Compass Settings (instellingen van het
kompas)
Afwijking (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Druk op de schermtoets Variance om dit scherm te
veranderen. De kompasafwijking is het verschil tussen
het magnetische noorden en het geografische noorden.
Ter compensatie van de verschillen moet de kompas-
afwijking aan de hand van de zonekaart worden inge-
steld voor de zone waarin de auto wordt gebruikt.
Nadat u het kompas correct heeft ingesteld, worden deverschillen automatisch gecompenseerd, zodat de
nauwkeurigheid van de kompasrichting optimaal is. OPMERKING:
Zorg dat er geen magnetische voor-
werpen, zoals iPod's, mobiele telefoons, laptops en
radardetectors, op het dashboard liggen. Omdat zich
hier de kompasmodule bevindt, zou er interferentie
met de sensor van het kompas kunnen optreden,
waardoor de weergegeven waarden onbetrouwbaar
worden. (afb. 13)(afb. 13)
Kaart kompasafwijking
35
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Compass Settings (instellingen van het
kompas)
Afwijking (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De kompasafwijking is het verschil tussen het magne-
tische noorden en het geografische noorden. Ter com-
pensatie van de verschillen moet de kompasafwijking
aan de hand van de zonekaart worden ingesteld voor
de zone waarin de auto wordt gebruikt. Nadat u het
kompas correct heeft ingesteld, worden de verschillenautomatisch gecompenseerd, zodat de nauwkeurigheid
van de kompasrichting optimaal is. OPMERKING:
Zorg dat er geen magnetische voor-
werpen, zoals iPod's, mobiele telefoons, laptops en
radardetectors, op het dashboard liggen. Omdat zich
hier de kompasmodule bevindt, zou er interferentie
met de sensor van het kompas kunnen optreden,
waardoor de weergegeven waarden onbetrouwbaar
worden. (afb. 15)(afb. 15)
Kaart kompasafwijking
43
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
OPMERKING:Als deze toets wordt ingedrukt ver-
andert de Sync modus automatisch in exit Sync.
8. Toets klimaatregeling uit
Druk op deze toets om de klimaatregeling in of uit te
schakelen.
9. Toets AUTO werking (voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Regelt automatisch de interieurtemperatuur door het
regelen van de luchtverdeling en de luchthoeveelheid.
Door deze functie te gebruiken schakelt de automati-
sche temperatuurregeling tussen de handmatige en
automatische modi. Raadpleeg "Automatische bedie-
ning" voor meer informatie.
10. Temperatuurregelknop bestuurder OMLAAG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verlagen. OPMERKING: In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde.
11. Temperatuurregelknop bestuurder
OMHOOG
Biedt de bestuurder een onafhankelijke temperatuur-
regeling. Druk deze toets om de ingestelde tempera-
tuur te verhogen. OPMERKING:
In de Sync modus regelt deze toets
tegelijkertijd ook automatisch de temperatuurregeling
aan bestuurderszijde en aan passagierszijde.
12. Modi
De luchtverdeling kan zo worden ingesteld dat lucht
vanuit de luchtroosters in het instrumentenpaneel, de
vloerroosters, de ontwasemingsroosters en de ont-
dooiroosters stroomt. De modus instellingen zijn als
volgt: Ventilatie instrumentenpaneel
Er komt lucht naar binnen via de roosters in het
dashboard. Deze roosters kunt u afzonderlijk in-
stellen om zo de luchtstroming te regelen. De schoe-
pen van de uitblaasopeningen in het midden van het
dashboard en in de zijpanelen kunnen omhoog en
omlaag en naar links en naar rechts worden bewogen
om zo de richting van de luchtstroom te regelen.
