruit. Gebruik geen schu-
rende schoonmaakmiddelen om
de binnenzijde van de ruit te rei-
nigen. Gebruik een zachte doek en
een zacht zeepsopje en wrijf even-
wijdig aan de verwarmingsele-
menten. U kunt stickers verwijde-
ren met warm water.
(Vervolgd)
LET OP!(Vervolgd)
Gebruik geen schrapers, scherpe
voorwerpen of schurende schoon-
maakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen
zich op veilige afstand van de ruitbevinden.
6. Temperatuurregelknop
passagiers OMHOOG
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverhogen. OPMERKING:
Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automa-
tisch in exit Sync.
7. Temperatuurregelknop
passagiers OMLAAG
Biedt de passagiers een onafhanke-
lijke temperatuurregeling. Druk deze
toets om de ingestelde temperatuur teverlagen.
172
indicator. Druk de toets nogmaals in
om de recirculatiemodus uit te scha-
kelen en buitenlucht te laten binnen-
stromen. OPMERKING:
Bij koud weer kunnen de ruiten,
bij gebruik van de recirculatie-
functie, sneller beslaan. Bij syste-
men met handmatige klimaatrege-
ling kan de recirculatiestand niet
worden gebruikt in combinatie
met de stand ontdooien/
ontwasemen. Hierdoor verloopt
het ontwasemen sneller. De recir-
culatie wordt automatische uitge-
schakeld als deze stand wordt ge-
kozen. Als u de recirculatiestand
probeert in te schakelen terwijl
een van deze standen actief is, gaat
de LED in de bedieningsknop
knipperen om vervolgens uit tegaan.
AUTOMATISCHE
TEMPERATUURREGELING
(ATC)
De toetsen van de ATC bevinden zich
in het midden op het instrumentenpa-neel.Schermtoetsen bevinden zich op het
Uconnect Touch™ display.
Automatische werking
1. Druk op de toets of schermtoets
AUTO (9) op het paneel Automatic
Temperature Control (ATC).
2. Stel vervolgens de door u gewenste
temperatuur in m.b.v. de tempera-
tuurregelknoppen of -toetsen (6, 7,
10 en 11) voor de bestuurderszijde en
de passagierszijde. Zodra de gewenste
temperatuur wordt aangegeven, zorgt
het systeem dat dit comfortniveau
wordt bereikt en automatisch wordtgehandhaafd.
3. Zodra het systeem eenmaal vol-
gens uw comfortniveau is ingesteld,
hoeven de instellingen niet opnieuw te
worden aangepast. U ervaart het
meeste gebruiksgemak wanneer u het
systeem automatisch zijn gang laatgaan. OPMERKING:
De temperatuurinstellingen
hoeft u niet aan te passen voor
een warm of koud voertuig. Het
systeem kiest automatisch zelf
de temperatuur, de luchtverde- ling en het aanjagertoerental om
zo snel mogelijk comfort te bie-den.
De temperatuur kan worden ge- toond in Amerikaanse of metri-
sche eenheden, via selectie van
de US/M klantprogrammeer-
functie. Raadpleeg "Uconnect
Touch™ systeeminstellingen" in
dit hoofdstuk van deze handlei-ding.
Voor een optimaal comfort in de
AUTO-modus, blijft de aanjager tij-
dens een koude start op een lage stand
draaien totdat de motor is opge-
warmd. Daarna zal de aanjager steeds
sneller draaier en overgaan naar deAUTO-modus.
Handmatige bediening
Bij dit systeem kan handmatig het
aanjagertoerental, luchtverdeling,
A/C status en de luchtrecirculatie
worden geselecteerd.
Het aanjagertoerental kan op elke ge-
wenste constante waarde worden in-
gesteld door de buitenring van de be-
dieningsknop te draaien. De aanjager
werkt nu op een vaste snelheid tot een
175
WAARSCHUWING!
Met een geladen auto of als u een
aanhanger trekt, kunnen er zich op
lichte hellingen (d.w.z. minder dan
8%) situaties voordoen waarbij het
systeem niet wordt geactiveerd en de
auto een beetje achteruit kan rollen.
