•Binnenverlichting ........................ 119
• Waarschuwing lichten-aan ................... 120
• Accuspaarfunctie ........................ 120
• Leeslampjes voorin ....................... 120
• Omgevingsverlichting ..................... 121
• Multifunctionele hendel .................... 121
• Richtingaanwijzers ....................... 121
• Makkelijk van rijstrook veranderen .............. 121
• Passeersignaal ......................... 121
• Dimlicht/grootlicht schakelaar ................ 121
• RUITENWISSERS EN -SPROEIERS ................ 122
• Bediening van ruitenwissers voorruit ............ 122
• Intervalstand ........................... 122
• Bediening van de ruitensproeier op de voorruit ...... 123
• Wasem-functie .......................... 123
• Ruitenwissers met regensensor — Indien aanwezig . . . 123
• IN LENGTE EN HOOGTE VERSTELBARE STUURKOLOM . . 124
• IN LENGTE EN HOOGTE ELEKTRISCH VERSTELBARE
STUURKOLOMSTUURKOLOM —INDIEN INGEBOUWD .... 125
• VERWARMD STUURWIEL — INDIEN AANWEZIG ....... 125
• ELEKTRONISCHE SNELHEIDSREGELING ........... 126
• In werking stellen ........................ 127
66
•Weergegeven waarschuwingen en onderhoud ....... 142
• PARKSENSE PARKEERHULP — INDIEN AANWEZIG .... 143
• ParkSense -sensors ...................... 143
• Waarschuwingsdisplay van ParkSense .......... 144
• Display van ParkSense .................... 144
• ParkSense in- en uitschakelen ............... 146
• Onderhoud van de ParkSense parkeerhulp ........ 147
• Reinigen van het ParkSense systeem ........... 147
• Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van de parkeerhulp . . 147
• ACHTERUITRIJCAMERA (PARKVIEW )—
INDIEN AANWEZIG ......................... 149
• ParkView aan of uit zetten — met
navigatie-/multimedia-radio .................. 150
• ParkView aan of uit zetten — zonder navigatie-/
multimedia-radio ........................ 150
• DAKCONSOLE ............................ 151
• Lees-/instaplampjes ...................... 151
• Opbergvakje zonnebril ..................... 151
• ELEKTRISCH SCHUIFDAK — INDIEN AANWEZIG ....... 152
• Schuifdak openen — snel ................... 152
• Schuifdak sluiten — snel ................... 152
• Obstakeldetectie ........................ 152
68
DODEHOEKBEWAKING —
INDIEN AANWEZIG
Het systeem voor dodehoekbewaking (BSM)
maakt gebruik van twee radargebaseerde sen-
soren aan de binnenzijde van het achterbum-
perpaneel en detecteert motorvoertuigen (au-
to’s, vrachtwagens, motorfietsen, etc.) die
vanaf de achterzijde, voorzijde of zijkant van de
auto in de dode hoek komen.Na het starten van de auto gaat het BSM-
waarschuwingslampje in de beide buitenspie-
gels kort branden om de bestuurder te waar-
schuwen dat het systeem is geactiveerd. De
sensoren van het BSM-systeem zijn in werking
wanneer een van de vooruitversnellingen of de
stand REVERSE is geactiveerd en gaan naar
de modus Stand-by wanneer de stand PARK is
geactiveerd.
De BSM-detectiezone bestrijkt aan weerszijden
van de auto ongeveer één rijbaan (3,35 m). De
zone begint bij de buitenspiegel en strekt zich
over ongevee
r 6 m uit naar de achterzijde van
de auto. Het BSM-systeem bewaakt de detec-
tiezones aan weerszijden van de auto wanneer
de snelheid van het voertuig ongeveer 10 km/u
of meer bedraagt en zal de bestuurder waar-
schuwen wanneer zich een voertuig in deze
zones bevindt.
OPMERKING:
• Het BSM-systeem waarschuwt de be-
stuurder NIET voor snel naderende voer-
tuigen die zich buiten de detectiezones
bevinden. •
De detectiezone van het BSM-systeem
wordt NIET GEWIJZIGD wanneer een aan-
hanger aan uw auto is gekoppeld. Als aan
uw auto een aanhanger is gekoppeld,
moet u visueel controleren of de rijbaan
naast u vrij is voor zowel uw auto als de
aanhanger, voordat u van rijbaan wisselt.
Als de aanhanger of een ander object
(bijvoorbeeld een fiets of sportappara-
tuur) uitsteekt buiten de zijkant van uw
auto, is het mogelijk dat het BSM-
waarschuwingslampje blijft branden zo-
lang een van de vooruitversnellingen is
geactiveerd.
Voor de correcte werking van het BSM-systeem
moet het gedeelte van het achterpaneel waar
zich de radarsensoren bevinden, vrij zijn van
sneeuw, ijs, verontreiniging en vuil van de weg.
Zorg dat u het gedeelte van het achterpaneel
waar zich de radarsensoren bevinden, niet
blokkeert met vreemde voorwerpen (bumper-
stickers, fietsrekken, etc.).
Achterste detectiezones
74
Het BSM-systeem waarschuwt de bestuurder
voor objecten in de detectiezones door middel
van het BSM-waarschuwingslampje in de bui-
tenspiegels.Het BSM-systeem kan ook zodanig worden
geconfigureerd, dat een geluidssignaal klinkt
en het volume van de radio wordt verlaagd om
de bestuurder te waarschuwen voor objecten
in de detectiezones. Raadpleeg “Bedrijfsmodi”
voor meer informatie.Het BSM-systeem bewaakt de detectiezone
tijdens het rijden vanuit drie verschillende pun-
ten (zijkant, achter- en voorzijde) om te beoor-
delen of een waarschuwing noodzakelijk is. Het
BSM-systeem zal een waarschuwing afgeven
wanneer voertuigen vanuit de volgende richtin-
gen in de zone komen.
In de zone komen vanaf de zijkant
Voertuigen op de naastgelegen rijbanen links
of rechts van uw auto.
Locatie van de sensor
(afgebeeld aan bestuurderszijde)Locatie van het waarschuwingslampje
Bewaking van zijkant
75
WAARSCHUWING!
Het systeem voor dodehoekbewaking dient
slechts als hulpmiddel voor het detecteren
van objecten die zich in de dode hoeken
bevinden. Het BSM-systeem is niet ontwor-
pen voor het detecteren van voetgangers,
fietsers of dieren. Ook wanneer uw auto is
uitgerust met het BSM-systeem, moet u altijd
uw spiegels gebruiken, over uw schouder
kijken en de richtingaanwijzer inschakelen
voordat u van rijbaan wisselt. Anders bestaat
er een risico op ernstig of dodelijk letsel.
Rear Cross PathDe voorziening Rear Cross Path (RCP) is be-
doeld als hulp voor de bestuurder bij het ach-
teruit wegrijden uit parkeerplaatsen, waarbij
het zicht op naderende voertuigen mogelijk
wordt belemmerd. Rijd langzaam en voorzich-
tig uit de parkeerplaats totdat de achterzijde
van de auto is vrijgekomen. Het RCP-systeem
heeft nu naar links en rechts vrij zicht op
passerende voertuigen en zal de bestuurder
waarschuwen wanneer een voertuig nadert.Het RCP-systeem bewaakt de achterste detec-
tiezones links en rechts van de auto tegen
objecten die de zijkant van de auto naderen
met een snelheid van minimaal ongeveer 1 tot
3 km/u tot maximaal ongeveer 16 km/u, zoals
gebruikelijk is in parkeersituaties.
OPMERKING:
In parkeersituaties kunnen naderende voer-
tuigen aan het zicht worden onttrokken door
links en rechts geparkeerde voertuigen. Als
de sensoren worden geblokkeerd door an-
dere objecten of voertuigen, zal het systeem
niet in staat zijn de bestuurder te waarschu-
wen.
Wanneer het RCP-systeem actief is en de auto
zich in de stand REVERSE bevindt, wordt de
bestuurder gewaarschuwd door middel van
zowel visuele als geluidssignalen, terwijl ook
het volume van de radio wordt verlaagd.
Tegemoetkomend verkeer
RCP-detectiezones
77
Bediening van de ruitensproeier op
de voorruit
U schakelt de ruitensproeier in door het uit-
einde van de hendel ingedrukt te houden (in de
richting van het stuurwiel) zolang sproeien no-
dig is. Als u de hendel indrukt terwijl de inter-
valschakeling is geactiveerd, worden de wis-
sers ingeschakeld en maken deze nog enkele
wisslagen nadat u de hendel hebt losgelaten.
Daarna wordt de eerder geselecteerde inter-
valschakeling hervat.Als u het uiteinde van de hendel indrukt terwijl
de ruitenwissers zijn uitgeschakeld, maken de
wissers enkele wisslagen en worden daarna
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het zicht
door de voorruit kan tot botsingen leiden.
Misschien ziet u andere voertuigen of obsta-
kels niet. Voorkom ijsvorming op de voorruit
door de voorruit eerst te verwarmen alvorens
de ruitensproeier te gebruiken.
Wasem-functieGebruik de Wasem-functie als het weer vereist
dat de ruitenwissers af en toe gebruikt worden.
Draai het uiteinde van de hendel omlaag naar
de wasemstand en laat de hendel los voor één
wisslag.
Ruitenwissers met regensensor —
Indien aanwezig
Deze voorziening detecteert vocht op de voor-
ruit en schakelt automatisch de ruitenwissers in
zodat u dat niet hoeft te doen. De functie is
vooral handig wanneer spatwater van de weg
of water dat van de ruitenwissers van een
voorliggende auto wordt geblazen op de voor-
ruit terechtkomt. Draai het uiteinde van de
multifunctionele hendel naar één van de vier
standen om deze functie te activeren.
De gevoeligheid van het systeem kan bijge-
steld worden met de multifunctionele hendel.
Bediening van de ruitensproeier op de voorruit
Wasemregelaar
123
Wisserintervalstand 1 is het minst gevoelig en
wisserintervalstand 4 is het meest gevoelig. Bij
normale regenval dient stand 3 te worden ge-
bruikt. Gebruik stand 1 en 2 als u de gevoelig-
heid van de ruitenwisser wilt verkleinen. Ge-
bruik stand 4 als u de gevoeligheid van de
ruitenwisser wilt vergroten. Zet de ruitenwisser-
schakelaar in de stand OFF als het systeem
niet wordt gebruikt.
OPMERKING:
•De regendetectiefunctie werkt niet wan-
neer de ruitenwisserschakelaar in de
stand Low of High staat.
• Als er ijs of opgedroogd zout water op de
voorruit aanwezig is, werkt de regende-
tectiefunctie mogelijk niet goed.
• Ook het gebruik van Rain-X en was- of
siliconenhoudende producten kan de
prestaties van de regensensor beïnvloe-
den.
• Via een klantprogrammeerfunctie in het
voertuiginformatiecentrum (EVIC) kunt u
de regendetectie uitschakelen. Voor meer
informatie raadpleegt u Elektronisch
voertuiginformatiecentrum (EVIC)/Per- soonlijke Instellingen (door de klant te
programmeren functies)
in De functies
op uw dashboard .
Het regendetectiesysteem omvat bescher-
mingsfuncties voor de ruitenwisserbladen en
-armen en werkt niet onder de volgende om-
standigheden:
• Lage omgevingstemperatuur — Wanneer
het contact de eerste keer wordt aangezet,
werkt het regendetectiesysteem pas als de
ruitenwisserschakelaar aan staat, de auto
sneller rijdt dan 0 km/u, of de buitentempe-
ratuur hoger is dan 0 °C.
• Schakeling in de NEUTRALE Positie — Als
het contact AAN staat en de versnelling in de
NEUTRALE positie is, zal het regendetectie-
systeem pas werken als de ruitenwisser-
schakelaar aan staat, de auto sneller rijdt
dan 8 km/u, of de versnelling uit de NEU-
TRALE positie wordt geschakeld.
IN LENGTE EN HOOGTE
VERSTELBARE STUURKOLOM
Met deze functie kunt u de stuurkolom in
hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom er ook mee in lengte verstellen. De hendel voor de
lengte- en hoogteverstelling bevindt zich onder
het stuur aan het einde van de stuurkolom.
Duw de hendel omlaag (in de richting van de
vloer) om de stuurkolom te ontgrendelen. Om
de stuurkolom in de hoogte te verstellen be-
weegt u het stuur zoals gewenst naar boven of
naar beneden. Om de stuurkolom te verlengen
of te verkorten trekt u het stuur zoals gewenst
naar buiten of duwt u het naar binnen. Duw de
hendel omhoog totdat deze vastklikt om de
stuurkolom te vergrendelen.
Hendel voor lengte- en hoogteverstelling
124
Accelereren om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Elektronische snelheidsregeling gebruiken
op hellingen
De versnelling kan omlaag schakelen op hel-
lingen om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
OPMERKING:
De elektronische snelheidsregeling houdt
de snelheid op hellingen en bij afdalingen
constant. Een kleine snelheidsverandering
op flauwe hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, zodat het in die gevallen
beter is om zonder elektronische snelheidsre-
geling te rijden.WAARSCHUWING!
Een elektronische snelheidsregeling kan ge-
vaarlijk zijn in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden. Uw auto
kan gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een botsing veroor-
zaakt. Gebruik de elektronische snelheidsre-
geling nooit in druk verkeer of op bochtige,
beijzelde, besneeuwde of gladde wegen.
ADAPTIEVE CRUISE CONTROL
(ACC) — INDIEN AANWEZIG
Adaptieve Cruise Control (ACC) vergroot het
gebruiksgemak van cruisecontrol tijdens het
rijden op autosnelwegen en andere door-
gaande wegen. Het is echter geen veiligheids-
systeem en het helpt niet om ongelukken te
voorkomen.Met ACC kunt u de cruisecontrol ingeschakeld
houden in lichte tot matige verkeersdrukte zon-
der dat u steeds opnieuw uw cruisecontrol
opnieuw hoeft in te stellen. De ACC maakt
gebruik van een radarsensor, die is ontworpen
om direct voor u rijdende voertuigen te detec-
teren.
OPMERKING:
•
Als de sensor geen voor u rijdend voer-
tuig detecteert, houdt de ACC een vaste
ingestelde snelheid aan.
• Wanneer de ACC-sensor een voor u rij-
dend voertuig detecteert, zorgt de ACC
dat uw auto automatisch iets afremt of
versnelt (maximaal tot de oorspronkelijk
ingestelde snelheid) om een vooraf inge-
stelde volgafstand aan te houden, waarbij
de snelheid van de voorganger wordt
overgenomen.
128