17
Introductie
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
A050000ACM
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel
Controlelampje portier/
achterklep open*
Waarschuwingslampje open
achterklep
Controlelampje grootlicht
Controlelampje lichten aan*
Controlelampjes
richtingaanwijzers
Waarschuwingslampje ABS
Waarschuwingslampje
parkeerrem en remvloeistofniveau
Waarschuwingslampje 4WD- systeem*Controlelampje 4WD LOCK*
Controlelampje
motormanagement*
Waarschuwingslampje AIRBAG
Controlelampje CRUISE SET*
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau Schakelstandindicator
handgeschakelde transmissie*
❈ Zie voor meer informatie deel
Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje laadsysteem
Controlelampje laag niveau
ruitensproeiervloeistof*
Waarschuwingslampje open
portier
* : indien van toepassing
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje
brandstoffilter (alleen dieselmotor)
Controlelampje ESP*
Controlelampje ESP OFF*
Controlelampje
startblokkeersysteem*
Waarschuwingslampje lage bandenspanning*
Controlelampje airbag
voorpassagier UIT*
Oiledruklampje
Waarschuwingslampje laag motoroliepeil (dieselmotor*)
Controlelampje ECO*ECO
Controlelampje
CRUISE*
Schakelstandindicator*Waarschuwingslampje positie lage bandenspanning*
327
Veiligheidssysteem van uw auto
C020300AUN
Voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de
veiligheidsgordelsC020306AUN
Baby's en kleine kinderen
Houd u bij het vervoer van baby's en
kleine kinderen aan de wettelijke
voorschriften. Baby- en kinderzitjesmoeten op de juiste manier op de
achterbank worden geplaatst en
gemonteerd. Raadpleeg voor meer
informatie over baby- en kinderzitjes"Kinderzitjes" in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING
Elke inzittende in uw auto moet
gebruik maken van de juiste
beschermende systemen, inclusief
baby's en kleine kinderen. Houd
nooit een kind op uw schoot of inuw armen in een rijdende auto.
Door de grote krachten die bij eenaanrijding optreden zal het kind uituw armen en door het interieur
geslingerd worden. Gebruik altijd
een kinderzitje dat geschikt is voor
de lengte en het gewicht van het
kind dat er in vervoerd moet
worden.
(Vervolg)
Een onjuiste behandeling van de onderdelen van het
gordelspannersysteem en het
niet opvolgen van de
waarschuwingen kunnen leiden
tot een onvolledige werking of
het onverhoeds activeren van de
gordelspanner en tot ernstigletsel.
Draag te allen tijde de veiligheidsgordel wanneer u ineen auto rijdt of meerijdt.
Als de auto of de gordelspanner moet worden afgevoerd, dient ucontact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Alle inzittenden moeten te allen
tijde hun veiligheidsgordel dragen.
Veiligheidsgordels en kinderzitjes
beperken de kans op letsel in geval
van een aanrijding of een
noodstop. Als de veiligheidsgordel
niet gedragen wordt, kunnen de
inzittenden te dicht bij een zich
vullende airbag komen, delen in het
interieur van de auto raken of uit de
auto geslingerd worden. Juist
gedragen veiligheidsgordels
reduceren deze gevaren in
aanzienlijke mate.
Volg altijd de voorzorgsmaatregelen
met betrekking tot veiligheidsgordels,
airbags en de veiligheid voor deinzittenden in dit instructieboekje
zorgvuldig op.
333
Veiligheidssysteem van uw auto
C030100AFD
Gebruiken van een kinderzitje
Voor kleine kinderen en baby's is het
gebruik van een kinderzitje wettelijk
voorgeschreven. Dit kinderzitje moet de
juiste maat hebben voor het kind en dient
volgens de gebruiksaanwijzing van de
fabrikant te worden geplaatst.Wij adviseren u het kinderzitje uit
veiligheidsoverwegingen op de
zitplaatsen achter te gebruiken.
C030102AUN
Bevestigen van een kinderzitje meteen driepuntsgordel
Volg voor het installeren van een
kinderzitje op de buitenste of middelste
zitplaats van de achterbank de volgendestappen:
1. Plaats het baby- of kinderzitje op de achterbank en laat de
veiligheidsgordel om of door het zitje
lopen, afhankelijk van de instructies
van de fabrikant van het zitje. Zorg
ervoor dat de gordel niet verdraaid zit.
WAARSCHUWING -
Plaatsen van het kinderzitje
Lees voor u het kinderzitje installeert eerst de handleiding
van de fabrikant.
Als de veiligheidsgordel niet functioneert zoals beschreven
staat, ga dan onmiddellijk naar
uw officiële HYUNDAI-dealer omhet systeem na te laten kijken.
Wanneer u de aanwijzingen in dit instructieboekje en de instructies
bij het kinderzitje niet opvolgt,
neemt de kans op en de ernst van
letsel bij een aanrijding toe.
