Page 57 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
DAU21640
Banden Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit worden
gecontroleerd en indien nodig worden bijge-
steld.
WAARSCHUWING
DWA10500
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA11020
De aanwezigheid van bagage heeft grote
invloed op het weggedrag, de rem- en rij-
eigenschappen en de veiligheid van uw
motor. Neem daarom de volgende voor-
zorgsmaatregelen in acht.
DE MOTORFIETS NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een overbela-
den motorfiets kan leiden tot
beschadiging van de banden, con-
troleverlies of ernstig letsel. Zorg
dat het totale gewicht van de motor-
rijder, de passagier, de bagage en
de gemonteerde accessoires nooit
het voorgeschreven maximumlaad-
gewicht voor de machine over-
schrijdt.
Vervoer geen los verpakte spullen
die tijdens de rit kunnen gaan
schuiven.
Bevestig de zwaarste spullen op
veilige wijze dicht bij het midden
van de motorfiets en verdeel het ge-
wicht over beide zijden.
Pas de luchtdruk in de wielophan-
ging en de bandspanning aan op
het te vervoeren gewicht.
Controleer vóór iedere rit de condi-tie en spanning van de banden. Bandspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Vo o r :
XT660R 200 kPa (29 psi) (2.00
kgf/cm²)
XT660X 210 kPa (30 psi) (2.10
kgf/cm²)
Achter:
XT660R 200 kPa (29 psi) (2.00
kgf/cm²)
XT660X 210 kPa (30 psi) (2.10
kgf/cm²)
90–186 kg (198–410 lb):
Vo o r :
XT660R 200 kPa (29 psi) (2.00
kgf/cm²)
XT660X 220 kPa (32 psi) (2.20
kgf/cm²)
Achter:
XT660R 225 kPa (33 psi) (2.25
kgf/cm²)
XT660X 230 kPa (33 psi) (2.30
kgf/cm²)
Off-road rijden:
Vo o r :
XT660R 200 kPa (29 psi) (2.00
kgf/cm²)
Achter:
XT660R 200 kPa (29 psi) (2.00
kgf/cm²)
Maximale belasting*:
186 kg (410 lb)
* Totaal gewicht van motorrijder, pas-
sagier, bagage en accessoires
U5VKD1D0.book Page 19 Friday, July 21, 2006 9:15 AM
Page 58 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.OPMERKING:De slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-tijd de lokale voorschriften in acht.Bandeninformatie
De banden aan deze motorfiets zijn voor-
zien van binnenbanden.
WAARSCHUWING
DWA10460
De banden op de voor- en achter-
wielen dienen van hetzelfde merk
en dezelfde constructie te zijn, an-
ders is het weggedrag van de ma-
chine mogelijk niet normaal.
Na uitgebreide tests zijn alleen de
hieronder vermelde banden voor dit
model goedgekeurd door YamahaMotor Co., Ltd.
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter):
1.6 mm (0.06 in)
Voorband:
Maat:
XT660R 90/90-21M/C 54S,
90/90-21M/C 54T
XT660X 120/70R17 M/C 58H,
120/70ZR17 M/C 58W,
120/70ZR17 M/C 58W
Fabrikant/model:
XT660R METZELER/TOURANCE
FRONT,
MICHELIN/SIRAC
XT660X PIRELLI/DRAGON,
METZELER/SPORTEC M1,
MICHELIN/RADIAL PILOT
SPORT
Achterband:
Maat:
XT660R 130/80-17M/C 65S,
130/80-17M/C 65T
XT660X 160/60R17 M/C 69H,
160/60ZR17 M/C 69W,
160/60ZR17 M/C 69W
Fabrikant/model:
XT660R METZELER/TOURAN-
CE,
MICHELIN/SIRAC
XT660X PIRELLI/DRAGON,
METZELER/SPORTEC M1,
MICHELIN/RADIAL PILOT
SPORT
U5VKD1D0.book Page 20 Friday, July 21, 2006 9:15 AM
Page 59 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
WAARSCHUWING
DWA10570
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een motor met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt.
Het is sterk af te raden een lekke
binnenband te plakken. Als het niet
anders kan, moet de band zeer
zorgvuldig worden geplakt en dan
zo snel mogelijk worden vervangen
door een nieuwe band van goedekwaliteit.
DAU21940
Spaakwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging of kromheid en de spaken
op losheid. Laat ingeval van schade
het wiel door een Yamaha dealer ver-
vangen. Probeer het wiel nooit zelf te
repareren, hoe klein de reparatie ook
is. Vervang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren, of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Rijd niet te snel direct na het verwisse-
len van een band. Het bandoppervlak
dient eerst te zijn ingereden voordat
het zijn optimale eigenschappen ver-
krijgt.
