WERKING
De geassisteerde parkeermanoeuvre kan alleen
geactiveerd worden bij ingeschakeld
instrumentenpaneel en snelheden onder 30 km/h.
De manoeuvre bestaat uit de volgende fases:❒Inschakeling:bediening van de knop
start
het zoeken.
❒Zoeken:via de zijsensoren zoekt het systeem
voortdurend naar een vrije parkeerplek die
geschikt is voor de afmetingen van de auto. De
bestuurder kiest met behulp van de
richtingaanwijzers aan welke kant van de weg
hij wil parkeren (als er geen informatie van
de richtingaanwijzers of de alarmknipperlichten
beschikbaar is, vindt het zoeken aan
passagierszijde plaats).
BELANGRIJK Het ZOEKEN wordt uitgeschakeld
als na 10 minuten nog steeds geen geschikte
parkeerruimte is gevonden.
❒Identificatie:als het systeem een vrije
parkeerruimte identificeert die geschikt is voor
de afmetingen van de auto, meldt het de
aanwezigheid hiervan en de handelingen die
voor het starten van het inparkeren zijn vereist.
❒Manoeuvre:de bestuurder wordt gevraagd de
achteruit in te schakelen, het stuurwiel los te
laten en het gaspedaal, het rempedaal en het
koppelingspedaal te bedienen (bij een
handgeschakelde versnellingbak) of het gas- en
het rempedaal (bij een automaat) (voor
bepaalde versies/markten). Tijdens het
inparkeren in de achteruitversnelling, bedient
het systeem het stuurwiel automatisch.
Afhankelijk van de parkeerruimte, kan de
manoeuvre met het enkele achteruitrijden
volstaan, of kunnen er meerdere manoeuvres in
de vooruit- en achteruitversnelling nodig zijn.
fig. 77
L0F0036
fig. 78
L0F0037
99WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Na de eerste manoeuvre, wanneer de achterste
zoemer onafgebroken klinkt, wordt de
bestuurder gevraagd de achteruitversnelling uit
te schakelen en de vooruitversnelling in te
schakelen. Als dit niet voldoende is, wordt de
bestuurder gevraagd om bij het bereiken van de
ononderbroken toon de achteruit in te
schakelen. De halfautomatische manoeuvre
eindigt wanneer de display de melding
"Handmatig afronden" toont.
❒Afsluiting:na afloop van de manoeuvre neemt
de bestuurder de controle over en zal indien
nodig het inparkeren handmatig moeten
voltooien.
BELANGRIJK De MANOEUVREfase wordt
uitgeschakeld als het parkeren binnen 3 minuten
niet voltooid is.
BELANGRIJK Na het achteruitrijden wordt de
stuurinrichting rechtgezet zodra de
achteruitversnelling wordt uitgeschakeld. De
bestuurder moet de manoeuvre handmatig
voltooien.
De werking van Magic Parking is op
diverse onderdelen gebaseerd:
parkeersensoren voor en achter,
zijsensoren, stuurinrichting, wielen en
remsysteem, instrumentenpaneel. Onthoud
dat een storing van een van deze onderdelen
de werking van het systeem in gevaar kan
brengen.BESCHRIJVING VAN DE MANOEUVREFASES
Inschakeling
Het systeem wordt ingeschakeld door op de knop
te drukken: zodra het systeem is ingeschakeld,
begin het te zoeken (inschakeling van de led op de
knop geeft aan dat het systeem actief is).
Aangezien het systeem ook parkeerplekken
herkent wanneer het uitgeschakeld is, kan het ook
meteen nadat een geschikte plek is gepasseerd
ingeschakeld worden.
Als een geschikte parkeerplek is gevonden (de
zoekfase zal niet verricht worden), zal het systeem
de bestuurder op de display van het
instrumentenpaneel informeren over de
handelingen die voor een correcte manoeuvre
benodigd zijn.
Een parkeerplek zoeken
Tijdens de zoekfase fig. 79 moet de auto zijn route
volgen met een snelheid van minder dan 30 km/h
en op een afstand van 50 tot 130 cm van de
geparkeerde auto's. Een parkeerplek wordt
geschikt geacht als deze circa 80 cm langer dan de
auto is.
