Page 10 of 232
8
Interieur
COCKPIT
1.
Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers.
2.
Instrumentenpaneel met display.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Contact.
5.
Bediening autoradio.
6.
Bestuurdersairbag/claxon.
7.
Hendel stuurwielverstelling.
8.
Bediening snelheidsregelaar/-
begrenzer.
9.
Bedieningspaneel parkeerhulp/
koplampverstelling, ESP, Stop &
Start
10.
Hendel motorkapontgrendeling.
11 .
Schakelaars elektrisch
verstelbare buitenspiegels.
Page 11 of 232
4
2
4
9
1
IN EEN OOGOPSLAG
Interieur
MIDDENCONSOLE
1.
Bedieningspaneel
ruitbediening.
2.
Bedieningspaneel
alarmknipperlichten/centrale
vergrendeling.
3.
Aansteker.
4.
Bediening verwarming/ventilatie.
5.
Opbergvak.
110
6.
Grip Control.
7.
Autoradio.
8.
Display.
40
9.1
10.
Oproep naar
Urgence of Assistance.
9.
Selectiehendel
elektronisch
bediende
versnellingsbak.
Page 20 of 232

18
Toegang tot de auto
Gebruiksvoorschrift
Houd de afstandsbediening vrij van
vet, stof en vocht.
Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel
hangt terwijl deze in het contactslot
zit (sleutelhanger, ...), kan storingen
veroorzaken.
AFSTANDSBEDIENING
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of
het losnemen van de accukabels kan
het zijn dat de afstandsbediening
gesynchroniseerd moet worden.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u
de afstandsbediening gebruikt.
Steek de sleutel in het contactslot
met de knoppen (hangslot) van de
afstandsbediening naar u toe.
Zet het contact aan.
Druk binnen 10 seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot)
en houd deze ten minste 5 seconden
ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u
de afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer. Gebruik uitsluitend batterijen van
hetzelfde type als de oorspronkelijke
batterijen of de door het
PEUGEOT-netwerk voorgeschreven
batterijen.
Gooi de batterij van de
afstandsbediening niet weg, de batterij
bevat metalen die schadelijk zijn voor
het milieu.
Lever de batterij in bij het
PEUGEOT-netwerk of een speciaal
verzamelpunt.
Uitklappen/inklappen van de sleutel
Batterij vervangen
Batterij: CR1620/3 V .
Als de batterij leeg is, verschijnt een
melding op het display in combinatie
met een geluidssignaal.
Wip dan het huis met een muntstuk bij
het oog los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het
vervangen van de batterij niet werkt,
moet deze opnieuw gesynchroniseerd
worden.
Als de batterij niet wordt vervangen
door een batterij van hetzelfde type,
kan de afstandsbediening defect
raken. Druk op deze knop om de
sleutel uit te klappen.
Druk om de sleutel in te
klappen op deze verchroomde
knop en duw de sleutel in de
houder. Wanneer u bij het inklappen
niet op de knop drukt, kan het
mechanisme beschadigd raken.
Page 29 of 232
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Cockpit
INSTRUMENTENPANEEL
Displays
COCKPIT
Displays
De informatie die op het
instrumentenpaneel wordt weergegeven
hangt af van de uitrusting van de auto.
Klokken
1. Kilometer-/mijlenteller.
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter,
koelvloeistoftemperatuurmeter.
4. Toerenteller.
5. Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator.
6. Dimmer dashboardverlichting.
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller.
- Water in brandstoffi lter.
- Voorgloeien diesel.
Page 30 of 232

