MAKE-UPSPIEGEL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70
UCONNECT™ PHONE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 COMPATIBELE TELEFOONS . . . . . . . . . . . . . . 71
BEDIENING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71
FUNCTIES TELEFOONGESPREKKEN . . . . . . . 77
FUNCTIES VAN UCONNECT™ PHONE . . . . . . 78
GEAVANCEERDETELEFOONVERBINDINGEN . . . . . . . . . . . . . . 82
WAT U MOET WETEN OVER UCONNECT™ PHONE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 83
SPRAAKHERKENNING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91 WERKING VAN HETSPRAAKBEDIENINGSSYSTEEM . . . . . . . . . . . 91
OPDRACHTEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
STEMTRAINING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 93
STOELEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 94 ELEKTRISCH VERSTELBARE STOELEN . . . . 94
STOELVERWARMING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 95
RUGLEUNING VERSTELLEN . . . . . . . . . . . . . 96
LENDENSTEUN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
EASY ENTRY-SYSTEEM . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
HOOFDSTEUNEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
OPENEN EN SLUITEN VAN DE MOTORKAP . . . . 99
VERLICHTING . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 100 MULTIFUNCTIONELE HENDEL . . . . . . . . . . 100
KOPLAMPEN EN PARKEERLICHTEN . . . . . . 100
54
4. Houd de motorkap omhoog met de
steunstang. Steek de bovenzijde van
de steun in de opening links aan de
onderzijde van de motorkap.
Zorg ervoor dat de steunstang correct
op zijn plaats zit voordat u de motor-
kap sluit.LET OP!
Om beschadigingen te voorkomen
mag u de motorkap niet hard dicht-
slaan. Sluit de motorkap met een
ferme neerwaartse beweging zodat
beide vergrendelingen stevig aan-
grijpen.
WAARSCHUWING!
Controleer voordat u gaat rijden of
de motorkap goed vergrendeld is.
Als de motorkap niet volledig ver-
grendeld is, kan hij opklappen tij-
dens rijden, waardoor uw zicht
wordt belemmerd. Als u deze waar-
schuwing niet opvolgt, kan dit ern-
stig en zelfs dodelijk letsel tot gevolg
hebben.
VERLICHTING
MULTIFUNCTIONELE
HENDEL
Met de multifunctionele hendel aan
de linkerzijde van de stuurkolom be-
dient u de koplampen, de parkeer-
lichten, de richtingaanwijzers, de in-
strumentenverlichting, het dimmen
van de instrumentenverlichting, de
interieurverlichting en de mistlam-
pen. KOPLAMPEN EN
PARKEERLICHTEN
Draai het uiteinde van de multifunc-
tionele hendel in de eerste stand om de
parkeerlichten in te schakelen. Draai
het uiteinde van de hendel in de
tweede stand om de koplampen in te
schakelen.
Plaats van gat voor steunstang van
motorkap
Multifunctionele hendelKoplampschakelaar
100
LICHTVERKLIKKER
Als de koplampen of parkeerlichten
nog ingeschakeld zijn nadat de con-
tactschakelaarin de stand LOCK is
gezet, klinkt er een geluidssignaal bij
het openen van het bestuurdersportier
om de bestuurder te waarschuwen.
AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN
Dit systeem schakelt de koplampen
automatisch in of uit in overeenstem-
ming met de sterkte van het omge-
vingslicht. Om het systeem in te scha-
kelen, draait u het uiteinde van de
multifunctionele hendel in de stand
AUTO. Bij ingeschakeld systeem is de
uitschakelvertraging van de koplam-
pen ook ingeschakeld. Dit betekent
dat de koplampen nog maximaal
90 seconden lang blijven branden na-
dat u de contactschakelaar in de stand
LOCK heeft gezet. Om het automa-
tisch systeem uit te schakelen, draait
u het uiteinde van de multifunctionele
hendel uit de stand AUTO.OPMERKING:
Bij ingeschakelde automatische
stand gaan de koplampen pas
branden zodra de motor draait.
KOPLAMPEN AAN BIJ
INGESCHAKELDE
RUITENWISSERS (ALLEEN
BESCHIKBAAR IN
COMBINATIE MET
AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN)
Als deze functie is ingeschakeld en de
multifunctionele schakelaar in de
stand AUTO is gezet, gaan de kop-
lampen na ongeveer 10 seconden
branden nadat de ruitenwissers zijn
ingeschakeld. Wanneer de koplampenvia deze functie zijn ingeschakeld,
gaan ze uit wanneer u de ruitenwis-
sers uitschakelt.
