FADERREGELING
Ga als volgt te werk:
❒Gebruik de
of
toets om de "Fader" in het
AUDIO-menu in te stellen;
❒druk op de
toets om het volume van de
achterste speakers te verhogen of op de
toets
om het volume van de voorste speakers te
verhogen.
Door kortstondig op de toetsen te drukken, zullen
de niveaus in stappen veranderen. Door ze langer
ingedrukt te houden, zullen de niveaus sneller
veranderen.
Kies de waarde "
0
" om de audio-uitgangen
achter en voor op dezelfde waarde in te stellen.
LOUDNESSFUNCTIE
(behalve uitvoeringen met 360° HI-FI MUSIC-
systeem)
De loudnessfunctie verbetert het geluidsvolume
wanneer naar een laag volume wordt geluisterd,
door de bassen en de hoge tonen te versterken.
Kies voor het inschakelen/uitschakelen van de
functie, de instelling Loudness in het AUDIO-
menu m.b.v. de
of
toets.
De toestand van de functie (in- of uitgeschakeld)
wordt enige seconden op de display getoond door
het opschrift “Loudness On” of "Loudness Off”.EQ-FUNCTIE
(equaliser inschakelen/uitschakelen)
(behalve uitvoeringen met 360° HI-FI MUSIC-
systeem)
De ingebouwde equaliser kan in- of uitgeschakeld
worden. Wanneer de equaliserfunctie is
uitgeschakeld, kunnen uitsluitend de audio-
instellingen “Bass” (lage tonen) en “Treble” (hoge
tonen) geregeld worden, terwijl als de functie is
ingeschakeld tevens de geluidscurven geregeld
kunnen worden. Kies voor het uitschakelen van de
equaliser, de "EQ OFF" functie met de
of
toets.
Gebruik voor het inschakelen van de equaliser deof
toets om een van de instellingen te kiezen:
❒"FM/AM/CD...EQ User" (instelling van 7
equaliserbanden die door de gebruiker
veranderd kunnen worden);
❒"Classic" (vooraf ingestelde equaliserinstelling
voor optimaal geluid van klassieke muziek);
❒"Rock" (vooraf ingestelde equaliserinstelling
voor optimaal geluid van rock- en popmuziek);
❒"Jazz" (vooraf ingestelde equaliserinstelling voor
optimaal geluid van jazzmuziek);
Wanneer een van de equaliserinstellingen
ingeschakeld is, licht het opschrift “EQ” op.
275
AUTORADIO
Opmerking
Als de TA-functie ingeschakeld is bij een andere
audiobron dan de Tuner (Radio) (CD, MP3,
telefoon of Mute/Pause), dan kan de autoradio het
automatische zoeken in werking stellen, waardoor
het mogelijk is dat bij het opnieuw inschakelen
van de Tuner (Radio) de afgestemde frequentie
anders is dan wat eerder was ingesteld.
Met de TA-functie is het volgende mogelijk:
❒zoeken naar uitsluitend RDS-stations op de FM-
golfband die verkeersinformatie kunnen
uitzenden;
❒verkeersinformatie ontvangen ook als de CD-
speler werkt;
❒verkeersinformatie ontvangen op een vooraf
ingesteld minimumvolume, ook als het
radiovolume uit staat.
Opmerking
In sommige landen zijn er radiostations die ook bij
ingeschakelde TP-functie geen verkeersinformatie
uitzenden (het pictogram "TP" verschijnt op de
display).
Als de radio is afgestemd op een station op de AM-
golfband en de TA-functie wordt geactiveerd, dan
stemt hij af op het laatst gekozen station op de
FM1-golfband.
Het volume waarmee de verkeersinformatie wordt
uitgezonden is afhankelijk van het luistervolume:❒luistervolume lager dan 5: volume
verkeersinformatie op 5 (vaste waarde);
❒luistervolume hoger dan 5: volume
verkeersinformatie gelijk aan luistervolume +1.
Als het volume tijdens een verkeersbericht wordt
gewijzigd, dan wordt het niveau niet op het
display getoond; het nieuwe niveau wordt alleen
tijdens dit verkeersbericht aangehouden.