28
Cockpit
Middenconsole met display
Instrumentenpaneel zonder display
- rechtsom draaien: uren verhogen
(houd de knop naar rechts om
de tijd in een sneller tempo in te
stellen),
- linksom draaien: tijdsaanduiding in
24H of 12H,
- rechtsom draaien: 24H of 12H
selecteren,
- linksom draaien: ingestelde tijd
bevestigen.
Als er ongeveer 30 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd,
verschijnt de huidige weergave.
TIJD INSTELLEN
Raadpleeg om de op het display
weergegeven tijd en datum in te
stellen in de rubriek 9 het gedeelte
"Datum en tijd instellen".
Middenconsole zonder display
De tijdweergave is afhankelijk
van de uitvoering. De toegang
tot de Datum is alleen actief
als de datum geheel in letters
wordt weergegeven (volgens
uitvoering). Met de knop aan de
linkerzijde kan het klokje
worden ingesteld door de
handelingen in onderstaande
volgorde uit te voeren:
- linksom draaien: de minuten
knipperen,
- rechtsom draaien: minuten
verhogen (houd de knop naar
rechts om de tijd in een sneller
tempo in te stellen),
- linksom draaien: de uren knipperen,
Page 31 of 232

29
VOORDAT U GAAT RIJDEN
22
Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een
verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat knipperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje
status
signaleert
Oplossing - actie
STOP
brandt, in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het scherm.
ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk
en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische
remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging".
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk
.
Handrem / Remvloeistofniveau / REF
brandt. handrem aangetrokken of
niet goed losgezet. Zet de handrem los, het verklikkerlampje zal
uitgaan.
brandt. een te laag vloeistofniveau. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven
remvloeistof bij.
blijft branden,
ondanks correct
niveau, in
combinatie met het
verklikkerlampje ABS. een storing in
de elektronische
remdrukregelaar (REF).
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk.
Motoroliedruk en
motorolietemperatuur
gaat branden
tijdens het
rijden. onvoldoende druk of te
hoge temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
ondanks
correct niveau. een ernstige storing. Laat dit controleren door het PEUGEOT netwerk.
Page 32 of 232

30
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Oplossing - actie
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een abnormale verhoging
van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het
niveau.
knippert. een te laag
koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Service
blijft kort
branden. kleine storingen of
waarschuwingen.
Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het
display. Zie in rubriek 9 het gedeelte "Autoradio -
Boordcomputer" (volgens uitvoering). Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen. de bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt. Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
knippert in
combinatie met
een geluidssignaal
en blijft vervolgens
branden. de bestuurder rijdt terwijl
de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
ECO
-modus
brandt
permanent.
De functie Stop & Start heeft
de motor in de STOP-stand
geplaatst, als gevolg van stlistaan
van de auto (verkeerslichten,
fi les, overig...).
Zodra u wilt wegrijden, gaat het lampje uit
en wordt de motor direct in de START-stand
geschakeld.
knippert
enkele
seconden
en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk
niet beschikbaar.
of
De START-stand is
automatisch ingeschakeld. Rubriek 2, deel "Stop & Start".
Page 34 of 232

ABS
32
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Oplossing - actie
Stuurbekrachtiging
brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat uw
auto controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Geopend
portier
brandt in
combinatie
met melding
op het display. een niet goed gesloten
portier. Controleer of alle portieren goed zijn gesloten.
ABS
blijft branden. een storing in het
antiblokkeersysteem. De conventionele werking van het remsysteem,
zonder bekrachtiging, blijft behouden.
Het PEUGEOT netwerk raadplegen.
ESP
knippert. een ingreep van de ASR of
het ESP. Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal
over de wielen en verbetert zo de koersvastheid
van de auto. Zie in de rubriek 4 het gedeelte
"Veilig rijden".
blijft branden. een storing in het
systeem. Bijv.: een te lage
bandenspanning. Controleer de bandenspanning. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk. (Wielsensor, hydraulisch
regelorgaan, ...).
blijft branden in
combinatie met het
verklikkerlampje
van de knop (op
het dashboard). dat het systeem is
uitgeschakeld op verzoek
van de bestuurder. Het systeem is uitgeschakeld en wordt
automatisch weer ingeschakeld zodra de
snelheid boven de 50 km/h komt of na het
indrukken van de knop (op het dashboard).