De BeltAlert® waarschuwingscyclus
begint wanneer de auto een snelheid
van meer dan 8 km/u bereikt: het
waarschuwingslampje voor de veilig-
heidsgordels knippert en er klinkt een
intermitterend geluidssignaal. Wan-
neer de cyclus gestart is, wordt deze
volledig afgewerkt of gestop wanneer
de desbetreffende veiligheidsgordels
zijn vastgegespt. Nadat de cyclus is
voltooid, blijft het waarschuwings-
lampje voor de veiligheidsgordels
branden totdat de desbetreffende vei-
ligheidsgordels zijn vastgegespt. De
bestuurder behoort ook alle andere
inzittenden erop te wijzen hun veilig-
heidsgordels vast te gespen. Als een
veiligheidsgordel vóór niet is vastge-
gespt bij en snelheid hoger dan
8 km/u, geeft BeltAlert® zowel een
akoestische als visuele waarschuwing.De BeltAlert® voor de voorstoel aan
passagierszijde is niet actief wanneer
er niemand in de stoel zit. BeltAlert®
kan worden geactiveerd wanneer zich
op de voorstoel aan passagierszijde
een dier of zwaar voorwerp bevindt of
wanneer de stoel is neergeklapt (voor
bepaalde uitvoeringen/markten). Het
wordt aanbevolen huisdieren aange-
lijnd, of in een met de veiligheidsgor-
dels bevestigde reismand, op de ach-
terbank te vervoeren en bagage goed
op te bergen.
BeltAlert® kan door uw dealer geac-
tiveerd of gedeactiveerd worden.
LANCIA raadt het deactiveren van
BeltAlert® af. OPMERKING:
Hoewel het BeltAlert® waarschu-
wingssysteem gedeactiveerd is,
blijft het controlelampje brandenzolang de bestuurdersgordel of de
gordel van de voorpassagier (voor
bepaalde uitvoeringen/markten
met gordelalarm) niet zijn vastge-gespt.
Veiligheidsgordels en zwangerschap
Wij adviseren vrouwen die in ver-
wachting zijn om ook dan de autogor-
del te gebruiken. Een veilig zittende
moeder vormt de beste bescherming
voor de nog ongeboren baby.
Een aanstaande moeder hoort het
heupgedeelte van de gordel laag over
het middel en zo strak mogelijk over
de heupen te dragen. Houd de gordel
laag, zodat deze niet over de buik
loopt. Op deze wijze zullen de heupen
de krachten opvangen bij een onge-val.
37
EXTRA VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS) - AIRBAGS
Deze auto is ter aanvulling op de vei-
ligheidsgordels voorzien van geavan-
ceerde frontairbags voor zowel de be-
stuurder als de voorpassagier. De
geavanceerde frontairbag voor de be-
stuurder bevindt zich in het midden
van het stuurwiel. De geavanceerde
frontairbag voor de passagier bevindt
zich in het instrumentenpaneel, boven
het handschoenenkastje. Op de air-
bagpanelen ziet u de vermelding SRS/
AIRBAG. Bovendien is de auto aan de
bestuurderszijde voorzien van een
knieairbag, die zich in het instrumen-
tenpaneel onder de stuurkolom be-vindt.OPMERKING:
Deze airbags voldoen aan de richt-
lijnen voor geavanceerde airbags.
Het opblaasmechanisme van de ge-
avanceerde voor-airbags wordt in
meerdere stadia geactiveerd. De air-
bag kan zo meer of minder krachtig
worden opgeblazen, afhankelijk van
de soort aanrijding en de ernst ervan.Dit voertuig kan zijn uitgerust met
een gesp voor de veiligheidsgordel
voor de bestuurdersstoel en/of de
voorpassagiersstoel die registreert of
de veiligheidsgordel voor de bestuur-
dersstoel of de voorpassagiersstoel is
vastgeklikt. De gesp van de veilig-
heidsgordel kan de mate van opbla-
zen van de geavanceerde frontairbagsaanpassen.
Dit voertuig is uitgerust met extra
gordijn-zijairbags (SABIC), ter be-
scherming van de bestuurder en pas-
sagiers voor en achter die naast een
raam zitten. De gordijnairbags (SA-
BIC) bevinden zich boven de zijra-
men, de afdekkappen zijn voorzien
van het opschrift SRS AIRBAG.
Deze auto is voorzien van extra zijair-
bags in de voorstoelen (SAB), die de
inzittenden betere bescherming bie-
den tegen zijdelingse botsingen. De
extra zijairbags in de voorstoelen be-
vinden zich aan de buitenzijde van devoorstoelen. OPMERKING:
De airbagpanelen zullen in de
interieurbekleding amper op-
Locaties van de geavanceerdefrontairbags en knieairbags
1 — Geavan-
ceerde frontair-
bags voor be-
stuurder enpassagier 2 — Kniebe-scherming
3 — Extra knie-
airbag aan be-
stuurderszijde
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
38
vallen, maar springen wel dege-
lijk open tijdens het opblazen
van de airbag.