Terwijl verkeersinformatie wordt ontvangen,
verschijnt het opschrift “TRAFFIC
INFORMATION” op het display.
De TA-functie kan met een willekeurige toets van
de autoradio onderbroken worden.
REGIONAL MODE functie
(ontvangst regionale programma's)
Sommige nationale stations zenden op bepaalde
uren van de dag regionale programma's uit (die
per regio verschillen).
Met deze functie is het mogelijk om automatisch
op lokale (regionale) stations af te stemmen (zie
paragraaf “EON functie”)
Als u wilt dat de autoradio automatisch afstemt op
regionale stations binnen het gekozen netwerk,
dan moet deze functie ingeschakeld worden.
Gebruik voor het in-en uitschakelen van de functie
de
of
toets.
De huidige status van de functie verschijnt op het
display.
❒"Regional On": functie ingeschakeld;
278
AUTORADIO
RADIO ON VOLUME functie
(inschakeling/uitschakeling maximumlimiet
radiovolume)
Met deze functie kan de maximum volumelimiet
ingeschakeld/uitgeschakeld worden wanneer de
radio aan staat.
Het display toont de functiestatus:
❒"Radio on vol – Limit on": wanneer de radio
wordt ingeschakeld, zal het volumeniveau zijn: –
als het volumeniveau gelijk of hoger dan de
maximumwaarde is, zal de radio het
maximumvolume aannemen;
– als het volumeniveau zich tussen de minimum-
en maximumwaarden bevindt, zal de radio
hetzelfde volumeniveau aannemen als voordat hij
uitgeschakeld werd
– als het volumeniveau gelijk of lager dan de
minimumwaarde is, zal de radio het
minimumvolume aannemen.
❒"Radio on vol – Limit off": de radio wordt
ingeschakeld met het hetzelfde volumeniveau als
voordat hij uitgeschakeld werd. Het volume kan
zich tussen 0 en 40 bevinden.
Gebruik de
/
toetsen om de instelling van de
gekozen functie te wijzigen.OPMERKINGEN
❒Met het Menu kan uitsluitend de
inschakeling/uitschakeling van de functie
worden geregeld en niet de minimum- of
maximumwaarde van het volume.
❒Als bij het inschakelen van de autoradio de
functies "TA" of "TEL" of een externe
audiobron zijn ingeschakeld, zal de radio
worden ingeschakeld met het volume dat voor
deze bronnen is ingesteld. Het volume kan
worden ingesteld tussen de minimum- en de
maximumwaarde door de externe audiobron uit
te schakelen.
❒Bij lage acculading kan het volume niet tussen
de minimum- en maximumniveaus worden
ingesteld.
SPEECH VOLUME functie
(instelling telefoonvolume)
Als aan de
(ON/OFF) toets/knop wordt
gedraaid of als de
/
toetsen worden ingedrukt,
kan met deze functie het volume ingesteld worden
(instellingen van 1 tot 40) of worden
uitgeschakeld (OFF-instelling) voor de Telefoon en
Blue&Me™ (behalve de Media Player functie).
Het display toont de huidige functiestatus:
❒"Speech Off": functie uitgeschakeld.
❒“Speech volume 23”: functie ingeschakeld met
volume-instelling 23.
280
AUTORADIO
AUX OFFSET functie
(afstelling volume van draagbaar apparaat op
dat van de andere bronnen)
Met deze functie kan het volume van de AUX-
bron, afhankelijk van het aangesloten apparaat,
afgesteld worden op dat van de andere bronnen.
Om de functie in te schakelen o de MENU-toets
drukken en “AUX offset” kiezen.
Druk op de
of
toets om het volume te
verhogen of verlagen (ingesteld van–6tot+6).
RADIO OFF functie
(in- en uitschakelwijze)
Deze functie wordt gebruikt om de uitschakelwijze
van de radio op een of twee verschillende
manieren in te stellen. Gebruik de
of
toets om
de functie in te schakelen.