E2MS103005
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje waarbij
het kind met het gezicht naar
achteren gericht zit op de stoel van
de voorpassagier. Wanneer de
geactiveerde airbag het zitje met
een grote kracht raakt, kan het kindernstig letsel oplopen.
CRS09
OUN026150
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar achteren
wordt vervoerd
Kinderzitjes waarin het kind met het gezicht naar voren wordt
vervoerd
341
Veiligheidssysteem van uw auto
C040100ACM
Onderdelen aanvullend veiligheidssysteem en functies
De onderdelen van het aanvullend
veiligheidssysteem zijn:
1. Airbag bestuurder
2. Airbagsensoren vóór
3. Airbag voorpassagier*
4. Blokkeerautomaten metgordelspanners*
5. Zijairbagsensoren*
6. Curtain airbags*
7. Zijairbags*
8. Airbagmodule (SRSCM) /Koprolsensor*
9. Waarschuwingslampje AIRBAG 10. Controlelampje airbag voorpassagier
UIT (alleen airbag voorpassagier)*
11. ON/OFF-schakelaar airbag voorpassagier*
*: indien van toepassing
De SRSCM controleert constant alle
componenten van het systeem als hetcontact in stand ON staat om te bepalen
of een frontale aanrijding of een aanrijding
van opzij zwaar genoeg is om de airbags
of de gordelspanners te activeren.
Het waarschuwingslampje air bag op het
dashboard brandt na het in stand ON
zetten van het contact gedurende 6
seconden en moet vervolgens uit gaan.
WAARSCHUWING
Als een van de volgende condities
zich voordoen, kan dat duiden op
een storing in het airbagsysteem.
Laat het airbagsysteem van uw
auto zo snel mogelijk controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer
Het lampje gaat niet kort branden als het contact in stand ON wordt
gezet.
Het lampje gaat niet na ongeveer 6 seconden uit, maar blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
Het lampje gaat knipperen wanneer het contact in stand ON staat.
OCM029200A
1010
1111
343
Veiligheidssysteem van uw auto
WAARSCHUWING
Als de airbag geactiveerd wordt, is er een luide knal hoorbaar en
komt er fijn stof vrij in de auto.
Dit is normaal en niet gevaarlijk -
het fijne poeder wordt gebruikt bij
het vouwen van de airbags. Het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag kan huid- of
oogirritatie veroorzaken en
astmatische klachten bij
daarvoor gevoelige personen
verergeren. Was de huid die in
aanraking gekomen is met het
stof dat vrijkomt bij het activeren
van de airbag altijd af met
handwarm water en een milde
zeepoplossing.
(Vervolg)(Vervolg)
Het aanvullendveiligheidssysteem werkt allen als het contact in stand ON staat.
Als het waarschuwingslampje air
bag niet gaat branden of als het
ook blijft branden als er na het in
stand ON zetten van het contact 6
seconden verstreken zijn of de
motor gestart is, of als het gaat
branden tijdens het rijden, werkt
het aanvullend Veiligheidssysteemniet goed. Laat in dat geval uw
auto direct controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Zet voor het vervangen van een zekering of het losnemen van een
accukabel het contact eerst instand LOCK en verwijder de
contactsleutel. Vervang of
verwijder een zekering die aan
het airbagsysteem gerelateerd isnooit als het contact in stand ON
staat. Het niet opvolgen van deze
waarschuwing zal ertoe leiden
dat het waarschuwingslampje air
bag zal gaan branden.
WAARSCHUWING
Plaats geen accessoires (bekerhouder, cassettehouder) of
stickers enz. op het paneel boven
het dashboardkastje in auto's
met een airbag voorpassagier.
Dergelijke voorwerpen kunnen
gevaarlijke projectielen worden
en letsel veroorzaken wanneer de
airbag voorpassagier geactiveerd
wordt.
Plaats een eventuele luchtverfrisser ook niet in de
buurt van het instrumentenpaneel
of op het dashboard.
Dit kan een gevaarlijk projectiel
worden en letsel veroorzaken
wanneer de airbag voorpassagier
geactiveerd wordt.
B240B05L
Airbag voorpassagier
345
Veiligheidssysteem van uw auto
(Vervolg)
Er mogen geen objecten op of inde buurt van de airbags in het
stuurwiel, op hetinstrumentenpaneel of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst omdat dergelijke
voorwerpen letsel kunnen
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
Stel de onderdelen van het airbagsysteem niet bloot aan
schokken en neem de bedrading
van het airbagsysteem ook niet
los. Als u dat wel doet kunt u
letsel oplopen omdat de airbags
onverwacht geactiveerd kunnen
worden of juist niet geactiveerd
worden wanneer dat wel nodig is.
