158
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING AIRBAG (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Als het lampje constant blijft branden, geeft dit een storing in
het airbagsysteem aan.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op
het display.
Het lampje
¬storing airbag brandt in geval van storing van het
lampje Fvoor uitschakeling passagiersairbag.
¬
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje
¬gaat niet branden of blijft
branden tijdens het rijden, dan is er mogelijk een
storing in de veiligheidssystemen; in dat geval
kunnen de airbags of gordelspanners niet
geactiveerd worden bij een ongeval of, in een zeer
beperkt aantal gevallen, niet op de juiste wijze
geactiveerd worden. Voordat u verder rijdt, dient u
contact op te nemen met het Fiat Servicenetwerk
om het systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
TE HOGE
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als de motor te warm is.
ç
Als het lampje gaat branden, moeten de volgende
maatregelen worden genomen:
❒bij normale rij-omstandigheden: stop de auto, zet de
motor uit en controleer of het niveau van de
koelvloeistof in het reservoir niet onder het MIN-
merkteken staat. Als dat het geval is, wacht dan enkele
minuten zodat de motor kan afkoelen, open vervolgens
langzaam en voorzichtig de dop, vul koelvloeistof bij en
controleer of de koelvloeistof tussen het MIN- en MAX-
merkteken op het reservoir staat. Controleer ook of er
geen vloeistof weglekt. Als bij het starten van de motor
het lampje opnieuw gaat branden, wendt u dan tot het
Fiat Servicenetwerk;
❒als de auto onder zware bedrijfsomstandigheden wordt
gebruikt (bijvoorbeeld het trekken van een aanhanger
bergopwaarts of met volbeladen auto): verlaag de
snelheid en breng, als het lampje blijft branden, de auto
tot stilstand. Wacht 2 tot 3 minuten met draaiende
motor en geef iets gas voor een snellere circulatie van de
koelvloeistof. Zet vervolgens de motor uit. Controleer
het vloeistofniveau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstandigheden is het
raadzaam de motor enkele minuten te laten draaien met iets
ingetrapt gaspedaal voordat u de motor uitzet.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
2. Oliekwaliteit onvoldoende
(alleen Multijet-uitvoeringen met DPF)
Het lampje
vgaat knipperen (op enkele
uitvoeringen/markten verschijnt ook een melding op
het display) als het systeem motorolie van onvoldoende
kwaliteit constateert.
Als dit lampje gaat knipperen betekent dit niet dat er sprake
is van een defect aan het voertuig, maar wordt de bestuurder
gewaarschuwd over het feit dat het normale gebruik van het
voertuig heeft geleid tot de noodzaak van olieverversing.
Als de olie niet ververst wordt, gaat bij het bereiken van
een tweede drempel, op het instrumentenpaneel ook het
lampje
Ubranden en wordt de werking van de motor
beperkt tot 3000 toeren/minuut.
Als de olie nog steeds niet ververst wordt, wordt bij het
bereiken van een derde drempel, de motor beperkt tot 1500
toeren/minuut om beschadiging te voorkomen.
159
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Het moet doven nadat de
motor is aangeslagen (als de motor stationair draait, kan het
voorkomen dat het lampje iets later dooft).
Als het lampje blijft branden of knipperen: wendt u
onmiddellijk tot het Fiat Servicenetwerk.
w
PERMANENT BRANDEN: TE LAGE
MOTOROLIEDRUK (rood)
KNIPPEREN: OLIEKWALITEIT
ONVOLDOENDE (rood)
(alleen Multijet-uitvoeringen met DPF)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden. Het moet doven zodra de motor is aangeslagen.
1. Te lage motoroliedruk
Het lampje gaat constant branden en er verschijnt een
melding op het display (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
als de motoroliedruk onvoldoende is.
v
Als het lampje vtijdens het rijden gaat
branden (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een melding op het display), zet dan
onmiddellijk de motor uit en wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
ATTENTIE!Motorolie wordt slechter van kwaliteit door:
– overwegend stadsgebruik van de auto waardoor het
regeneratieproces van het DPF vaker moet worden
uitgevoerd
– gebruik van de auto voor korte ritten, waardoor de motor
niet goed op bedrijfstemperatuur komt
– het vaak onderbreken van het regeneratieproces dat wordt
aangegeven door het branden van het DPF-lampje.
Om beschadiging van de motor te
voorkomen,wordt aangeraden om de
motorolie te verversen wanneer het
lampje
vgaat knipperen.Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
160
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NIET GOED GESLOTEN
PORTIEREN/LAADRUIMTE (rood)
Als een of meerdere portieren of de deuren van
de laadruimte niet goed gesloten zijn, gaat het
lampje branden (bij bepaalde uitvoeringen).
Op enkele uitvoeringen verschijnt op het display een melding
die aangeeft dat het linker/rechter voorportier of de deuren
van de laadruimte open zijn.
Als de auto in beweging is met geopende portieren, dan
klinkt er een akoestisch signaal.