Keuze van zoek- en inparkeerzijde
Ga als volgt te werk om de zoek- en inparkeerzijde
te kiezen
1)
Keuze van passagierszijde als zoek- en
inparkeerzijde met:
100WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒richtingaanwijzer in middelste stand;
❒alarmknipperlichten ingeschakeld;
❒alarmknipperlichten ingeschakeld en
richtingaanwijzer in stand passagierzijde;
❒richtingaanwijzer naar passagierszijde gericht.
2)
Keuze van bestuurderszijde als zoek- en
inparkeerzijde met:
❒richtingaanwijzer naar bestuurderszijde gericht;
❒alarmknipperlichten ingeschakeld en
richtingaanwijzer in stand bestuurderszijde.
Het systeem zal de bestuurder informeren over de
zijde waar het zoeken en inparkeren zal
plaatsvinden door middel van meldingen en het
inschakelen van de
of
controlelampjes op het
instrumentenpaneel.
Het zoeken gebeurt aan beide zijden van de weg:
de keuze kan dus ook met de richtingaanwijzers
gemaakt worden nadat een geschikte parkeerplek
is gepasseerd.BELANGRIJK Tijdens het zoeken mag de snelheid
niet meer dan 30 km/h bedragen; wanneer 25
km/h wordt bereikt, wordt de bestuurder
gevraagd langzamer te rijden; als de snelheid van
30/h wordt overschreden, wordt het systeem
uitgeschakeld; in dit geval moet het systeem weer
gestart worden met behulp van de knop
).
BELANGRIJK Als de "Lane Change"-functie
ingeschakeld is (zie paragraaf "Buitenverlichting"
in dit hoofdstuk), vindt het zoeken van een
parkeerplek altijd aan passagierszijde plaats.
BELANGRIJK Als de parkeersensoren tijdens het
zoeken van een parkeerplek ingeschakeld worden
(zie paragraaf "Parkeersensoren voor en achter"
in dit hoofdstuk), dan wordt het systeem
uitgeschakeld.
BELANGRIJK
Het zoeken en inparkeren moet altijd
in overeenstemming met de geldende
voorschriften van de
wegenverkeerswetgeving worden verricht.
fig. 79
L0F1001
101WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Identificatie van een parkeerplek
Als het systeem een geschikte plek tussen twee
geparkeerde auto's of tussen andere obstakels
identificeert (bijv. voorwerpen met een groot
zijoppervlak zoals voertuigen, containers, etc.), zal
het melden dat een plek is gevonden waarin
ingeparkeerd kan wordenfig. 80.
Als de bereikte positie reeds geschikt is voor het
begin van de manoeuvre, adviseert het systeem de
bestuurder om de achteruit in te schakelen, en
anders zal het vragen om iets naar voren te gaan.
Bij het verzoek om de achteruit in te schakelen,
moet de bestuurder de auto stoppen en de
achteruit inschakelen om zijn wens om de
manoeuvre te beginnen te bevestigen. Als de
bestuurder blijft rijden, zal het systeem na circa
10 meter niet meer de gevonden parkeerplek
in beschouwing nemen, maar naar een nieuwe
geschikte plek zoeken.Manoeuvre
De bestuurder controleert de bewegingen van de
auto met gas-, rem- en koppelingspedaal (alleen
bij versies met handgeschakelde versnellingsbak),
terwijl het systeem automatisch de stuurinrichting
bedient om zo goed mogelijk in te parkeren.
Tijdens de manoeuvre kan men gebruik maken
van de informatie afkomstig van de
parkeersensoren (tijdens het achteruitrijden wordt
geadviseerd de zone te bereiken waar de achterste
sensoren een ononderbroken toon produceren),
maar het is altijd aan te raden de omliggende zone
in de gaten te houden.
De auto kan tijdens de manoeuvre gestopt worden
en men kan, terwijl de auto stil staat, de
achteruitversnelling tijdelijk uitschakelen
(bijvoorbeeld om een voetganger in de
manoeuvreruimte te laten passeren).
De snelheid moet tijdens de manoeuvre minder
dan 7 km/h bedragen, want anders wordt de
parkeermanoeuvre onderbroken.
Als de bestuurder tijdens het inparkeren een
bedoelde of onbedoelde handeling op het stuurwiel
verricht (door het aan te raken of de beweging te
verhinderen), wordt de manoeuvre onderbroken.