Onder de schoepen bevindt zich een regelwiel waar-
mee de uitblaasopening kan worden afgesloten of aan-
gepast om zo de uitstromende hoeveelheid lucht te
regelen. Gemengde ventilatie
Lucht stroomt uit de luchtroosters in het instru-
mentenpaneel en de roosters in de vloer. Een
geringe hoeveelheid lucht stroomt via de openingen
voor voorruit- en zijruitontwaseming. OPMERKING: De TWEE NIVEAUS modus is be-
doeld om comfort te bieden door koele lucht uit de
69UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
wordt gedetecteerd waarbij de geavanceerde frontair-
bags moeten worden geactiveerd. Er ontwikkelt zich
een grote hoeveelheid niet-giftig gas om de geavan-
ceerde frontairbags op te blazen. De airbags kunnen in
verschillende mate worden opgeblazen, afhankelijk van
de aard en ernst van de botsing. Het afdekpaneel op de
stuurwielnaaf en op de bovenzijde van het dashboard
komen los en klappen opzij terwijl de airbags volledig
worden opgeblazen. Het volledig opblazen van de air-
bags duurt circa 50 tot 70 milliseconden. Dit is onge-
veer de helft van de tijd die nodig is om met uw ogen te
knipperen. De airbags lopen vervolgens snel leeg ter-
wijl ze de bestuurder en de voorpassagier nog bescher-
ming bieden.
Het gas in de geavanceerde frontairbag wordt afge-
voerd via de ventilatieopeningen in de zijkanten van de
airbag. Op deze wijze belemmeren de airbags de bestu-
ring van de auto niet.
Opblaasmodules voor de extra zijairbag in de
voorstoel
De extra zijairbags in de voorstoelen worden uitslui-
tend bij bepaalde zijdelingse botsingen geactiveerd.
Het ORC bepaalt op basis van de aard en ernst van een
zijdelingse botsing of de zijairbags moeten wordenopgeblazen.
Naargelang de ernst en de aard van de botsing kan het
opblaasmechanisme van de zijairbag aan de zijde van de
botsing geactiveerd worden, waardoor een hoeveel-heid niet-giftig gas vrijkomt. De zich opblazende zij-
airbag komt via de voegnaad in de stoel naar buiten in
de ruimte tussen de inzittende en het portier. De
zij-airbag worden volledig opgeblazen in ongeveer 10
milliseconden. De zijairbag wordt zo snel en krachtig
opgeblazen dat u gewond kunt raken wanneer u niet
goed in de stoel zit, of wanneer zich voorwerpen
bevinden in de ruimte waar de airbag zich ontvouwt.
Dat geldt vooral voor kinderen.
Opblaasmodules voor de extra gordijn-
zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwerking beperkt blijft
tot een bepaalde zone aan de zijkant van het voertuig,
zal het ORC mogelijk de extra gordijn-zijairbags opbla-
zen. Dit is afhankelijk van de kracht en de aard van de
botsing. In deze gevallen blaast het ORC alleen de
gordijn-zijairbag op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveelheid niet-giftig gas
om de gordijn-zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de hemelbekleding
opzij en bedekt het zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer een kwart van de
tijd die nodig is om met de ogen te knipperen). Dit
gebeurt met zoveel kracht dat u letsel kunt oplopen als
u niet correct op uw stoel zit en/of uw gordel niet
(correct) heeft vastgemaakt of als de gordijn-zijairbag
bij het opblazen een voorwerp in uw richting wegdrukt.
Dat geldt vooral voor kinderen. De gordijn-zijairbag
heeft na het opblazen slechts een dikte van circa 9 cm.
205
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
* Ongeacht het aantal gereden kilometers moet de
distributieriem elke 4 jaar vervangen worden bij ge-
bruik in bijzonder zware omstandigheden (koud kli-
maat, stadsverkeer, langdurig stationair draaien) en ten
minste elke 5 jaar.
(**) Als er minder dan 10.000 km per jaar met de auto
wordt gereden, moet om de 12 maanden de motorolie
worden ververst en het oliefilterelement worden ver-vangen.