´
Als het lampje gaat knipperen, moet de
motorolie van onvoldoende kwaliteit zo snel
mogelijk worden ververst; er mag zeker niet meer
dan 500 km worden doorgereden nadat het lampje
voor de eerste keer is gaan knipperen.
Als bovenstaande richtlijn niet wordt opgevolgd, dan
kan dat ernstige schade aan de motor veroorzaken
en het vervallen van de garantie tot gevolg hebben.
Onthoud dat het branden van dit lampje geen
betrekking heeft op de hoeveelheid olie in de motor.
Als het lampje gaat knipperen, dan is het absoluut
niet nodig motorolie bij te vullen.
ATTENTIE!
STORING EBD (rood)
(geel)
Als bij een draaiende motor
tegelijkertijd de waarschuwingslampjes
xen >gaan branden, dan is er een storing in het EBD-
systeem of is het systeem niet beschikbaar; in dat geval
kunnen bij hard remmen de achterwielen vroegtijdig
blokkeren waardoor de auto kan slippen. Rijd zeer
voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
>
NIET OMGELEGDE
VEILIGHEIDSGORDELS (rood)
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
constant branden als bij stilstaande auto de
veiligheidsgordel aan bestuurderszijde niet goed is omgelegd.
Als de auto rijdt en de veiligheidsgordel aan bestuurderszijde
is niet goed omgelegd, dan gaat het lampje knipperen en
klinkt tegelijkertijd een akoestisch signaal (zoemer). Het
akoestische signaal (zoemer) van het SBR-systeem (Seat Belt
Reminder) kan permanent worden uitgeschakeld door het
Fiat Servicenetwerk. Op enkele uitvoeringen kan het systeem
weer worden geactiveerd via het setup-menu.
<
x
161
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
AIRBAG PASSAGIERSZIJDE
UITGESCHAKELD (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje
Fbrandt als de frontairbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld.
Bij ingeschakelde frontale passagiersairbag gaat het lampje
Fongeveer 4 seconden vast branden waarna het lampje
moet uitgaan wanneer de contactsleutel in MAR wordt
gedraaid.
Wanneer het lampje
Fknippert om aan te geven dat het
lampje
¬defect is, wordt de passagiersbeveiliging
uitgeschakeld voor markten waar deze optie beschikbaar is,
zoniet blijft hij actief.
STORING IN INSPUITSYSTEEM
(geel)
Als u onder normale omstandigheden de
contactsleutel in stand MAR zet, dan gaat het lampje
branden. Het lampje moet doven als de motor is aangeslagen.
Als het lampje blijft branden of tijdens het rijden gaat
branden, dan duidt dit op een storing in het inspuitsysteem.
Dit kan tot gevolg hebben dat de prestaties verminderen, de
auto slechter gaat rijden en het brandstofverbruik toeneemt.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
U kunt onder deze omstandigheden doorrijden zonder te
veel van de motor te eisen of met hoge snelheid te rijden.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
UF
Het lampje Fgeeft bovendien eventuele
storingen van het lampje ¬aan. Dit wordt
aangegeven door het langer knipperen van lampje
Fdan de normale 4 seconden. In dat geval kan het
lampje
¬geen storingen in de airbag-
/gordelspannersystemen aangeven. Voordat u verder
rijdt, dient u contact op te nemen met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem direct te laten
controleren.
ATTENTIE!
162
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BRANDSTOFRESERVE (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden wanneer in de tank circa 10/12 liter
brandstof (voor versies met tankinhoud van 90/120 liter) of
10 liter (voor versies met tankinhoud van 60 liter) is
overgebleven.
BELANGRIJK Als het waarschuwingslampje knippert, dan is er
een storing in het systeem. Wendt u in dat geval tot het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
ç
STORING ABS (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als het systeem defect of niet
beschikbaar is. In dat geval blijft het remsysteem normaal
werken, maar zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd
voorzichtig verder en wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op
het display.
>
VOORGLOEI-INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen – geel)
STORING VOORGLOEI-INSTALLATIE
(Multijet-uitvoeringen – geel)
Voorgloeibougies
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden. Het lampje dooft als de voorgloeibougies de vooraf
ingestelde temperatuur hebben bereikt. Start de motor,
zodra het lampje gedoofd is.
BELANGRIJK Bij een hoge buitentemperatuur kan het lampje
zeer kort branden.
Storing in voorgloei-installatie
Het lampje gaat knipperen als er een storing is in de
voorgloei-installatie. Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op
het display.
m
163
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Water in het brandstofsysteem kan het
inspuitsysteem ernstig beschadigen en de
motor kan onregelmatig gaan draaien. Als
het lampje cgaat branden (bij bepaalde
uitvoeringen verschijnt ook een melding op het
display), wendt u dan zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk om het water te laten aftappen. Als
het lampje direct na het tanken gaat branden,
bestaat de mogelijkheid dat er tijdens het tanken
water in de brandstoftank is gekomen: zet in dat
geval onmiddellijk de motor uit en wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
WATER IN BRANDSTOFFILTER
AANWEZIG (Multijet-uitvoeringen – geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat
het lampje branden. Na enkele seconden moet het
lampje doven.