Na ieder ongeval dient de auto onmiddellijk naar een erkende
dealer te worden gebracht.
Componenten van hetairbagsysteem
Uw auto kan zijn uitgerust met de
volgende onderdelen van het airbag-systeem:
Beschermingssysteem voor de inzit- tenden (ORC)
Waarschuwingslampje voor het air- bagsysteem
Stuur en stuurkolom
Instrumentenpaneel
Extra knie-airbag aan bestuurders- zijde (voor bepaalde uitvoeringen/ markten)
Kniebescherming (voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Geavanceerde frontairbag aan be- stuurderszijde
Geavanceerde frontairbag aan pas- sagierszijde Extra zijairbags in de voorstoelen
(SAB)
Opblaasbare gordijn-zijairbags (SABIC)
Sensors frontale en zijbotsingen
Gordelspanners voorin, gesp van gordelsluiting
Actief motorkapsysteem
Kenmerken geavanceerde frontairbags
Het systeem van de geavanceerde
frontairbags bestaat uit airbags aan
de bestuurderszijde en aan de passa-
gierszijde die zich in meerdere stadia
ontvouwen. Dit systeem reageert
overeenkomstig de kracht en de aard
van de botsing die worden vastgesteld
door het beschermingssysteem voor
de inzittenden (ORC), dat informatie
kan ontvangen van de botsingsensors.
Het eerste opblaasmechanisme wordt
onmiddellijk geactiveerd tijdens een
botsing waarbij ontvouwing van de
airbag noodzakelijk is. Deze geringe
opblazing wordt gebruikt voor min- der zware botsingen. Bij zwaardere
botsingen wordt een krachtiger op-
blazing toegepast.
WAARSCHUWING!
Er mogen geen voorwerpen boven
of nabij de airbag op het instru-
mentenpaneel worden geplaatst,
omdat deze objecten letsel kunnen
veroorzaken bij botsingen waarbij
de airbag wordt opgeblazen.
Plaats niets op of rond de airbag-
panelen en probeer deze nooit met
de hand te openen. Het is mogelijk
dat u de airbags beschadigt. Bo-
vendien kunt u gewond raken om-
dat de airbags mogelijk niet meer
functioneren. De beschermpane-
len van de airbagkussens gaan al-
leen open als de airbags wordenopgeblazen.
Boor of snijd nooit in de rand van
de kniebescherming (voor be-
paalde uitvoeringen/markten) en
blijf er verder ook van af.
(Vervolgd)
39
WAARSCHUWING!
Uw voertuig is voorzien vangordijn-zijairbags (SABIC). In-
stalleer geen accessoires die wijzi-
gingen aanbrengen aan het dak,
waaronder het aanbrengen van
een schuifdak in uw voertuig.
Monteer geen daktransportsyste-
men waarbij permanente bevesti-
gingen nodig zijn (bouten of
schroeven) voor montage op het
autodak. Boor nooit in het auto-
dak, om welke reden dan ook.
Gebruik geen aanvullende stoel-
hoezen en plaats geen voorwerpen
tussen uzelf en de zijairbags. De
werking van de airbags kan zo
verslechteren en/of voorwerpen
kunnen met kracht tegen u aan
slaan en zo ernstig letsel veroorza-ken.
Extra knie-airbag aan
bestuurderszijde (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De knieairbag aan bestuurderszijde
biedt extra bescherming en werkt bij
frontale aanrijdingen samen met de
frontairbag aan bestuurderszijde. Kniebescherming
De kniebescherming helpt de knieën
van de voorpassagier te beschermen
en hem correct te laten zitten bij het
eventueel opblazen van de geavan-
ceerde airbag voorin.
In combinatie met de veiligheidsgor-
dels en gordelspanners bieden de ge-
avanceerde voorairbags samen met de
knieairbag aan bestuurderszijde en de
kniebeschermer aan passagierszijde
extra bescherming voor de bestuurder
en voorpassagier. Ook de zijairbags
zorgen in combinatie met de autogor-
dels voor een betere bescherming van
de inzittenden.
Hier volgen enkele eenvoudige advie-
zen om het risico op letsel door een
opgeblazen airbag te verminderen:
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten altijd goed vastgegespt op de ach-
terbank zitten.
WAARSCHUWING!
Kinderen mogen nooit in achter-
waarts geplaatste kinderzitjes wor-
den vervoerd op de voorstoel van
auto's met een geavanceerde fron-
tairbag aan passagierszijde. Bij het
opblazen kan de airbag ernstig en
zelfs dodelijk letsel aan kinderen in
die zitpositie toebrengen.
Kinderen die niet groot genoeg zijn
om de autogordel op de juiste wijze te
dragen (zie het hoofdstuk Kinderzit-
jes) moeten veilig op de achterbank
worden vervoerd in een kinderzitje of
op een zitverhoger met de veiligheids-
gordels. Oudere kinderen die geen
kinderzitje of vast te gespen zitverho-
ger gebruiken, horen op de achter-
bank te zitten en de autogordel om te
gespen. Sta nooit toe dat kinderen de
schoudergordel onder de arm door
dragen of achter de rug langs latenlopen.
Lees de instructies bij het baby- of
kinderzitje, zodat u zeker weet dat u
het zitje goed gebruikt.
41
vrijkomt. De zich opblazende zij-
airbag komt via de voegnaad in de
stoel naar buiten in de ruimte tussen
de inzittende en het portier. De zij-
airbag worden volledig opgeblazen in
ongeveer 10 milliseconden. De zijair-
bag wordt zo snel en krachtig opge-
blazen dat u gewond kunt raken wan-
neer u niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag zich ont-
vouwt. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor de extra gordijn-zijairbag
Tijdens botsingen waarbij de inwer-
king beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van het voertuig,
zal het ORC mogelijk de extra
gordijn-zijairbags opblazen. Dit is af-
hankelijk van de kracht en de aard
van de botsing. In deze gevallen blaast
het ORC alleen de gordijn-zijairbag
op aan de kant van de botsing.
Er ontwikkelt zich een grote hoeveel-
heid niet-giftig gas om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt hetzijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveer
een kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat u letsel
kunt oplopen als u niet correct op uw
stoel zit en/of uw gordel niet (correct)
heeft vastgemaakt of als de gordijn-
zijairbag bij het opblazen een voor-
werp in uw richting wegdrukt. Dat
geldt vooral voor kinderen. De
gordijn-zijairbag heeft na het opbla-
zen slechts een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig schatten, zijn de
snelheid van het voertuig en de schade
geen goede indicatoren voor de nood-
zaak van het wel of niet opblazen van
een airbag.
Sensors frontale en zijbotsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensors het ORC
helpen bij het bepalen van de juiste
reactie op de botsingen.
Verbeterd ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal het ORC, als
het communicatienetwerk en de voe-
ding intact blijven en afhankelijk van
de aard van de botsing, bepalen of het
geavanceerde ongelukkenresponssys-
teem de volgende functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De binnenverlichting inschakelen en ingeschakeld laten zolang de
accu werkt, totdat de contactsleutel
wordt verwijderd of de contactsleu-
tel in de UIT-stand wordt gedraaid
met behulp van de Keyless GoStart/Stop-knop.
De deuren automatisch ontgrende- len.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen. OPMERKING:
De voor- en/of zijairbags worden
niet bij alle botsingen opgeblazen.
45
Waren de veiligheidsgordels van debestuurder en passagier vastge- gespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of
rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen tot
een beter inzicht in de omstandighe-
den waarin botsingen en letsel ont-staan. OPMERKING:
De EDR-gegevens worden uitslui-
tend tijdens extreme ongevalsitua-
ties geregistreerd. Onder normale
rijomstandigheden registreert de
EDR geen privé of overige gege-
vens, zoals naam, geslacht, leeftijd
en ongevallocatie. Het is echter wel
mogelijk dat anderen, bijvoor-
beeld de politie, de EDR-gegevens
combineren met de persoonsgege-
vens die standaard worden opge-
vraagd na ongevallen. Voor het uitlezen van de geregis-
treerde EDR-gegevens is zowel toe-
gang tot de auto als speciale appara-
tuur nodig. Naast de fabrikant van de
auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens le-
zen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.
AUTOGORDELS VOOR KINDEREN
Iedereen in uw auto moet altijd een
autogordel dragen, ook baby's en kin-
deren.
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten onderweg goed vastgegespt zijn op
de achterbank als dat mogelijk is. Sta-
tistieken tonen aan dat kinderen vei-liger zijn wanneer ze op de achterste
zitplaatsen zijn vastgegespt (en niet
op de voorstoelen).
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een
kinderzitje achterstevoren op een
stoel die is beveiligd door een
frontairbag!” Lees ook de infor-
matiestickers op de zonneklep en
het portiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet-
vastgegespt kind of zelfs een baby
als een projectiel naar voren wor-
den geslingerd. Bij een aanrijding
kan zoveel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden
dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent.
De baby en andere inzittenden
kunnen zo ernstig gewond raken.
Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
48
omlaag hangen als ze met de rug tegen
de rugleuning steunen, moeten de
driepuntsgordels gebruiken en op de
achterbank plaatsnemen.
Zorg dat het kind rechtop in destoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak
mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de auto- gordel goed past. Door de bewegin-
gen van het kind kan de autogordel
een foutieve positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan
verder naar het midden van de auto
toe. Sta nooit toe dat een kind de
schoudergordel onder de arm door
of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Een foutief aangebracht kinder-of babyzitje kan op het kritieke
ogenblik dienst weigeren. Het kan
losschieten bij een aanrijding. Het
kind kan zo ernstig of zelfs dode-
lijk letsel oplopen. Volg daarom
bij de bevestiging van een kinder-
zitje de aanwijzingen van de fa-
brikant nauwgezet op.
Een achterstevoren te bevestigen
kinderzitje mag u alleen gebrui-
ken op de achterbank. In een ach-
terstevoren geplaatst kinderzitje
op de voorstoel kan een baby of
kind ernstig of zelfs dodelijk ge-
wond raken wanneer de passa-
giersairbag wordt opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje op-
timaal te gebruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of op een sticker is
vermeld dat het zitje voldoet aan
alle van toepassing zijnde veilig-
heidsnormen. LANCIA raadt u ook
aan voor aanschaf te controleren of het kinderzitje goed te bevestigen is
in de auto waarin u het gaat gebrui-ken.
Het kinderzitje moet zijn afgestemd op het gewicht en de lengte van uw
kind. Controleer de sticker op het
zitje en let op de grenswaarden voor
gewicht en lengte.
Volg nauwkeurig de instructies op van de fabrikant wanneer u een
kinderzitje installeert. Als u het
zitje niet op de juiste wijze instal-
leert, functioneert het misschien
niet juist wanneer dat nodig is.
Gesp het kind in het zitje vast vol- gens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje
niet gebruikt, zet dit dan vast met de
autogordel of verwijder het uit de
auto. Laat het zitje nooit los in de
auto liggen. Bij een noodstop of on-
geval kan het zitje de inzittenden of
de stoelrugleuningen raken en ern-
stig letsel veroorzaken.
52
alle veiligheidsgordels die op
dat moment niet worden ge-
bruikt, buiten het bereik van
kinderen worden gehouden. Het
is raadzaam voordat het kinder-
zitje wordt aangebracht de vei-
ligheidsgordel achter het zitje
om vast te gespen, buiten bereik
van het kind. Als de vastgegespte
veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinder-
zitje, leidt u de veiligheidsgordel
door de gordelopening van het
kinderzitje en gespt u deze ver-
volgens vast, in plaats van de
veiligheidsgordel achter het zitje
te leiden. Hierdoor blijft de vei-
ligheidsgordel buiten bereik van
een nieuwsgierig kind. Wijse
alle kinderen in de auto erop dat
een veiligheidsgordel geen
speelgoed is, en dat ze er niet
mee mogen spelen. Laat kinde-
ren nooit zonder begeleiding
achter in de auto.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-
ankers kan ertoe leiden dat het kin-
derzitje niet goed functioneert. Het
kind kan zo ernstig of zelfs dodelijk
letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de
aanwijzingen van de fabrikant
nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met deveiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen zijn voorzien van op-
rolautomaten met automatische ver-
grendeling (ALR), die worden
gebruikt voor het veilig bevestigen
van een kinderzitje (CRS). Bij deze
gordeltypen kan het heupgedeelte ste-
vig rond het kinderzitje worden ge-
trokken, zodat geen borgclip hoeft te
worden gebruikt. De ALR produceert
een ratelend geluid als u de gordel
helemaal uit de rolautomaat trekt en
vervolgens de gordel terugrollen in de
rolautomaat. Raadpleeg "Automati-
sche vergrendelmodus" voor meer in-
formatie over de ALR. In onder-
staande tabel worden de zitplaatsen vermeld met een automatische rolver-
grendeling (ALR) of een geschakelde
gordelspanner.
Be-
stuur- der Mid-
den Passa-
gier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. N.v.t.
Tweede rij ALR ALR ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Oprolautomaat met auto- matische vergrendeling
Kinderzitje met ALR installeren:
1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met ALR trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om
door de gordelopening van het kin-
derzitje te leiden. Schuif de gesp in de
sluiting totdat u een 'klik' hoort. Trek
daarna de hele gordelband uit het op-
rolmechanisme en laat de gordel terug
oprollen in het mechanisme. Terwijl
de gordel terugrolt hoort u een klikge-
luid. Dit geeft aan dat de automati-
sche rolvergrendeling is geactiveerd.
55