Als het waarschuwingslampje van het airbagsysteem blijft
branden tijdens het rijden, moet
het airbagsysteem zo spoedig
mogelijk worden gecontroleerd
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
(Vervolg)(Vervolg)
Een airbag kan slechts één keergebruikt worden - laat een
geactiveerde airbag direct
vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
Het aanvullend veiligheidssysteem is zodanig
ontworpen dat de airbags vóór
alleen geactiveerd worden als de
kracht van de aanrijding een
bepaalde drempel overschrijdt ende aanrijding plaatsvindt ondereen hoek die kleiner is dan 30°
ten opzichte van de lengteas van
de auto. Verder kunnen de
airbags maar één keer gevuld
worden. Draag te allen tijde de
veiligheidsgordel.
De airbags vóór zijn niet ontworpen om geactiveerd te
worden bij een aanrijding van
opzij, van achteren of bij het over
de kop slaan van de auto. Verder
zullen de airbags vóór niet
worden geactiveerd als de kracht
van de aanrijding de
drempelwaarde niet overschrijdt.
(Vervolg)(Vervolg)
Vervoer kinderen altijd op deachterbank met de
veiligheidsgordels om. Dat is de
veiligste plaats voor kinderen vanalle leeftijden.
De airbags vóór en de zijairbags kunnen letsel veroorzaken als de
inzittenden voor niet in de juistepositie zitten.
Zet uw stoel zo ver mogelijk naar achteren, waarbij u er wel op moet
letten dat u alle bedieningsorganennog goed kunt bereiken.
Ga niet te dicht op de airbag zitten, dat geldt ook voor uw
voorpassagier, en leun niet
onnodig naar voren. Als u of uw
voorpassagier te dicht op de airbag
zit, kan er door het activeren van de
airbag ernstig letsel ontstaan.
Leun ook niet tegen het portier of de middenconsole - zit altijd zo
rechtop mogelijk.
Vervoer geen passagier op de voorstoel als het controlelampje
airbag UIT brandt omdat dan de
airbag bij een aanrijding niet
geactiveerd wordt.
(Vervolg)
Veiligheidssysteem van uw auto
46
3
C040501ACM
ON/OFF-schakelaar airbag
voorpassagier (indien van toepassing)
De airbag voorpassagier kan worden
gedeactiveerd met behulp van de
ON/OFF-schakelaar voor het geval er
een kinderzitje op de voorpassagiersstoel
wordt gemonteerd of voor het geval de
voorstoel niet gebruikt wordt.
Om de veiligheid voor uw kind te
garanderen, moet de airbag voorpassagier
worden uitgeschakeld wanneer u een naar
achteren gericht kinderzitje op de voorstoel
monteert.
(Vervolg)
Een onjuiste zithouding of zitpositie kan bij een aanrijding
ernstig letsel veroorzaken. Alle
inzittenden moeten rechtop
zitten, met de rugleuning zo
rechtop mogelijk, midden op dezitting en met de
veiligheidsgordel om, de benen
comfortabel gestrekt en de
voeten op de vloer, totdat de auto
geparkeerd is en de
contactsleutel verwijderd is.
Het airbagsysteem vult de airbags uitermate snel om in
geval van een aanrijding een
maximale bescherming te
kunnen bieden. Als eeninzittende niet in de juiste positiezit omdat hij of zij de
veiligheidsgordel niet draagt, kan
de airbag teveel kracht op de
inzittende uitoefenen, waardoor
deze ernstig letsel zou kunnenoplopen.(Vervolg)
Een kinderzitje dient op deachterbank geplaatst te worden. Het kind kan ernstig letsel
oplopen als de airbag bij een
aanrijding wordt geactiveerd.
Kinderen tot en met 12 jaar moeten altijd plaatsnemen op de
achterbank en de gordel op de
juiste manier dragen. Laatkinderen nooit op de
passagiersstoel meerijden. Als
een kind van 12 jaar of ouder op
de voorpassagiersstoel vervoerd
moet worden, moet hij of zij de
veiligheidsgordel op de juiste
manier dragen en moet de stoel
zover mogelijk naar achteren
worden gezet.
Voor een maximale bescherming bij alle soorten aanrijdingen
moeten alle inzittenden, inclusief
de bestuurder, hun
veiligheidsgordel dragen,
ongeacht het feit of er voor hun
positie een airbag aanwezig is.
Ga tijdens het rijden niet dichter
bij de airbag zitten dan nodig isen leun ook niet onnodig
voorover.
(Vervolg)
OCM030054L
347
Veiligheidssysteem van uw auto
In- en uitschakelen van de airbag voorpassagier:
Steek om de airbag voorpassagier uit te
schakelen de hoofdsleutel in de
ON/OFF-schakelaar voor de airbag en
zet deze in de stand OFF. Het
controlelampje airbag voorpassagier UIT
zal gaan branden en blijven branden
totdat de airbag weer wordt
ingeschakeld.
Steek om de airbag voorpassagier in te
schakelen de hoofdsleutel in de
ON/OFF-schakelaar voor de airbag en
zet deze in de stand ON. Het
controlelampje airbag voorpassagier UITzal uitgaan.
✽✽AANWIJZING