De functie Koplampen aan bij inge-
schakelde ruitenwissers kan worden
in- en uitgeschakeld via het elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC). Raadpleeg de paragraaf
"Elektronisch voertuiginformatiecen-
trum (EVIC)/Door de klant te pro-
grammeren functies" in het hoofdstuk
"Het instrumentenpaneel" voor meer
informatie hierover.
UITSCHAKELVERTRAGING
VAN DE KOPLAMPEN
Deze functie is met name handig wan-
neer u uitstapt in een onverlichte
ruimte. Nadat u de contactschakelaar
in de stand LOCK heeft gezet, blijven
de koplampen nog maximaal 90 se-
conden veilig branden.
Om de vertraging in te schakelen draait
u de contactschakelaar naar de stand
LOCK terwijl de koplampen nog zijn
ingeschakeld. Schakel vervolgens bin-
nen 45 seconden de koplampen uit. De
vertraging begint nadat u de koplam-
Koplampschakelaar
101
AchtermistlampenBij dichte mist kunt u desge-
wenst de achtermistlampen
inschakelen. U schakelt de
achtermistlampen in door de
parkeerlichten, de koplampen of de
automatische koplampen in te scha-
kelen en vervolgens het uiteinde van
de multifunctionele schakelaar naar
buiten te trekken en de hendel in de
laatste stand te draaien.
OPMERKING:
De koplampen moeten altijd zijn
ingeschakeld voor het inschakelen
van de achtermistlampen. RICHTINGAANWIJZERS
Beweeg de multifunctionele hendel op
of neer om te controleren of de pijlen
aan beide zijden van de instrumen-
tengroep gaan knipperen, wat bete-
kent dat de richtingaanwijzers voor
en achter naar behoren werken.
LANE CHANGE ASSIST
Tik de hendel eenmaal omhoog of om-
laag zonder hem in de klikstand te
duwen; de richtingaanwijzer (rechts
of links) knippert dan driemaal en
gaat vervolgens automatisch uit.
DIMLICHT/
GROOTLICHTSCHAKELAARDruk de multifunctionele hendel naar
voren om het grootlicht in te schakelen.
Trek de multifunctionele hendel naar u
toe om het dimlicht weer in te schake-
len.LICHTSIGNAAL
U kunt met uw koplampen een licht-
signaal geven aan een ander voertuig
door de multifunctionele hendel kort
naar u toe te trekken. Hiermee scha-
kelt u het grootlicht in. U schakelt dit
weer uit door de hendel los te laten.
OPMERKING:
Als de multifunctionele hendel
langer dan 15 seconden in de stand
voor het lichtsignaal wordt gehou-
den, wordt het grootlicht uitge-
schakeld. Als hiervan sprake is,
wacht dan 30 seconden met het
geven van het volgende lichtsig-
naal.
Schakelaar achtermistlampen
Bediening richtingaanwijzers
103
INTERIEURVERLICHTINGOnder aan de binnenspiegel bevinden
zich twee interieurlampen/leeslampen.
U kunt deze lampen in en uit schakelen
met behulp van de schakelaars in de
spiegel of met de dimschakelaar in de
multifunctionele hendel. Deze lampen
worden bovendien automatisch be-
diend door het instapverlichtingsys-
teem.Aan de achterzijde van de midden-
console bevindt zich ook een interi-
eurlamp. U kunt deze lamp in en uit
schakelen met de dimschakelaar in de
multifunctionele hendel. Deze lamp
wordt bovendien automatisch be-
diend door het instapverlichtingsys-
teem.Hoogteverstelling
koplampen
Met dit systeem zijn de koplampen
altijd correct afgesteld, ongeacht de
belading van de auto.
De schakelaar voor de hoogteverstel-
ling van de koplampen bevindt zich
onder de radio op het instrumenten-
paneel.
Bediening: duw op de scha-
kelaar voor de hoogtever-
stelling van de koplampen
totdat het nummer dat
overeenstemt met de belasting in on-
derstaande tabel oplicht op de scha-
kelaar.