De gekozen manier verschijnt op het display:
❒"00 MIN": uitschakeling is afhankelijk van de
contactsleutel; de radio schakelt automatisch uit
zodra de contactsleutel naar de STOP-stand
wordt gedraaid;
❒"20 MIN": uitschakeling is niet afhankelijk van
de contactsleutel; de radio blijft gedurende een
periode van maximaal 20 minuten nadat de
contactsleutel naar de STOP-stand is gedraaid,
ingeschakeld;SYSTEM RESET functie
Deze functie wordt gebruikt om alle instellingen
naar de fabriekswaarden terug te stellen.
De opties zijn:
❒NO: geen restore-bewerking;
❒YES: de defaultparameters zullen hersteld
worden. Het display toont "Resetting" tijdens
deze bewerking. Na de bewerking wijzigt de
bron niet en wordt de voorgaande situatie
weergegeven.
VOORBEREIDING VOOR INBOUW
TELEFOON
Als een handsfree-systeem in de auto geïnstalleerd
is, wordt bij een inkomend telefoontje de audio
van de autoradio met de uitgang van de telefoon
verbonden. Het geluid van het inkomende
telefoontje heeft altijd een vast volume, maar dit
kan tijdens het gesprek aangepast worden met de
ON/OFF toets/knop.
Het vaste geluidsvolume van de telefoon kan
geregeld worden met de "SPEECH VOLUME"
functie in het Menu. Het woord "PHONE"
verschijnt op het display tijdens de uitschakeling
van de audio voor het telefoongesprek.
281
AUTORADIO
RADIO (TUNER)INLEIDING
Wanneer de autoradio wordt ingeschakeld, dan
wordt de audiobron ingeschakeld die vóór het
uitschakelen beluisterd werd: Radio, CD, CD MP3
of Media Player (alleen metBlue&Me™) of AUX
(alleen metBlue&Me™, voor bepaalde
uitvoeringen/markten, waar aanwezig).
Druk, om de radio te kiezen wanneer naar een
andere audiobron wordt geluisterd, kortstondig op
de toets FM AS of AM, afhankelijk van de
gewenste golfband.
Zodra de Radio is ingeschakeld, toont het display
de naam (alleen RDS-stations), de frequentie van
het gekozen station, de gekozen golfband (bijv.
FM1) en het nummer van de voorkeuzetoets (bijv.
P1).
KEUZE GOLFBAND
Druk bij ingeschakelde Radio meerdere malen kort
op de toets FM AS of AM om de gewenste golfband
te kiezen.
Elke keer dat op de toets wordt gedrukt, worden
de volgende golfbanden na elkaar gekozen:
❒Door op de FM AS-toets te drukken: “FM1”,
“FM2” of “FMA”;
❒Door op de AM-toets te drukken: “MW1,
MW2”.Elke band wordt met zijn naam op het display
aangegeven. Er zal afgestemd worden op het laatst
gekozen station op de betreffende golfband.
De FM-band is onderverdeeld in: FM1, FM2 of
"FMA"; de FMA-golfband is gereserveerd voor de
stations die automatisch met de Autostore-functie
worden opgeslagen.
VOORKEUZETOETSEN
De toetsen met de nummer 1 t/m 6 worden voor
het instellen van de volgende voorkeuzestations
gebruikt:
❒18 op de FM-golfband (6 op FM1, 6 op FM2, 6
op FMT of "FMA") (bij sommige uitvoeringen);
❒12 op de MW-golfband (6 op MW1, 6 op MW2).
Kies voor het luisteren naar een voorkeuzestation,
de gewenste golfband en druk vervolgens kort op
de betreffende voorkeuzetoets (1 t/m 6).
Door langer dan 2 seconden op de voorkeuzetoets
te drukken, wordt het station waarop is afgestemd
opgeslagen. De opslagfase wordt bevestigd door
een geluidssignaal.
OPSLAG VAN LAATST BELUISTERDE
STATION
De radio slaat automatisch het laatst gekozen
station op elke golfband op, waarop wordt
afgestemd wanneer de radio wordt ingeschakeld of
wanneer van golfband wordt gewisseld.