(***) Het feitelijke interval voor verversing van de
motorolie en vervanging van het oliefilterelement is
afhankelijk van de gebruiksomstandigheden van de
auto. Dit interval wordt aangegeven door een meter of
via een bericht (indien aanwezig) op het dashboard, en
mag maximaal 24 maanden bedragen.
Als het vereiste onderhoud achterwege
wordt gelaten, kan uw auto hierdoor
schade oplopen.Periodieke controles
Na elke 1.000 km of voorafgaand aan lange ritten het
volgende controleren en eventueel bijvullen:
koelvloeistof, remvloeistof, ruitensproeiervloeistof
en stuurbekrachtigingsvloeistof;
bandenspanning en bandenconditie;
werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, enz.);
werking ruitenwissers/-sproeiers, wisserbladenstand en slijtage aan voor- en achterwisserbladen;
Controleer het motoroliepeil en vul zo nodig olie aan na elke 3.000 km.
Gebruik van de auto onder zware
omstandigheden
Als u de auto voornamelijk onder een van de volgende
omstandigheden gebruikt:
trekken van aanhangwagen of caravan;
stoffige wegen;
korte (minder dan 7-8 km) en herhaalde ritten bij temperaturen onder het vriespunt;
regelmatig stationair draaien, lange afstanden rijden met lage snelheden, langdurig niet gebruiken van de
auto; moet u de volgende controles regelmatiger
uitvoeren dan wordt aangegeven in het onderhouds-schema:
controleer remblokken voor op conditie en slijtage;
293
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
worden gebruikt. Deze kunnen de beschermende coa-
ting van de velgen beschadigen.
Reinigingsprocedure voor vlekwerende stof
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Vlekwerende stoelen kunnen op de volgende wijze
worden gereinigd:
Verwijder de vlek zo goed mogelijk door te deppenmet een schone, droge doek.
Dep de vlek vervolgens met een schone, vochtige doek.
Voor hardnekkige vlekken brengt u een milde zeep- oplossing aan op een schone, vochtige doek en ver-
wijdert u de vlek. Verwijder zeepresten met een
andere vochtige doek.
Verwijder vetvlekken met een multifunctioneel schoonmaakmiddel of een gelijkwaardig middel en
een schone, vochtige doek. Verwijder zeepresten
met een andere vochtige doek.
Gebruik geen bijtende oplosmiddelen of enige an- dere vorm van bescherming op vlekwerende
producten.
Verzorging van het interieur
Dashboardbekleding
De dashboardbekleding heeft een speciale antireflec-
tielaag, zodat er geen hinderlijke weerspiegelingen in de
voorruit ontstaan. Gebruik geen beschermproducten
of andere middelen die een hinderlijke weerspiegeling veroorzaken. Gebruik zeepsop en warm water om de
antireflectielaag te herstellen.
Reiniging interieurbekleding
Gebruik een vochtige doek voor het reinigen van de
interieurbekleding. Gebruik geen bijtende reinigings-
producten.
Reiniging van lederen interieurbekleding
De kwaliteit van lederen bekleding blijft het best be-
houden door te reinigen met een zachte doek die iets
vochtig is. Stofdeeltjes of vuil kunnen een schurend
effect hebben en de lederen bekleding beschadigen;
verwijder daarom direct met een vochtige doek. Hard-
nekkige vervuiling kunt u gemakkelijk verwijderen met
een zachte doek. Voorkom dat lederen bekleding
wordt doordrenkt met welke vloeistof dan ook. Reinig
uw lederen bekleding nooit met polish, olie, reinigings-
vloeistoffen, oplosmiddelen, afwasmiddelen of schoon-
maakmiddelen op ammoniakbasis. Het gebruik van spe-
ciale onderhoudsmiddelen voor leder is niet vereist om
de originele kwaliteit te behouden.
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit vluchtige oplosmiddelen
om te reinigen. Dergelijke stoffen zijn
vaak gemakkelijk ontvlambaar en kunnen bij
gebruik in afgesloten ruimten ademhalingspro-
blemen veroorzaken.
315
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD