121Rijden
Om bij aangezet contact of ingeschakeld hybridesysteem de handrem vrij te zetten, traptu het rempedaal
in, trekt
u aan de hendel Ainen laat u deze vervolgens weer los.
De vrijgezette toestand van de handrem wordt
aangegeven door:
Handmatig vrijzetten
- het uitgaan van het
waarschuwingslampje handrem en het controlelampje Pop de
hendel A,- een melding.
Als u aan de hendel A trekt zonder het rempedaal in te trappen, wordt de handrem niet vrijgezet en verschijnt een melding op hetinstrumentenpaneel.
U kunt, indien nodi
g, de handrem extra stevig aantrekken. Dit gebeurt door de hendel Alanger te bedienen
, tot een melding op hetdisplay verschijnt en er een geluidsignaal klinkt. Het extra stevig aantrekken van de
handrem is noodzakelijk in de volgende
omstandi
gheden:
- wanneer een aanhanger aan de auto is gekoppeld en de automatische bedieningis geactiveerd, terwijl u de handremhandmatig bedient,
- wanneer de hellingcondities vermoedelijk
zullen variëren terwijl de auto stilstaat(bijvoorbeeld wanneer de auto ver voerd
wordt op een boot of trailer, of bij slepen).
Extra stevig aantrekken
In het geval van een aangekoppeldeaanhanger, wanneer de auto beladen is of op een steile helling staat, dient ude handrem extra stevig aan te trekken, bij het parkeren de voor wielen naar de stoeprand te sturen en een versnelling in te schakelen. Na het extra stevig aantrekken van de handrem duurt het langer voordat de handrem weer is vrijgezet.
Controleer voordat u de auto verlaatof het waarschuwingslampje van de handrem op het instrumentenpaneelen het controlelampje op de hendel Aconstant branden.
Wanneer de auto stilstaat en u bi
j ingeschakeld
of uitgeschakeld hybridesysteem de handrem
wilt aantrekken, trekt
u aan de hendel A .
Handmatig aantrekken
De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:
- h
et branden van het
waarschuwingslampje handrem en het controlelampje P op de hendel A ,
- een melding.
Wanneer u het bestuurdersportier opent bij ingeschakeld hybridesysteem terwijl dehandrem niet is aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en verschijnt er een melding op het display.
Controleer voordat u de auto verlaatof het waarschuwingslampje van dehandrem op het instrumentenpaneelen het controlelampje op de hendel Aconstant branden. Laat kinderen nooit alleen in de autowanneer het contact is aangezet: zezouden de handrem kunnen vrijzetten.
Automatisch aantrekken,
motor afgezet
- het branden van het
waarschuwingslampje handrem
en het controlelampje P op de hendel A ,- een melding. W
anneer de auto stilstaat en u de motor afzet, wordt de handrem automatisch aangetrokken.De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:
Automatisch vrijzetten
De elektrische handrem wordt automatischgeleidelijk vrijgezet bij het wegrijden
; selecteer de stand A
, M
of Ren geef gas.
De vrijgezette toestand van de handrem wordt
aangegeven door:
-
het doven van het
waarschuwingslampje handremen het controlelampje P op de hendel A
,
- een melding.
Geef, wanneer de auto stilstaat metingeschakeld hybridesysteem, niet onnodig gas, omdat u dan het risicoloopt dat de handrem wordt vrijgezet.
Controleer voordat u de auto verlaatof het waarschuwingslampje van dehandrem op het instrumentenpaneelen het controlelampje op de hendel Aconstant branden.
Handrem aantrekken,
bi
j ingeschakeld hybridesysteem
Wanneer de auto stilstaat bij ingeschakeldhybridesysteem, dient u de auto tegen
wegrollen te beveiligen door de handrem
handmatigaan te trekken. Trek daarvoor aan de hendel A.
De aangetrokken toestand van de handrem
wordt aangegeven door:
- h
et branden van het
waarschuwingslampje handrem en het controlelampje Pop de
hendel A,
- een melding.