283
AUTORADIO
INBRENGEN/UITWERPEN VAN DE CD
Steek de CD voorzichtig in de sleuf, zodat het
automatische laadysteem ingeschakeld wordt dat
de CD correct zal plaatsen.
De CD kan ook worden ingebracht bij
uitgeschakelde radio en contactsleutel in de stand
MAR: in dit geval blijft de radio uitgeschakeld.
Wanneer de autoradio wordt ingeschakeld, wordt
de laatst beluisterde audiobron vóór het
uitschakelen geactiveerd.
Wanneer een CD wordt ingebracht, verschijnt op
het display het symbool "CD-IN" en het opschrift
"CD Reading". Deze blijven weergegeven totdat de
autoradio de op de CD aanwezige nummers heeft
gelezen. Hierna begint de autoradio automatisch
het eerste nummer af te spelen.
Druk op de
toets (EJECT) bij ingeschakelde
radio om het automatisch uitwerpen van de CD te
activeren. Na het uitwerpen wordt de audiobron
ingeschakeld die beluisterd werd voordat de CD
werd afgespeeld.
Als de CD niet uit de autoradio wordt verwijderd,
dan wordt de CD na circa 20 seconden
automatisch opnieuw geladen en wordt afgestemd
op de Tuner (Radio).
De CD kan niet worden uitgeworpen als de
autoradio uitgeschakeld is.
Als de uitgeworpen CD weer in de speler wordt
geplaatst zonder dat hij volledig uit de sleuf is
verwijderd, dan schakelt de radio niet over op de
CD-speler.Mogelijke foutmeldingen
Als de geladen CD niet kan worden gelezen (bijv.
als een CD-ROM is ingebracht of een CD
andersom is ingebracht, of als er een leesfout is),
verschijnt op de display het opschrift "CD Disc
error".
Daarna wordt de CD uitgeworpen en hoort men de
audiobron die ingeschakeld was voordat de CD-
speler werd gekozen.
Wanneer een externe audiobron is ingeschakeld
(TA, ALARM of Phone), wordt de CD die niet
gelezen kan worden niet uitgeworpen zolang deze
functies niet beëindigd zijn. Hierna toont het
display bij ingeschakelde CD-speler enkele
seconden het opschrift "CD Disc error" en wordt
de CD uitgeworpen.
Als de CD-speler oververhit raakt, kan het
afspelen van de CD tijdelijk onderbroken worden.
De autoradio zal automatisch overschakelen op de
Radio (Tuner) en het display zal “CD hot” en
vervolgens “CD disc error” tonen.
DISPLAY-INFORMATIE
Wanneer de CD-speler werkt, verschijnt op het
display de volgende informatie:
❒"CD Track 5": geeft het tracknummer op de CD
aan;
❒"03.42": geeft de verstreken speelduur vanaf het
begin van het nummer aan (als de betreffende
menufunctie is ingeschakeld).
286
AUTORADIO
KEUZE VAN NUMMER (vooruit/achteruit)
Druk kortstondig op de
toets om het vorige CD-
nummer en op de
toets om het volgende
nummer af te spelen.
De nummers worden achter elkaar afgespeeld: het
eerste nummer wordt na het laatste nummer
geselecteerd en andersom.
Als het nummer langer dan 3 seconden wordt
afgespeeld en op detoets wordt gedrukt, wordt
het nummer vanaf het begin herhaald.
Als men in dat geval het vorige nummer wil
beluisteren, drukt men tweemaal op de toets.
SNEL VOORUIT-/TERUGSPOELEN VAN
NUMMERS
Houd de
toets ingedrukt om het gekozen
nummer snel vooruit te spoelen en de
toets om
het nummer snel achteruit te spoelen.
Het snel vooruit-/ terugspoelen wordt onderbroken
zodra de toets wordt losgelaten.
PAUZE-FUNCTIE
Druk, om de CD-speler in de pauzestand te zetten,
op de
toets. Het opschrift "CD Pause" verschijnt
op de display.
