11 9
VEILIGHEID
4
11 9
Airbags
Airbags vóór
Deze zijn voor de bestuurder in
het midden van het stuurwiel en
voor de passagier in het dashboard
aangebracht.
Activering
Ze worden tegelijkertijd geactiveerd, behalve als de airbag aan
passagierszijde is uitgeschakeld, bij
een ernsti
ge frontale aanrijding binnen
de impactzone A, in de lengterichtingvan de auto en vanaf de voorzijde
richting de achterzijde van de auto, die zich op een horizontale ondergrond
moet bevinden.
De airba
g vóór wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór en hetdashboard om te voorkomen dat deinzittende naar voren wordt geworpen.Uitschakelen
Alleen de airbag aan passagierszijdekan worden uitgeschakeld:
- Zet het contact af , steek de sleutel
in de schakelaar voor uitschakelen
van de airbag aan passagierszijde,
-
draai deze in de stand "OFF",
- verwi
jder de sleutel zonder de stand van de sleutel te veranderen.
Het verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel
brandt zolang de airbag is
uitgeschakeld.
Als de twee verklikkerlampjesairbag permanent branden, plaatsdan geen kinderzitje met de rugin de rijrichting. Raadpleeg hetPEUGEOT-netwerk.
Storin
g airbag vóór
Schakel voor de veiligheid van uw kind de airbag aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met
de ru
g in de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders kan een kind bij het
afgaan van de airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Inschakelen
In
de stand "OFF" werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventuele
aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd,zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier
te garanderen.
Als dit verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het display, laat
het systeem dan controleren
door het PEUGEOT-netwerk .