De volgafstand wordt gewijzigd.
Het systeem wordt uitgeschakeld.(Zie de informatie over het active-
ren van de ACC.)
De maximale remvertraging van de
ACC is beperkt, maar indien nodig
kunt u altijd zelf bijremmen. OPMERKING:
De remlichten gaan aan als het
ACC-systeem de remmen in wer-
king stelt.
Een naderingswaarschuwing atten-
deert u erop dat de ACC voorspelt dat
de maximale remvertraging onvol-
doende is om de ingestelde afstand te
handhaven. In een dergelijke situatie
verschijnt de waarschuwing
"BRAKE" (remmen) knipperend op
het EVIC-scherm en klinkt er een ge-
luidssignaal, terwijl de ACC zijn
maximale remvertraging uitoefent. U
dient dan onmiddellijk de remmen te
bedienen om een veilige afstand tot
uw voorligger te handhaven. MENU VAN DE ADAPTIEVE
CRUISECONTROL (ACC)
Het EVIC-scherm toont de huidige
instellingen van het ACC-systeem.
Het EVIC-scherm bevindt zich in het
bovenste deel van het instrumenten-
paneel tussen de snelheidsmeter en de
toerenteller. De getoonde informatie is
afhankelijk van de ACC-systeemstatus.
OMHOOG- en OMLAAG-knoppen
Druk herhaaldelijk op de toets MENU
(op het stuurwiel), totdat een van de
volgende meldingen verschijnt op hetEVIC-scherm:
Adaptive Cruise Control Off
(Adaptieve cruisecontrol uit)
Als de ACC wordt uitgeschakeld, verschijnt op het scherm de mel-
ding "Adaptive Cruise Control
Off (Adaptieve cruisecontroluit).
Brake Alert (remwaarschuwing) 3Brake Alert (remwaarschuwing) 2Brake Alert (remwaarschuwing) 1
107
U het rempedaal aantikt of indrukt.
U op de toets CANCEL (annuleren)drukt.
Het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS)
wordt geactiveerd.
Functie voortzetten (Resume)
Druk op de toets RES +en haal ver-
volgens uw voet van het gaspedaal.
Het EVIC-scherm toont de laatst in-
gestelde snelheid. Uitschakelen
Het systeem wordt uitgeschakeld en
wist de ingestelde snelheid uit het ge-
heugen als u:
Kort op de toets “ON/OFF” drukt.
Het contact uitschakelt.
ESC uitschakelt.
Als het cruisecontrolsysteem wordt
uitgeschakeld en vervolgens weer in-
geschakeld, activeert het systeem de
laatste instelling van de bestuurder
(ACC of Normal Cruise Control). FORWARD COLLISION
WARNING (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
Het FCW-systeem (Forward Collision
Warning) waarschuwt de bestuurder
voor een mogelijke aanrijding met het
voertuig voor u en raadt de bestuur-
der aan actie te ondernemen om een
aanrijding te voorkomen.
Het FCW-systeem overziet de infor-
matie van de vooruitkijkende sensor,
van de elektronische remregeling EBC
(Electronic Brake Controller) en van
de wielsnelheidsensoren om te bere-
kenen of zich het gevaar van een kop-
staartbotsing voordoet. Wanneer het
systeem constateert dat een botsing
van achter waarschijnlijk is, ver-
schijnt een waarschuwingsbericht in
het EVIC. Wanneer het systeem be-
paalt dat een aanrijding met het voer-
tuig voor u niet langer waarschijnlijk
is, worden de waarschuwingen gede-
activeerd.
OPMERKING:
De minimaal benodigde snelheid
voor inschakeling van het FCW-
systeem is 16 km/u.
WAARSCHUWING!
Het FCW-systeem (Forward Colli-
sion Warning) is niet bedoeld om
zelfstandig een aanrijding te voorko-
men. Het is de verantwoordelijkheid
van de bestuurder om het voertuig
door middel van rem- en stuuracties
te controleren en een aanrijding te
voorkomen. Het niet opvolgen van
deze waarschuwing kan tot ernstige
verwondingen of de dood leiden.