Als het wegdek bijzonder onregelmatig is of er
bevinden zich obstakels onder de wielen die de
beweging van de auto beïnvloeden, waardoor de
auto niet meer de correcte baan volgt, kan de
manoeuvre onderbroken worden.
fig. 80
L0F1002
102WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Einde manoeuvre
Als de grootte van de parkeerplek dit toestaat, kan
het inparkeren in één manoeuvre worden
verricht. Wanneer de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, worden de wielen recht gezet en
wordt de manoeuvre als voltooid beschouwd (het
systeem zal dus uitgeschakeld worden).
Als de parkeerruimte kleiner is, kunnen
verschillende manoeuvres nodig zijn: de
bestuurder wordt geadviseerd het inparkeren
handmatig te voltooien via een speciale melding
op de display van het instrumentenpaneel.
BELANGRIJK
Als men tijdens een manoeuvre het
stuurwiel met de handen wil stoppen,
wordt geadviseerd het stevig aan de
buitenste rand vast te houden. Steek de
handen niet door het stuurwiel of houd niet
de spaken vast.ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
❒De uiteindelijke verantwoordelijkheid tijdens
het parkeren ligt altijd bij de bestuurder.
Controleer tijdens deze manoeuvres altijd of er
geen mensen, dieren of voorwerpen in het
manoeuvregebied aanwezig zijn. Het Magic
Parking systeem is (net zoals de
parkeersensoren) ontworpen om de bestuurder
te assisteren, die echter nooit zijn aandacht mag
laten verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze op lage snelheid
verricht.
❒Als de sensoren schokken ondergaan die hun
positie wijzigen, kan de werking van het
systeem op ernstige wijze verslechteren.
❒Als de sensoren vuil zijn of bedekt zijn met
sneeuw, ijs of modder of overgespoten zijn
ten opzichte van de originele toestand, kan de
werking van het systeem op ernstige wijze
verslechteren. Voor een correcte werking van het
systeem is het van essentieel belang dat de
sensoren altijd schoon zijn. Zorg er tijdens het
reinigen voor dat ze niet gekrast of beschadigd
worden; vermijd het gebruik van droge, harde of
ruwe doeken. De sensoren moeten met schoon
water worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels met
stoomreinigers/hogedrukreinigers moeten de
sensoren snel gewassen worden door de
spuitmond op minstens 10 cm van de sensoren
te houden.
103WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
❒Bronnen van ultrasoongeluid (bijv.
pneumatische remmen van vrachtwagens of
pneumatische hamers) kunnen de
sensorwerking op negatieve manier beïnvloeden.
❒De sensoren kunnen een onbestaand voorwerp
(echogeluid) wegens mechanische geluiden
detecteren, bijvoorbeeld tijdens het wassen van
de auto, in geval van regen, sterke wind, hagel.
❒Het kan voorkomen dat de sensoren voorwerpen
van bijzondere vorm of gemaakt van bijzondere
materialen (zeer dunne palen, aanhangerdissels,
panelen, netten, struiken, wegversperringen,
vuilnisbakken, motorfietsen, etc.) niet
detecteren. Controleer altijd zorgvuldig of de
auto en zijn baan werkelijk overeenstemmen
met de door het systeem gevonden
parkeerruimte.
❒Het gebruik van (een of meer) banden of wielen
van een andere maat dan die aanwezig was op
het moment dat de auto werd gekocht, kan
de werking van het systeem beïnvloeden.
❒Als de accu is losgekoppeld of bijna leeg is, is
het Magic Parking systeem pas beschikbaar
nadat de auto enkele honderden meters een
niet-rechtlijnige route heeft afgelegd (om het
systeem te initialiseren).
❒Als een aanhanger aanwezig is (met correct
ingebrachte stekker), wordt het Magic Parking
systeem automatisch uitgeschakeld.❒Als het Magic Parking bezig is met zoeken, kan
het een verkeerde ruimte voor het inparkeren
vinden (bijv. te dicht bij een kruising, ter hoogte
van een uitrit, dwarsstraten, etc.)
❒Bij parkeermanoeuvres op hellingen, kan het
systeem verslechterde prestaties vertonen en
zichzelf uitschakelen.
❒Als een parkeermanoeuvre tussen twee auto's
die (gedeeltelijk) op de stoep zijn geparkeerd
wordt verricht, kan het zijn dat het systeem de
auto de stoep op laat rijden.
❒Het kan ook voorkomen dat sommige
manoeuvres ter hoogte van zeer scherpe bochten
niet uitgevoerd kunnen worden.