Het lampje gaat branden als er water in het dieselfilter zit.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding op
het display.
c
STORING ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING – FIAT CODE (geel)
Als u de contactsleutel in stand MAR zet, dan
knippert het lampje één keer en dooft vervolgens.
Als het lampje, met de contactsleutel in stand MAR, blijft
branden, dan duidt dit op:
❒een mogelijke storing (zie “Fiat Code” in het hoofdstuk
“Wegwijs in uw auto”);
❒een mogelijke inbraakpoging als een diefstalalarm
aanwezig is; in dat geval dooft het lampje na ongeveer
10 seconden.
Als bij een draaiende motor het lampje
Yknippert, dan
wordt de auto niet beveiligd door het systeem (zie “Fiat
Code” in het hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”).
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om alle sleutels in het
geheugen te laten opslaan.
Y
164
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DEFECTE BUITENVERLICHTING
(geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het lampje gaat branden bij bepaalde uitvoeringen als
er een storing is in een van de volgende systemen:
– buitenverlichting
– remlichten
– mistachterlichten
– richtingaanwijzers.
– achteruitrijlichten.
De storing kan betreffen: doorbranden van een of meer
lampen, doorbranden van de bijbehorende zekering of een
onderbreking in de elektrische verbinding.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
W
MISTACHTERLICHTEN (geel)
Het lampje gaat branden als de mistachterlichten
worden ingeschakeld.
4
ALGEMENE STORINGSMELDING (geel)
Het lampje gaat bij de volgende omstandigheden
branden.
Storing motoroliedruksensor
Het lampje gaat branden bij een storing in de
motoroliedruksensor. Wendt u zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk om de storing te laten verhelpen.
Brandstofnoodschakelaar geactiveerd
Het lampje gaat branden als de brandstofnoodschakelaar is
ingeschakeld.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Storing regensensor
Het lampje gaat branden als er een storing is in de
regensensor. Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Op het display verschijnt de bijbehorende melding.
Storing parkeersensoren
Zie hetgeen beschreven is voor lampje
t.
Dagverlichting defect (met multifunctionele display)
Het lampje brandt wanneer een storing van de dagverlichting
wordt waargenomen.
Op het display verschijnt een speciale melding.
è
165
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
STORING IN ESP-ASR/
TRACTION PLUS
(geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
STORING HILL HOLDER (geel)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het lampje
branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Storing in ESP/ASR
/TRACTION PLUS
Als het lampje niet dooft of tijdens het rijden blijft branden
en het lampje in de ASR-knop gaat branden, wendt u dan tot
het Fiat Servicenetwerk.
Op enkele uitvoeringen verschijnt de bijbehorende melding
op het display.
OPMERKING Als het lampje knippert tijdens het rijden, dan
geeft dit aan dat het ESP in werking is getreden.
á
REINIGING VAN ROETFILTER (DPF)
BEZIG (geel)
(alleen Multijet-uitvoeringen met DPF)
Als u de contactsleutel in stand MAR draait, gaat het
lampje branden. Na enkele seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat constant branden om de bestuurder er op te
wijzen dat het DPF-systeem het regeneratieproces moet
uitvoeren om de verzadiging met verontreinigende stoffen
(partikels) te verhelpen.
Het lampje gaat niet bij iedere regeneratie van het roetfilter
branden, maar alleen als de rijomstandigheden vereisen dat
de bestuurder er op attent wordt gemaakt. Om het lampje
te laten doven moet de auto doorrijden, totdat het
regeneratieproces is voltooid. Dit duurt gemiddeld 15
minuten.
De optimale omstandigheden om het proces te voltooien,
worden bereikt wanneer de auto 60 km/h rijdt bij een
toerental boven 2000 toeren/min.
Het branden van het lampje duidt niet op een defect aan de
auto. Het is dus niet nodig om de auto naar de garage te
brengen.
Als het lampje gaat branden, verschijnt op het display een
bijbehorende melding (voor bepaalde uitvoeringen/markten).
hDe rijsnelheid moet altijd worden aangepast
aan de verkeerssituatie en de
weersomstandigheden en u dient zich altijd aan de
geldende verkeerswetgeving te houden. U kunt de
motor ook uitzetten met een brandend DPF-lampje;
het herhaaldelijk onderbreken van het
regeneratieproces kan echter een vroegtijdige
verslechtering van de motoroliekwaliteit
veroorzaken. Het is daarom aan te raden altijd te
wachten tot het lampje gedoofd is voordat u de
motor uitzet en de hierboven beschreven
aanwijzingen op te volgen. Het is niet aan te raden
het regeneratieproces van het DPF te voltooien bij
een stilstaande auto.
ATTENTIE!
Tijdens de regeneratie kan de ventilator
worden ingeschakeld.