Dit kan een botsing met een andere
auto of voorwerp veroorzaken. Ver-
geet nooit dat de bestuurder verant-
woordelijk is voor het remmen van
de auto.
Trekken met HSA
HSA helpt u als u wegrijdt op een
helling terwijl u een aanhanger trekt.
WAARSCHUWING!
Als u een aanhangerremregelsys- teem gebruikt op uw aanhanger,
kunt u de remmen van uw aan-
hanger in- en uitschakelen met de
remschakelaar. In het laatste ge-
val is het mogelijk dat er niet ge-
noeg remdruk is als u het rempe-
daal loslaat om de auto en
aanhanger op een helling op hun
plaats te houden en dit kan een
botsing met een andere auto of
voorwerp achter u veroorzaken.
Om te voorkomen dat u op de
helling naar beneden rolt als u
weer gaat rijden, moet u de aan-
hangerrem handmatig inschake-
len voordat u het rempedaal los-
laat. Vergeet nooit dat de
bestuurder verantwoordelijk is
voor het remmen van de auto.
HSA is geen parkeerrem. Trek de
parkeerrem altijd helemaal aan
voordat u uitstapt. Zorg ook dat u
de versnellingsbak in PARK laat.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Het niet-naleven van deze waar-
schuwingen kan ertoe leiden dat
het voertuig van de helling rolt en
in botsing kan komen met een an-
der voertuig, persoon of object en
ernstig of dodelijk letsel kan ver-
oorzaken. Vergeet nooit de par-
keerrem te gebruiken tijdens het
parkeren op een helling en dat de
bestuurder verantwoordelijk is
voor het remmen van de auto.
HSA uitschakelen
U kunt het HSA-systeem uitschakelen
met de persoonlijk te programmeren
functies van het Uconnect Touch™
systeem. Raadpleeg "Uconnect
TOUCH™ INSTELLINGEN" in "Uw
instrumentenpaneel begrijpen" voor
meer informatie.
READY ALERT BRAKING
"Ready Alert Braking" (anticiperend
remsysteem) kan de tijd verkorten die
nodig is om in noodstopsituaties de
volle remkracht te bereiken. Het sys-
teem anticipeert op mogelijke nood-
stopsituaties door te registreren hoe
snel de bestuurder het gaspedaal los-
208
WAARSCHUWING!
Sluit de remmen van de aanhan-ger niet aan op de hydraulische
remleidingen van uw auto. Dit
kan leiden tot overbelasting en
uitval van het remsysteem. De
remmen werken dan niet wanneer
u ze nodig hebt met een eventuele
aanrijding tot gevolg.
Bij het trekken van een aanhanger
moet u rekening houden met een
langere remweg. Bij het trekken
van een aanhanger dient u extra
afstand te bewaren tot het voorlig-
gende voertuig. Het niet opvolgen
van deze aanwijzing kan een aan-
rijding tot gevolg hebben.
Vereisten voor het trekken van
een aanhangwagen — verlichting
en bedrading
Ongeacht het formaat van de aanhan-
ger moet deze zijn voorzien van rem-
lichten, richtingaanwijzers en eenmistachterlicht.
De trekhaakset kan een bedradings-
bundel met 7 of 13 pennen bevatten.
Gebruik een door de fabriek goedge-
keurde bedradingsbundel en stekker. OPMERKING:
Probeer niet om de bedrading van
de auto door splitsing te verbinden
met die van de aanhanger.
De elektrische aansluitingen zijn com-
pleet, u hoeft alleen de bedradings-
bundel aan te sluiten op de stekker
van de aanhanger.
Aantal
pennen Functie Kleur
draad
1 Linkerrich-
tingaanwijzer Geel
2 Mistachter- lichten Blauw
3 Aarde/ gemeen-
schappelijke retourlijn Wit
Aantal
pennen Functie Kleur
draad
4 Rechterrich-
tingaanwijzer Groen
5 Positiever- lichting
rechtsachter,
zijmarke-
ringsverlich- ting en ver- lichting
kenteken-
plaat achter.
b
Bruin
6 Remlichten Rood
7 Positiever- lichting
linksachter,
zijmarke-
ringsverlich- ting en ver- lichting
kenteken-
plaat achter.
b
Zwart
bDe verlichting van de kenteken-
plaat achter wordt zo aangesloten
dat geen enkel lampje een gemeen-
schappelijke verbinding heeft met
zowel pen 5 als 7.