0 Alleen bestuurder, of bestuurder plus voor-
passagier.
1 Alle zitplaatsen bezet.
2 Alle zitplaatsen bezet,
plus een gelijkmatig
verdeelde lading in de
bagageruimte. Het
totale gewicht van
passagiers plus lading
blijft onder het maxi-
male laadgewicht van
de auto.
3 Bestuurder, plus een
gelijkmatig verdeelde
lading in de bagage-
ruimte. Het totale ge-
wicht van bestuurder
plus lading blijft bene-
den het maximale
laadgewicht van de
auto.
Berekeningen gebaseerd op een per-
soonsgewicht van 75 kg.
Schakelaars voor
interieurverlichting/leeslampen
104
Multifunctionele
bedieningshendel . . . . . . . . . . 100
Muntenhouder . . . . . . . . . . . . 113
Noodgevallen, wat te doenSlepen . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Starten met startkabels . . . . 189
Noodontgrendeling
kofferdeksel . . . . . . . . . . . . . . 23
Noodontgrendeling
kofferdekselslot . . . . . . . . . . . . 23
Octaangehalte van benzine
(brandstof) . . . . . . . . . . . 175,226
Olie, motor . . . . . . . . . . . 201,226
Aanbevolen . . . . . . . . . . . . 225
Additieven . . . . . . . . . . . . . 202
Controleren . . . . . . . . . . . . 201
Filter . . . . . . . . . . . . . 202,226
Filter verwijderen . . . . . . . . 202
Interval
olieverversing . . . . 123,130,201
Peilstok . . . . . . . . . . . . . . . 201
Synthetische . . . . . . . . . . . 202
Verwijderen . . . . . . . . . . . . 202
Viscositeit . . . . . . . . . . . . . 225
Vulhoeveelheid . . . . . . . . . . 225
Oliefilter, Keuze . . . . . . . . . . . 202
Oliefilter, Vervangen . . . . . . . 202 Onderhoud van de auto . . . . . 214
Onderhoud van de lak . . . . . . 214
Onderhoud van de wielen en
wielversiering . . . . . . . . . . . . 215
Onderhoud, algemeen . . . . . . 200
Onderhoud, werkwijze . . . . . . 200
Onderhoudsschema . . . . . . . . 232
Onderhoudsvrije accu . . . . . . . 203
Onderste bevestigingspunten
en -banden voor kinderzitjes
(LATCH-systeem) . . . . . . . . 45,46
Ongelode benzine . . . . . . . . . . 175
Ontgrendeling van de
bagageruimte . . . . . . . . . . . . . 22
Ontgrendeling, motorkap . . . . . 99
Ontwarringsprocedure,
autogordel . . . . . . . . . . . . . . . 28
Openen van de motorkap . . . . . 99
Opname, gebeurtenisgegevens . . 40
Opnieuw instellen
controlelampje olie
verversen . . . . . . . . . . . . 123,130
Opslag van het voertuig . . 143,222
Over uw remmen . . . . . . . . . . 160
Oververhitting van de motor . . 182
Parkeerrem, handrem . . . . . . 160
Passeersignaal . . . . . . . . . . . . 103
Peilstokken
Automatische transmissie . . 214
Motorolie . . . . . . . . . . . . . . 201
Stuurbekrachtiging . . . . . . . 159
Persoonlijke instellingen . . . . . 135
Portierontgrendeling met
afstandsbediening (sedan) . . . . 17
Portiersloten . . . . . . . . . . . . . . 19
Portiersloten, automatisch . . . . 19
Programmeerbare
elektronische onderdelen . . . . 135
Radiaalbanden . . . . . . . . . . . 168
Radiatorvuldop
(koelvloeistofdop) . . . . . . . . . 210
Radio (geluidssystemen) . . . . . 137
Radio, afstandsbediening . . . . 137
Radio, bediening . . . . . . . . . . 138
Reinigen Ruitenwisserbladen . . . . . . . 206
Wielen . . . . . . . . . . . . . . . . 215
Reinigen van
glasoppervlakken . . . . . . . . . . 216
Rem, handrem . . . . . . . . . . . . 160
Rem/versnellingsbak
vergrendeling . . . . . . . . . . . . 151
Remhulpsysteem . . . . . . . . . . 163
Remmen . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Remsysteem . . . . . . . . . . . . . 211
243