FCW-melding
113
Toets "TERUG"Druk op de toets BACK (Te-
rug) om terug te keren naar
het hoofdmenu vanuit een
informatiescherm of sub-menu.
SCHERMEN VOERTUIGIN-
FORMATIECENTRUM(EVIC)
Het EVIC-scherm bestaat uit drie ge- deelten:
1. het bovenste gedeelte waarin de
kompasrichting, de snelheidsmeter en
de buitentemperatuur wordt getoond.
2. het hoofdschermgedeelte waarin
de menu's en de berichten wordengetoond.
3. het gedeelte met de instelbare waarschuwingslampjes.
Het hoofdschermgedeelte toont nor-
maal gesproken de hoofdschermen of
de schermen van een gekozen functie
uit het hoofdmenu. Het hoofdscherm-
gedeelte toont ook berichten, die be-
staan uit ongeveer 60 mogelijke
waarschuwings- of informatieberich- ten. Deze berichten zijn verdeeld in
verschillende categorieën:
Opgeslagen berichten van vijf
seconden
Onder de juiste omstandigheden ver-
schijnen dit soort berichten gedu-
rende vijf seconden in het grote dis-
playvlak en worden vervolgens weer
in het vorige scherm aangegeven. De
meeste berichten van dit type worden
vervolgens opgeslagen (zolang de oor-
zaak waardoor het werd geactiveerd
blijft bestaan) en kunnen opnieuw
worden bekeken via het onderdeel
"Messages" in het hoofdmenu. Zolang
een opgeslagen bericht aanwezig is,
wordt een"i" getoond in het kompas-/
buitentemperatuurgedeelte van het
EVIC. Voorbeelden van dit type be-
richt zijn "Right Front Turn Signal
Lamp Out" (rechter richtingaanwij-
zerlampje voor kapot) en "Low Tire
Pressure" (bandenspanning laag). Niet-opgeslagen berichten
Dit berichttype wordt voortdurend
getoond of totdat de omstandigheid
waardoor het bericht werd vertoond is
opgeheven. Voorbeelden van dit type
bericht zijn "Turn Signal On" (knip-
perlicht aan, als een knipperlicht niet
is uitgeschakeld) en "Lights On"
(lichten branden, als de bestuurder
het voertuig verlaat).
Niet-opgeslagen berichten tot
RUN
Dit berichttype verschijnt totdat het
contactslot in de stand RUN wordt
gedraaid. Een voorbeeld van dit type
bericht is "Press Brake Pedal" (druk
het rempedaal in) en "Push Button to
Start" (druk op startknop).
Niet-opgeslagen berichten van
vijf seconden
Onder de juiste omstandigheden ver-
schijnen dit soort berichten gedu-
rende vijf seconden in het grote dis-
playvlak en worden vervolgens weer
in het vorige scherm aangegeven.
Voorbeelden dan dit type bericht zijn
"Memory System Unavailable - Not in
Park" (geheugensysteem niet be-
schikbaar - niet in stand Park) en
149
RIJDEN OP EEN GLADDE ONDERGROND . . . . 199 ACCELEREREN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
GRIP . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
DOOR WATER RIJDEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 199
STROMEND/OPKOMEND WATER . . . . . . . . . 200
Ondiep stilstaand water . . . . . . . . . . . . . . . . . 200
STUURBEKRACHTIGING . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
PARKEERREM . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
ANTIBLOKKEERREMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . 203
ELEKTRONISCH REMSYSTEEM . . . . . . . . . . . . 204 ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS) . . . . . . . . . 204
TRACTION CONTROL SYSTEM (TCS) . . . . . . 205
BRAKE ASSIST SYSTEM (BAS) . . . . . . . . . . . 205
ELEKTRONISCHESTABILITEITSREGELING (ELECTRONIC
STABILITY CONTROL, ESC) . . . . . . . . . . . . . 205
Wegrijhulp op hellingen (Hill Start Assist, HSA) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 207
READY ALERT BRAKING . . . . . . . . . . . . . . . 208
RAIN BRAKE SUPPORT . . . . . . . . . . . . . . . . 209
CONTROLE-/STORINGSLAMPJE ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA EN
CONTROLELAMPJE ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA UIT . . . . . . . . . 209
ESC SYNCHRONISEREN . . . . . . . . . . . . . . . . 210
180
Pulsering van het rempedaal en
het rempedaal daalt iets of kan ietsverder ingetrapt worden nadat de
auto tot stilstand is gekomen.
Dit zijn normale eigenschappen van
het ABS-systeem.WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem bevat geavan- ceerde elektronica die onderhevig
is aan storingen van een onjuist
geïnstalleerde of krachtige radio-
zendinstallatie. Dergelijke storin-
gen kunnen zorgen dat de ABS-
werking geheel wegvalt.
Dergelijke apparatuur mag uit-
sluitend door bevoegde vakmen-
sen worden geïnstalleerd.
Pompend remmen heeft op het
ABS-systeem een averechtse uit-
werking. De effectieve remkracht
wordt hierdoor verminderd en het
risico van een ongeval neemt toe.
Pompend remmen verlengt de
remweg. Wanneer u wilt remmen
of stoppen, trapt u gewoon stevig
het rempedaal in.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Met het ABS wordt niet voorko-
men dat de auto onderworpen
blijft aan de wetten der natuur. De
effectiviteit van de remmen wordt
door ABS niet verder verhoogd
dan de remmen, banden en tractie
van de auto toelaten.
Het ABS voorkomt geen ongeluk-
ken ten gevolge van bijvoorbeeld
te hoge snelheden in bochten, te
weinig afstand houden of aqua-planing.
Gebruik de mogelijkheden van
een auto met ABS nooit op een
roekeloze of risicovolle wijze die
de veiligheid van de bestuurder of
anderen in gevaar brengt.
Alle wielen en banden van de auto
moeten van dezelfde maat en het-
zelfde type zijn en de bandenspanning
moet correct zijn, zodat de regeleen-
heid correcte signalen ontvangt. ELEKTRONISCH REMSYSTEEM
Uw voertuig is uitgerust met een ge-
avanceerd elektronisch remsysteem
dat de volgende onderdelen omvat: ABS (antiblokkeersysteem), TCS
(tractieregeling), BAS (remassistent)
en ESC (elektronisch stabiliteitspro-
gramma). Deze vier systemen werken
samen om in de verschillende rijom-
standigheden de stabiliteit en de con-
trole over de auto te optimaliseren.
Uw voertuig is ook uitgerust met Hill
Start Assist (wegrijhulp op hellingen,
HSA), Ready Alert Braking (anticipe-
rend remsysteem) en Rain Brake Sup-
port (remdroogfunctie bij nat weer). ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS)
Dit systeem helpt de bestuurder de
auto onder controle te houden bij las-
tige remsituaties, door de hydrauli-
sche remdruk te regelen. Dit voor-
komt blokkeren van de wielen zodat
slippen bij een glad wegdek tijdens
het remmen wordt voorkomen. Raad-
pleeg "Antiblokkeersysteem" in
"Starten en rijden" voor meer infor-matie.
204
WAARSCHUWING!
Het ABS-systeem kan niet voorko-
men dat de auto onderhevig is aan
de natuurkundige wetten en kan
evenmin zorgen voor meer grip op
het wegdek. ABS kan geen ongeluk-
ken voorkomen, zeker geen onge-
lukken die worden veroorzaakt door
te hoge snelheden in bochten, het
rijden op een zeer glad wegopper-
vlak of aquaplaning. Buit de moge-
lijkheden van een auto met ABS niet
uit op roekeloze of gevaarlijke wijze,
die de veiligheid van de bestuurder
of van anderen in gevaar kan
brengen.