Wanneer u het bestuurdersportier opent
om uit te stappen ter wijl de handrem niet is
aangetrokken, klinkt er een geluidssignaal en
verschijnt er een melding op het display.
123Rijden
Noodremfunctie
Wanneer het rempedaal niet werkt of bij uitzonderlijke situaties (bijv. wanneer de bestuurder
onwel wordt), kan de auto worden gestopt door aande hendel Ate trekken en deze vast te houden.A De dynamische stabiliteitsregeling zorgt ervoor dat
de auto stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van de
noodremfunctie verschijnt een melding op het display.
Noodontgrendeling
)
Neem het wielblok en de slinger voor het ontgrendelen van de handrem uit de
bagageruimte (onder de vloerbekleding).
) Als de auto op een helling staat, beveiligdeze dan tegen wegrollen door wielblokken
vóór (auto hellingafwaarts geparkeerd) of
achter (auto hellingopwaarts geparkeerd)de voorwielen te plaatsen.
Bi
j een defect aan de elektrisch bediende handrem of een lege accu kan de handrem door middel van een mechanische noodontgrendeling worden ontgrendeld. ) Beveilig de auto tegen wegrollen door bij ingeschakeld hybridesysteem deselectiehendel in de stand M
of Rte zetten. )
Zet de motor af en zet het contact
weer aan (druk de knop START/STOP
twee keer in). Als de auto niet tegen
wegrollen kan worden beveiligd, mag de
noodontgrendeling niet worden uitgevoerden moet zo snel mogelijk contact worden
opgenomen met het CITROËN-netwerk of
met een gekwalificeerde werkplaats.
De noodremfunctie mag uitsluitend in uitzonderlijke gevallen worden gebruikt. Bi
j een storing aan het CDS, aangegeven door het branden van
dit waarschuwingslampje, kan de
stabiliteit bij het remmen niet worden gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door afwisselend aan de hendel A te trekken en deze weer los te laten.
Bij het inschakelen van deachteruitversnelling klinkt eengeluidssignaal. Zet voordat u de auto verlaat deselectiehendel in de stand Nen schakel het hybridesysteem uit door het contact uit
te zetten (controlelampje Readygedoofd). y
Als u de motor probeer t te star ten zonder dat de selectiehendel in de stand Nstaat, knippert de aanduiding N
op het instrumentenpaneelin combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display van het instrumentenpaneel. Als bij het starten het rempedaal niet wordt ingetrapt, knippert op het instrumentenpaneel de aanduiding voet op het rempedaal
in combinatie met een geluidssignaal en een melding op hetdisplay van het instrumentenpaneel.
Als de motor stationair draait, u niet
remt, de handrem is vrijgezet en de stand R
, A
of Mis geselecteerd, rijdt deauto zonder dat u gas hoeft te geven.
Weergave op het
instrumentenpaneel
NNeutral (neutraalstand).RReverse (achteruitversnelling).1, 2, 3, 4, 5, 6Versnellingen bij handmatig schakelen.AGaat branden als u kiest voor automatischebediening en gaat uit als u kiest voor handmatige bediening.
)Trap het rempedaal in
als een
melding wordt weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
Starten van de auto
)
Selecteer de stand N
. )
Houd het rempedaal ingetrapt. )
Star t het hybridesysteem.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschi
jnt de
aanduiding N .
)
Selecteer een versnelling (stand Mof A
) of Ade achteruitversnelling (stand R).R )
Zet de handrem vrij als deze nietautomatisch wordt bediend. )
Neem uw voet van het rempedaal engeef gas.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de aanduiding A, 1of R.
Automatische bediening
)Star t de auto en selecteer de stand A
omde stand automatische bediening in te schakelen.
Op het displa
y van het instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding A.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
- de ri
jstijl,
- het profiel van de weg.
Tr a p o m k r a c h t ig te accelereren(bijvoorbeeld voor eeninhaalmanoeuvre) het gaspedaal metkracht in, tot voorbij het zware punt.