Druk, om het nummer weer af te spelen, opnieuw
op detoets. Als een andere audiobron wordt
gekozen, dan wordt de pauze-functie
uitgeschakeld.
CD MP3-SPELERINLEIDING
Dit hoofdstuk beschrijft uitsluitend de varianten
voor wat betreft de werking van de CD MP3-
speler: zie voor een beschrijving van de werking
van de autoradio het hoofdstuk “Radio" en "CD
MP3-speler”.
OPMERKING MPEG Layer-3 audio decoding
technology in licentie van Fraunhofer IIS en
Thomson Multimedia.
MP3 WERKING
Behalve het afspelen van normale audio-CD’s, kan
de autoradio ook CDROM’s afspelen waarop
gecomprimeerde audiobestanden in MP3-formaat
zijn geregistreerd. De autoradio werkt zoals
beschreven in het hoofdstuk "CD-speler", wanneer
een normale audio-CD wordt ingebracht.
Voor een optimale weergave wordt geadviseerd om
CD's van goede kwaliteit te gebruiken die met de
laagst mogelijke snelheid gebrand zijn.
De bestanden op een MP3 CD zijn in mappen
gestructureerd die lijsten maken van alle mappen
met MP3-nummers (mappen en submappen
worden allemaal op hetzelfde niveau
weergegeven): de mappen die geen MP3-nummers
bevatten, kunnen niet geselecteerd worden.
De kenmerken en de werking voor de weergave
van MP3-bestanden zijn als volgt:
287
AUTORADIO
❒de gebruikte CD-ROM’s moeten zijn gebrand
volgens de ISO 9660 standaard;
❒de muziekbestanden moeten de extensie “.mp3”
hebben: bestanden met een andere extensie
kunnen niet afgespeeld worden;
❒de volgende weergavefrequenties kunnen
afgespeeld worden: 44.1 kHz, stereo (96 tot 320
kbit) - 22.05 kHz, mono of stereo (32 tot 80
kbit);
❒nummers met een variabele bit-rate kunnen
afgespeeld worden.
Opmerking
De namen van de nummers mogen niet de
volgende tekens bevatten: spaties , ' (apostrofs), (
en ) (haakjes openen en sluiten). Zorg er tijdens
het branden van een MP3-CD voor dat de
bestandsnamen deze tekens niet bevatten; als dit
wel het geval is, dan kan de autoradio de
betreffende nummers niet afspelen.
KEUZE VAN MP3-SESSIES OP HYBRIDE
DISKS
Als een hybride disk (Mixed Mode, Enhanced, CD-
Extra) wordt ingebracht die ook MP3-bestanden
bevat, dan begint de autoradio automatisch met
het afspelen van de audiosessie. Tijdens het
afspelen kan worden overgeschakeld naar de MP3-
sessie door de MEDIA-toets langer dan 2 seconden
ingedrukt te houden.Opmerking
Wanneer de functie geactiveerd wordt, kan de
autoradio enkele seconden nodig hebben voordat
het afspelen start. Tijdens de controle van de disk,
toont de display het opschrift “CD READING”.
Als er geen MP3-bestanden worden gedetecteerd,
hervat de autoradio het afspelen van de
audiosessie vanaf het punt, waarop deze
onderbroken werd.
DISPLAY-INFORMATIE
Weergave ID3-TAG-informatie
De autoradio kan niet alleen informatie over de
verstreken speelduur, naam van de map en van het
bestand weergegeven, maar ook ID3-TAG-
informatie over de Titel, Artiest en Auteur van het
nummer.
De naam van de MP3-map die op de display wordt
getoond, komt overeen met de naam waarmee de
CD-map is opgeslagen, gevolgd door een asterisk.
Voorbeeld van een MP3-mapnaam: BEST OF *.
Wanneer voor weergave van de ID3-TAG
informatie (Titel, Artiest, Album) is gekozen die
niet voor het afgespeelde nummer is opgeslagen,
dan wordt deze informatie vervangen door de
naam van het bestand.
288
AUTORADIO