TRACTION CONTROL
SYSTEM (TCS)
Dit systeem bewaakt de mate van
wielspin van de aangedreven wielen.
Als het doorslippen van een of meer
wielen wordt geconstateerd, worden
de doorslippende wielen afgeremd en
wordt het motorvermogen vermin-
derd voor een betere acceleratie enstabiliteit. BRAKE ASSIST SYSTEM (BAS)
De remassistent (BAS) vormt een
aanvulling op het ABS en optimali-
seert de remwerking van de auto tij-
dens noodstops. Het systeem herkent
een noodremsituatie aan de hand van
de snelheid en kracht waarmee het
rempedaal wordt ingetrapt en opti-
maliseert de remdruk dienovereen-
komstig. Dit systeem kan helpen om
de remweg in te korten.
Wanneer u heel snel op het rempedaal
trapt, is de assistentie van BAS opti-
maal. Om de voordelen van dit sys-
teem optimaal te benutten, moet u het
rempedaal tijdens de noodstop onon-
derbroken intrappen. Verminder de
druk op het rempedaal niet, tenzij u
niet langer hoeft te remmen. Zodra u
het rempedaal loslaat, wordt het BASuitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Het BAS-systeem kan niet voorko-
men dat de auto onderhevig is aan
de natuurkundige wetten en kan
evenmin zorgen voor meer grip op
het wegdek. BAS kan geen ongeluk-
ken voorkomen, zeker geen onge-
lukken die worden veroorzaakt door
te hoge snelheden in bochten, het
rijden op een zeer glad wegopper-
vlak of aquaplaning. Gebruik de
mogelijkheden van een auto met
BAS nooit op een roekeloze of risico-
volle wijze die de veiligheid van de
bestuurder of anderen in gevaar
brengt.
ELEKTRONISCHE
STABILITEITSREGELING
(ELECTRONIC STABILITY
CONTROL, ESC)
Dit systeem verbetert de veiligheid en
stabiliteit van het voertuig in diverse
rijomstandigheden. Het ESC-systeem
corrigeert overstuur en onderstuur
door het juiste wiel of de juiste wielen
af te remmen. Ook kan het systeem
het motorvermogen reduceren om te
helpen overstuur of onderstuur tegen 205
laat. Wanneer het gaspedaal zeer snel
wordt losgelaten, past Ready Alert
Braking een kleine remdruk toe. Deze
remdruk is zo gering dat de bestuur-
der deze niet zal opmerken. Het rem-
systeem gebruikt deze remdruk om
een snelle reactie van de remmen mo-
gelijk te maken wanneer de bestuur-
der het rempedaal indrukt.
RAIN BRAKE SUPPORT
Dankzij "Rain Brake Support" (rem-
droogfunctie bij nat weer) kunnen de
remprestaties onder natte omstandig-
heden verbeterd worden. Het systeem
past periodiek een kleine hoeveelheid
remdruk toe om mogelijk vocht op de
remschijven van de voorwielen te ver-
wijderen. Dit systeem werkt alleen
wanneer de ruitenwissers in de stand
LO of HI staan. In de intervalstand
werkt het systeem niet. Rain Brake
Support geeft geen melding aan de
bestuurder wanneer het systeem ac-
tief is en van de bestuurder worden
geen handelingen vereist voor het
functioneren van het systeem.
CONTROLE-/ STORINGSLAMPJEELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA
EN CONTROLELAMPJEELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMAUIT
Het controle-/
storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma in de
instrumentengroep gaat
branden wanneer de contactschake-
laar in de stand ON wordt gezet. Wan-
neer de motor draait, behoort dit
lampje uit te gaan. Wanneer het ESC-
indicatie-/storingslampje permanent
blijft branden terwijl de motor draait,
is een storing gedetecteerd in het
ESC-systeem. Als het lampje blijft
branden nadat er verschillende keren
is gestart en u meerdere kilometers
hebt gereden met een snelheid boven
48 km/u, dient u zo snel mogelijk
contact op te nemen met uw erkende
dealer om het probleem te laten op-
sporen en verhelpen. Het controle-/storingslampje elektro-
nisch stabiliteitsprogramma (in de in-
strumentengroep) begint te knippe-
ren zodra de banden hun grip
verliezen, waarna het ESC-systeem
wordt geactiveerd. Het controle-/
storingslampje elektronisch stabili-
teitsprogramma knippert ook wan-
neer het TCS-systeem actief is. Als het
controle-/storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma gaat knippe-
ren tijdens het accelereren, neemt u
langzaam gas terug en rijdt u door
terwijl u zo weinig mogelijk gas geeft.
Stem uw snelheid en rijstijl altijd af op
de toestand van het wegdek. OPMERKING:
Het controle-/storingslampje
elektronisch stabiliteitspro-
gramma en het controlelampje
elektronisch stabiliteitspro-
gramma UIT zullen altijd kort
branden wanneer de contact-
schakelaar in de stand ON wordtgezet..
Elke keer wanneer u de contact- schakelaar in stand On zet,
wordt het ESC-systeem inge-
209
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Een losse TIREFIT -set kan bij een
noodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ern-
stig letsel toebrengen. De
TIREFIT-set altijd op de daarvoor
voorziene plaats opbergen. Als
geen gehoor wordt gegeven aan
deze waarschuwingen, kan dit
ernstig of dodelijk letsel tot gevolg
hebben voor u, de inzittenden en
anderen in uw omgeving.
Voorkom dat TIREFIT in contact
komt met haar, ogen of kleding.
TIREFIT is schadelijk bij inade-
men, inslikken en huidcontact.
Het veroorzaakt irritatie van de
huid, ogen en luchtwegen. Spoel
onmiddellijk met veel water na
eventuele aanraking met de ogen
of de huid. Verkleed u zo snel mo-
gelijk als TIREFIT in aanraking is
gekomen met de kleding.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
De afdichtingsoplossing van TI-
REFIT bevat latexrubber. Bij een
allergische reactie of huiduitslag
onmiddellijk een arts raadplegen.
Houd TIREFIT buiten het bereik
van kinderen. Bij inslikken de
mond met veel water uitspoelen
en veel water drinken. Braken niet
opwekken! Direct een arts raad-plegen.
EEN BAND REPAREREN
MET TIREFIT
(A) Wanneer u stopt om TIREFIT
aan te brengen:
1. Parkeer de auto op een veilige
plaats en schakel de waarschuwings-
knipperlichten in.
2. Zorg dat het ventiel (op het wiel
van de lekke band) zich vlakbij de
grond bevindt. In die stand reiken de
TIREFIT-slangen (6) en (7) tot het
ventiel en kan de TIREFIT-set plat op
de grond staan. Hierdoor bevindt het
pakket zich in de beste positie voor
het inspuiten van het afdichtingsmid-
del in de lekke band en het bedienen van de luchtpomp. Verplaats de auto
zonodig om het ventiel in die positie te
brengen voordat u begint.
3. Zet de versnellingsbak in PARK
(automatische versnellingsbak) of in
een versnelling (handmatige versnel-
lingsbak) en zet het contact uit.
4. Trek de handrem aan.
(B) Voorbereiding op het gebruik
van TIREFIT:
1. Draai de functieregelknop (5) in
de stand voor de afdichtingsfunctie.
2. Rol de afdichtingsslang (6) uit en
verwijder de dop van de fitting aan
het uiteinde van de slang.
3. Zet de TIREFIT-set plat op de
grond naast de lekke band.
4. Verwijder het dopje van het ventiel
en schroef de fitting aan het uiteinde
van de afdichtingsslang (6) op hetventiel.
5. Maak de stekker (8) los en steek de
stekker in de 12 Volt-aansluiting van
de auto.
242