❒Let zeer goed op dat de toestand tijdens het
inparkeren niet verandert (bijv. er bevinden zich
personen en/of dieren in de parkeerruimte,
rijdende auto's, etc.) en grijp indien nodig
onmiddellijk in.
❒Let tijdens de parkeermanoeuvres op auto's die
uit de tegenovergestelde richting komen. Neem
altijd de voorschriften van de
wegenverkeerswetgeving in acht.
BELANGRIJK De correcte werking van het
systeem is niet gegarandeerd als sneeuwkettingen
of reservewielen gemonteerd zijn.
104WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Magic Parking uitgeschakeld:Het systeem is
vanwege een van de volgende toestanden
uitgeschakeld: manoeuvre voltooid,
snelheidslimieten overschreden, aanwezigheid van
een aanhanger, zoekfase te lang, manoeuvrefase
te lang, gebruik van parkeersensoren tijdens
het zoeken nodig, verkeerde baan van de auto
vanwege obstakels bij de wielen.
Handmatig afronden:
❒De door het systeem geregelde inparkeerfase is
beëindigd, maar de parkeermanoeuvre moet
door de bestuurder voltooid worden.
❒Het stuurwiel is tijdens de manoeuvre
aangeraakt.
❒De achteruit is tijdens de manoeuvre
uitgeschakeld en de auto heeft zich verplaatst.
❒Wegens obstakels volgt de auto een andere baan
dan die vereist voor inschakeling van het
systeem.
Aanhanger aanwezig:De inschakeling van het
systeem is verzocht, maar de auto heeft een
aanhanger (de stekker van de aanhanger is correct
ingebracht).
Magic Parking uitgeschakeld:Het systeem is
uitgeschakeld na een verzoek om inschakeling van
de parkeersensoren tijdens de zoekfase bij een
voertuigsnelheid van minder dan 15 km/h.
BELANGRIJK Sommige meldingen worden door
een geluidssignaal vergezeld.PARKEERSENSOREN VOOR EN ACHTER (in
combinatie met Magic Parking)
(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensoren bevinden zich in de voorbumper
(voor bepaalde versies/markten) fig. 81 en de
achterbumper fig. 82 van de auto en detecteren de
aanwezigheid van obstakels in het gebied vóór
(versie met 4 sensoren) en achter de auto (versies
met 8 sensoren) en waarschuwen de bestuurder
met een geluidssignaal.
De sensoren zijn altijd gecombineerd met de Magic
Parking functie.
Versie met 10 sensoren
Het systeem wordt geactiveerd wanneer de
achteruit wordt ingeschakeld of bij bediening van
de PARK-knop fig. 83.
fig. 81
L0F0028
106WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als om inschakeling van de Magic Parking functie
is verzocht, worden de sensoren voor en achter
niet automatisch ingeschakeld tijdens het zoeken
naar een parkeerplek, maar kunnen geactiveerd
worden door op de PARK-knop te drukken of
de achteruit in te schakelen bij een snelheid van
circa 15 km/h.
Wanneer de achteruit wordt uitgeschakeld, blijven
de sensoren voor en achter geactiveerd totdat
een snelheid van circa 15 km/h wordt
overschreden, om voltooiing van de
parkeermanoeuvre toe te staan.
De sensoren worden uitgeschakeld door opnieuw
op de PARK-knop te drukken of wanneer een
snelheid van 15 km/h wordt overschreden: de led
in de knop is uit wanneer het systeem niet actief
is.Bij inschakeling van de sensoren, begint het
systeem geluidssignalen uit de voorste of achterste
zoemers af te geven zodra een obstakel wordt
gedetecteerd. De frequentie neemt toe naarmate
het obstakel dichterbij komt. Wanneer het
obstakel zich op minder dan 30 cm bevindt, wordt
het geluid ononderbroken. Afhankelijk van de
positie van het obstakel (voor of achter) wordt het
geluid door de bijbehorende zoemers (voor of
achter) geproduceerd. Het obstakel dat zich het
dichtst bij de auto bevindt wordt gesignaleerd.
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk wanneer de
afstand ten opzichte van het obstakel toeneemt.
De geluidscyclus blijft constant als de door de
middelste sensoren gemeten afstand ongewijzigd
blijft. Als deze situatie optreedt voor de
zijsensoren, wordt het signaal na circa 3 seconden
onderbroken (bijvoorbeeld om signalen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs muren).
LANCIA
fig. 82
L0F0027
fig. 83
L0F0038
107WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER