MAGIC PARKING(voor bepaalde versies/markten)
Het Magic Parking systeem meldt de bestuurder
een vrije parallelle parkeerplek die geschikt is voor
de lengte van de auto; het helpt de bestuurder bij
het inparkeren door automatisch de beweging
van het stuurwiel aan te passen.
Tijdens deze manoeuvre wordt de bestuurder ook
geassisteerd door de parkeersensoren (4 voor en
4 achter) die informatie over de afstand ten
opzichte van obstakels voor of achter de auto
verschaffen.
Tijdens het zoeken naar een parkeerplek zijn de
sensoren voor en achter niet geactiveerd (alleen de
sensoren opzij). Tijdens het inparkeren worden
de sensoren voor en achter automatisch
geactiveerd zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld.
BELANGRIJK
De uiteindelijke
verantwoordelijkheid tijdens het
parkeren ligt altijd bij de bestuurder.
Tijdens het inparkeren moet altijd
gecontroleerd worden of er geen mensen of
dieren in de ruimte waar gemanoeuvreerd
wordt aanwezig zijn.
BELANGRIJK
De parkeersensoren dienen als hulp
voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht. Het
Magic Parking systeem regelt op GEEN
ENKELE manier de snelheid van de auto
tijdens het inparkeren: de bediening van
gas- en rempedaal blijft voor rekening van
de bestuurder.
SENSOREN
Voor het zoeken naar een parkeerplek, maakt het
systeem gebruik van de sensoren opzij fig. 77,
die automatisch geactiveerd worden bij snelheden
onder 30 km/h. Als de bestuurder in deze fase
langs een ruimte rijdt die geschikt wordt geacht
als parkeerplek, kan de functie opgevraagd
worden met de speciale knop
op het
instrumentenpaneelfig. 78: op de display van het
instrumentenpaneel worden de aanwijzingen
weergegeven om de manoeuvre te verrichten.
Als de functie niet door de bestuurder wordt
aangevraagd (knop ingedrukt), wordt er geen
informatie getoond.
98
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WERKING
De geassisteerde parkeermanoeuvre kan alleen
geactiveerd worden bij ingeschakeld
instrumentenpaneel en snelheden onder 30 km/h.
De manoeuvre bestaat uit de volgende fases:❒Inschakeling:bediening van de knop
start
het zoeken.
❒Zoeken:via de zijsensoren zoekt het systeem
voortdurend naar een vrije parkeerplek die
geschikt is voor de afmetingen van de auto. De
bestuurder kiest met behulp van de
richtingaanwijzers aan welke kant van de weg
hij wil parkeren (als er geen informatie van
de richtingaanwijzers of de alarmknipperlichten
beschikbaar is, vindt het zoeken aan
passagierszijde plaats).
BELANGRIJK Het ZOEKEN wordt uitgeschakeld
als na 10 minuten nog steeds geen geschikte
parkeerruimte is gevonden.
❒Identificatie:als het systeem een vrije
parkeerruimte identificeert die geschikt is voor
de afmetingen van de auto, meldt het de
aanwezigheid hiervan en de handelingen die
voor het starten van het inparkeren zijn vereist.
❒Manoeuvre:de bestuurder wordt gevraagd de
achteruit in te schakelen, het stuurwiel los te
laten en het gaspedaal, het rempedaal en het
koppelingspedaal te bedienen (bij een
handgeschakelde versnellingbak) of het gas- en
het rempedaal (bij een automaat) (voor
bepaalde versies/markten). Tijdens het
inparkeren in de achteruitversnelling, bedient
het systeem het stuurwiel automatisch.
Afhankelijk van de parkeerruimte, kan de
manoeuvre met het enkele achteruitrijden
volstaan, of kunnen er meerdere manoeuvres in
de vooruit- en achteruitversnelling nodig zijn.
fig. 77
L0F0036
fig. 78
L0F0037
99WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Einde manoeuvre
Als de grootte van de parkeerplek dit toestaat, kan
het inparkeren in één manoeuvre worden
verricht. Wanneer de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, worden de wielen recht gezet en
wordt de manoeuvre als voltooid beschouwd (het
systeem zal dus uitgeschakeld worden).
Als de parkeerruimte kleiner is, kunnen
verschillende manoeuvres nodig zijn: de
bestuurder wordt geadviseerd het inparkeren
handmatig te voltooien via een speciale melding
op de display van het instrumentenpaneel.
BELANGRIJK
Als men tijdens een manoeuvre het
stuurwiel met de handen wil stoppen,
wordt geadviseerd het stevig aan de
buitenste rand vast te houden. Steek de
handen niet door het stuurwiel of houd niet
de spaken vast.ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
❒De uiteindelijke verantwoordelijkheid tijdens
het parkeren ligt altijd bij de bestuurder.
Controleer tijdens deze manoeuvres altijd of er
geen mensen, dieren of voorwerpen in het
manoeuvregebied aanwezig zijn. Het Magic
Parking systeem is (net zoals de
parkeersensoren) ontworpen om de bestuurder
te assisteren, die echter nooit zijn aandacht mag
laten verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze op lage snelheid
verricht.
❒Als de sensoren schokken ondergaan die hun
positie wijzigen, kan de werking van het
systeem op ernstige wijze verslechteren.
❒Als de sensoren vuil zijn of bedekt zijn met
sneeuw, ijs of modder of overgespoten zijn
ten opzichte van de originele toestand, kan de
werking van het systeem op ernstige wijze
verslechteren. Voor een correcte werking van het
systeem is het van essentieel belang dat de
sensoren altijd schoon zijn. Zorg er tijdens het
reinigen voor dat ze niet gekrast of beschadigd
worden; vermijd het gebruik van droge, harde of
ruwe doeken. De sensoren moeten met schoon
water worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels met
stoomreinigers/hogedrukreinigers moeten de
sensoren snel gewassen worden door de
spuitmond op minstens 10 cm van de sensoren
te houden.
103WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
– herconfigureerbaar
multifunctioneel display... 7
– Instrumenten (paneel) ..... 6
–
temperatuurmeter ........... 8
– multifunctioneel display... 6
– Snelheidsmeter ................ 8
– toerenteller ...................... 8
Interieur (reiniging) ............ 229
Interieuruitrusting ................ 65K
entekenverlichting
– lamp vervangen .............. 188
Ken uw auto......................... 5
Kinderzitjes (geschiktheid
voor gebruik) .................... 128
Klimaatcomfort .................... 38
Klimaatregeling.................... 37
– Uitstroomopeningen/
roosters in interieur.......... 38
Koelvloeistoftemperatuurmeter.......................................... 8
Koplampen .......................... 82
– hoogteregeling
koplampen ...................... 82
– koplampafstelling in het
buitenland ....................... 83
– lamp vervangen .............. 183
– lichtbundel afstellen......... 82Koplampen - mistlampen
afstellen .............................. 83
Koplampsproeiers ............... 226
Koppeling ........................... 235
Krachtbegrenzers ................ 121
Krik .................................... 170
Lampen
– algemene instructies ....... 179
– lampen (vervangen) ....... 179
– typen lampen ................. 181
Lampjes op
instrumentenpaneel ........... 151
lamp vervangen ........... 185-186
Lamp vervangen
– buitenverlichting ............ 183
– interieurverlichting ......... 188
Lancia CODE (systeem) ....... 25
Lancia CODE systeem.......... 25
– Bagageruimte (inhoud)... 244
– Display ............................ 12Lichtunits
– achterlichtunits (lamp
vervangen) ..................... 186
– koplampunits (lamp
vervangen) ..................... 183
Luchtfilter .......................... 219Luchtroosters aan zijkant ..... 37
Luchtroosters in het
midden ............................... 37
M
agic Parking ..................... 98
Magic Parking systeem ......... 98
Mechanical Brake Assist ....... 84
Menuopties........................... 13
Milieubescherming .............. 115
Mistachterlicht .................... 186
Mistlicht ............................. 185
Motorcodes ......................... 233
Motorkap ............................. 79
Motor
– code ............................... 232
– identificatiecodes ............ 233
– technische gegevens ........ 234
– Vloeistofniveau van het
motorkoelsysteem ........... 217
Motorolie
– niveau controleren .......... 217
– specificaties .................... 249
– verbruik ......................... 217
Motorruimte
– controle van
vloeistofniveaus .............. 213
Motorruimte
293WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTER
koelvloeistof-