DAU22041
Vrije slag van koppelingshendel
afstellen De vrije slag van de koppelingshendel dient
10.0–15.0 mm (0.39–0.59 in) te bedragen,
zoals weergegeven. Controleer de vrije slag
van de koppelingshendel regelmatig en stel
indien nodig als volgt af.
1. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel los.
2. Draai de stelbout richting (a) voor
meer vrije slag van de koppelingshen-
del. Draai de stelbout richting (b) voor
minder vrije slag van de koppe-
lingshendel.1. Borgmoer
2. Stelbout voor vrije slag koppelingshendel
3. Vrije slag van koppelingshendel
U5VKD1D0.book Page 21 Friday, July 21, 2006 9:15 AM
Page 60 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-22
6
OPMERKING:Als de voorgeschreven vrije slag van de
koppelingshendel werd gehaald zoals hier-
boven beschreven, zet dan de borgmoer
vast en sla de rest van de afstelprocedureover; zo niet, ga dan als volgt verder.
3. Draai de stelbout bij de koppe-
lingshendel richting (a) om de koppe-
lingskabel losser te stellen.
4. Draai de borgmoer bij het carter los.
5. Draai de stelmoer richting (a) voor
meer gaskabelspeling. Draai de stel-
moer richting (b) voor minder vrije slag
van de koppelingshendel.
6. Draai de borgmoer bij de koppe-
lingshendel en op het carter vast.
DAU22270
Remlichtschakelaar afstellen De remlichtschakelaar, die wordt geacti-
veerd door het rempedaal, is correct afge-
steld wanneer het remlicht gaat branden
vlak voordat de remwerking intreedt. Stel in-
dien nodig de remlichtschakelaar als volgt
af.
Terwijl de stelmoer wordt gedraaid, moet de
remlichtschakelaar op zijn plaats worden
gehouden. Draai de stelmoer in de richting
(a) om het remlicht eerder te laten branden.
Draai de stelmoer in de richting (b) om het
remlicht later te laten branden.
DAU22390
Controleren van voor- en achter-
remblokken De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
volgens de intervalperioden voorgeschre-
ven in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
DAU22430
Remblokken voorrem
Elk voorremblok is voorzien van slijtage-in-
dicatorgroeven, zodat het remblok kan wor-
den gecontroleerd zonder de rem te hoeven
demonteren. Let op de slijtage-indicator-
groeven om de remblokslijtage te controle-
ren. Wanneer een remblok zover is
afgesleten dat de slijtage-indicatorgroeven
1. Borgmoer
2. Stelmoer voor vrije slag remhendel (carter)
1. Remlichtschakelaar
2. Stelmoer remlichtschakelaar
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
U5VKD1D0.book Page 22 Friday, July 21, 2006 9:15 AM
Page 61 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-23
6
vrijwel zijn verdwenen, vraag dan een
Yamaha dealer de remblokken als set te
vervangen.
DAU22500
Remblokken achterrem
Controleer elk achterremblok op schade en
meet de remvoeringsdikte. Als een remblok
beschadigd is of als de remvoeringsdikte
minder is dan 1.0 mm (0.04 in), vraag dan
een Yamaha dealer de remblokken als set
te vervangen.
DAU22580
Controleren van remvloeistofni-
veau Voorrem
Achterrem
Bij een tekort aan remvloeistof kan lucht het
remsysteem binnendringen, waarna de
remwerking mogelijk minder effectief is.Controleer alvorens te gaan rijden of de
remvloeistof boven de merkstreep voor mi-
nimumniveau staat en vul indien nodig bij.
Een laag remvloeistofniveau wijst mogelijk
op verregaande remblokslijtage en/of lekka-
ge in het remsysteem. Als het remvloeistof-
niveau laag is, controleer dan de
remblokken op slijtage en het remsysteem
op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht:
Bij het controleren van het remvloei-
stofniveau moet het bovenvlak van het
remvloeistofreservoir horizontaal
staan.
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
kwaliteit remvloeistof, anders kunnen
de rubber afdichtingen verslechteren
en zo lekkage en slechte remwerking
teweegbrengen.
Vul bij met hetzelfde type remvloeistof.
Bij vermengen van verschillende typen
remvloeistof kunnen schadelijke che-
mische reacties optreden en kan de
remwerking verslechteren.
Pas op en zorg dat tijdens bijvullen
geen water het remvloeistofreservoir
kan binnendringen. Water zal het
1. Remvoeringdikte
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
U5VKD1D0.book Page 23 Friday, July 21, 2006 9:15 AM
Page 62 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-24
6
kookpunt van de remvloeistof aanzien-
lijk verlagen zodat dampbelvorming
kan optreden.
Remvloeistof kan gelakte of kunststof
onderdelen aantasten. Veeg gemorste
remvloeistof steeds direct af.
Naarmate de remblokken afslijten, zal
het remvloeistofniveau geleidelijk ver-
der dalen. Vraag echter wel een
Yamaha dealer om een inspectie als
het remvloeistofniveau plotseling sterk
is gedaald.
DAU22760
Spanning aandrijfketting De spanning van de aandrijfketting moet
voorafgaand aan elke rit worden gecontro-
leerd en indien nodig worden bijgesteld.
DAU22782
Aandrijfketting controleren op spanning
1. Zet de motorfiets op de zijstandaard.OPMERKING:Bij het controleren en instellen van de span-
ning van de aandrijfketting mag er geen ge-wicht op de motorfiets rusten.
2. Schakel de versnellingsbak in de vrij-
stand.3. Draai het achterwiel door de motorfiets
te duwen en vind zo het strakste ge-
deelte in de aandrijfketting; meet nu de
spanning van de ketting zoals afge-
beeld.
4. Stel de spanning van de ketting als
volgt bij als deze niet correct is.
OPMERKIN
G:
Bij het controleren van de spanning van de
aandrijfketting mag de kettingspanner deaandrijfketting niet raken.
DAU22932
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
(XT660R)
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoer los aan beide uiteinden
van de achterbrug.
2. Draai de stelmoer op beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a) om
de aandrijfketting strakker te stellen.
Stel de ketting losser door de stelmoer
op beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.
1. Spanning aandrijfketting
Spanning aandrijfketting:
40.0–55.0 mm (1.57–2.17 in)
U5VKD1D0.book Page 24 Friday, July 21, 2006 9:15 AM
Page 63 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-25
6
OPMERKING:Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug, om zeker te zijn dat beidestelmoeren dezelfde positie hebben.LET OP:
DCA10570
Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-ven bereik blijven.3. Draai de borgmoeren vast en zet dan
de wielasmoer vast met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
DAU34311
Doorbuiging aandrijfketting bijstellen
(XT660X)
1. Draai de wielasmoer los en draai dan
de borgmoeren los aan beide zijden
van de achterbrug.
2. Draai om de aandrijfketting strakker te
stellen de stelbout aan beide uiteinden
van de achterbrug in de richting (a).
Stel de ketting losser door de stelbout
aan beide uiteinden van de achterbrug
in de richting (b) te draaien en dan het
achterwiel naar voren te drukken.OPMERKING:Gebruik voor een goede wieluitlijning de uit-
lijnmerktekens aan beide zijden van de ach-
terbrug, om zeker te zijn dat beidestelmoeren dezelfde positie hebben.
LET OP:
DCA10570
Een slecht gespannen aandrijfketting
overbelast de motor en andere vitale de-
len van de motorfiets, waardoor de ket-
ting kan slippen of breken. Om dit te
voorkomen moet de spanning van de
aandrijfketting binnen het voorgeschre-ven bereik blijven.
3. Trek de borgmoeren en dan de wielas-
moer aan met de voorgeschreven
aanhaalmomenten.
1. Wielasmoer
2. Stelmoer spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
Aanhaalmoment:
Borgmoer:
16 Nm (1.6 m·kgf, 11 ft·lbf)
Wielasmoer:
104 Nm (10.4 m·kgf, 75 ft·lbf)
1. Wielasmoer
2. Stelbout spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Uitlijnmerktekens
4
3
12(a)
(b)
U5VKD1D0.book Page 25 Friday, July 21, 2006 9:15 AM
Page 64 of 92

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-26
6
DAU23022
Reinigen en smeren van de aan-
drijfketting De aandrijfketting moet worden gereinigd
en gesmeerd volgens de intervalperioden
zoals voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema, anders zal
de ketting snel slijten, met name in vochtige
of stoffige gebieden. Onderhoud de ketting
als volgt.LET OP:
DCA10581
De aandrijfketting moet worden ge-
smeerd nadat de motorfiets is gewassenof ermee in de regen is gereden.
1. Reinig de aandrijfketting met petro-
leum en een zacht borsteltje.LET OP:
DCA11120
Om beschadiging van de o-ringen te
voorkomen, mag de aandrijfketting niet
worden gereinigd met een stoomreiniger
of hogedrukreiniger of met niet-geschik-te ontvetters.
2. Wrijf de aandrijfketting droog.
3. Smeer de aandrijfketting grondig met
speciale smering voor o-ring kettin-
gen.
LET OP:
DCA11110
Gebruik geen motorolie of andere
smeermiddelen voor de aandrijfketting,
deze bevatten mogelijk toevoegingendie de o-ringen kunnen beschadigen. Aanhaalmomenten:
Borgmoer:
16 Nm (1.6 m·kgf, 11 ft·lbf)
Wielasmoer:
104 Nm (10.4 m·kgf, 75 ft·lbf)
U5VKD1D0.book Page 26 Friday, July 21, 2006 9:15 AM