7-pens connector
233
Temperatuur koelvloeistof . . 147
Toerenteller . . . . . . . . . . . . 141
Methanol . . . . . . . . . . . . . . . 221
Methanolbrandstof . . . . . . . . . 221
Mini-Trip Computer . . . . . . . . 156
Mistlampen . . . . . . . . . . . . . . 142
Mobiele telefoon . . . . . . . . . . 170Motor
Aanbevelingen voor
inrijden . . . . . . . . . . . . . . . . 57
Brandstofvereisten . . . . . . . 221
Chassisnummer . . . . . . 262,263Interval
olieverversing . . . . . . . 153,265
Keuze van de
motorolie . . . . . . . . . . 265,290
Koeling . . . . . . . . . . . . . . . 272Koelvloeistof
(antivries) . . . . . . . . . . 272,291
Luchtfilter . . . . . . . . . . . . . 266
Motorruimte . . . . . . . . 262,263
Olie . . . . . . . . . . . 265,290,291
Olie afvoeren . . . . . . . . . . . 266
Oliefilter . . . . . . . . . . . . . . 266
Oververhitting . . . . . . . . . . 239
Starten . . . . . . . . . . . . . . . 183
Starten met startkabels . . . . 250
Synthetische olie . . . . . . . . 265
Temperatuurmeter . . . . . . . 147 Verdronken motor starten . . 185
Waarschuwing
uitlaatgassen . . . . . . . . . . . . 58
Wil niet starten . . . . . . . . . . 185
Multifunctionele
bedieningshendel . . . . . . . . . . . 90
Muntenhouder . . . . . . . . . . . . 131
Navigatiesysteem (uconnect™
gps) . . . . . . . . . . . . . . . . 120,167
Neerklapbare achterbank . . . . . 82
Noodgevallen, wat te doen Opkrikken . . . . . . . . . . . . . 246
Oververhitting van de
motor . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Slepen . . . . . . . . . . . . . . . . 256
Starten met startkabels . . . . 250
Vastgelopen voertuig
vrijmaken . . . . . . . . . . . . . 252
Waarschuwingsknipperlich-
ten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 239
Noodontgrendeling
kofferdeksel . . . . . . . . . . . . . . 27
Noodontgrendeling
kofferdekselslot . . . . . . . . . . . . 27
Octaangehalte van benzine
(brandstof) . . . . . . . . . . . 221,291
Olie, motor . . . . . . . . . . . 265,291 Aanbevolen . . . . . . . . . 265,290
Additieven . . . . . . . . . . . . . 266
Diesel . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Filter . . . . . . . . . . . . . 266,291Interval
olieverversing . . . . . . . 153,265
Peilstok . . . . . . . . . . . . . . . 265
Synthetische . . . . . . . . . . . 265
Viscositeit . . . . . . . . . . . . . 290
Vulhoeveelheid . . . . . . . . . . 290
Onderhoud van de auto . . . . . 278
Onderhoud van de lak . . . . . . 278
Onderhoud van de wielen en
wielversiering . . . . . . . . . . . . 279
Onderhoud, algemeen . . . . . . 264
Onderhoud, werkwijze . . . . . . 264
Onderhoudsschema . . . . . 294,297
Onderhoudsvrije accu . . . . . . . 266
Onderste bevestigingspunten
en -banden voor kinderzitjes
(LATCH-systeem) . . . . . . . . . . 53
Ongelode benzine . . . . . . . . . . 221
Ontgrendeling van de
bagageruimte . . . . . . . . . . . . . 27
Ontwarringsprocedure,
autogordel . . . . . . . . . . . . . . . 32
Opname, gebeurtenisgegevens . . 47
311