Veiligheidssysteem van uw auto
48
3
C040600ACM
Zijairbag (indien van toepassing)
Beide voorstoelen van uw auto zijn
uitgerust met een zijairbag. Het doel vande airbag is om de bestuurder en/of de
voorpassagier een aanvullende
bescherming te bieden naast de
bescherming geboden door de
veiligheidsgordel.
(Vervolg)
Ook al is uw auto voorzien van
een ON/OFF-schakelaar voor de
airbag voorpassagier, monteer
geen kinderzitje op de
passagiersstoel. Een kinderzitje
dient op de achterbank geplaatst
te worden. Kinderen die te groot
zijn voor een kinderzitje moeten
plaatsnemen op de achterbank
en gebruik maken van de
aanwezige driepuntsgordels. Bijeen aanrijding zitten kinderen het
veiligst op de achterbank als ze
op de juiste manier gebruik
maken van de veiligheidsgordels.
Zodra het niet meer nodig is een kind te vervoeren op de
voorpassagiersstoel, moet de
airbag voorpassagier weer
worden ingeschakeld.WAARSCHUWING
De bestuurder is verantwoordelijk voor de juiste
stand van de ON/OFF-schakelaar
van de airbag voorpassagier.
Schakel de airbag voorpassagier alleen maar uit als het contact in
stand OFF staat omdat er anders
een defect kan ontstaan in de
airbagmodule.
Verder kan het hierdoor
voorkomen dat de airbag
bestuurder en/of de
voorpassagier en/of de zijairbag
en curtain airbag niet of niet op
de juiste manier worden
geactiveerd in geval van eenaanrijding.
Plaats nooit een naar achteren
gericht kinderzitje op de
passagiersstoel, tenzij de airbag
voorpassagier is uitgeschakeld.Het kind kan ernstig letsel
oplopen als de airbag bij een
aanrijding wordt geactiveerd. (Vervolg)
OCM030039
OXM039054
349
Veiligheidssysteem van uw auto
De zijairbags zijn ontworpen om alleen
tijdens bepaalde aanrijdingen van opzij
geactiveerd te worden, afhankelijk van
de ernst, de hoek, de snelheid en de
plaats van de aanrijding.
De zijairbags worden niet alleen geactiveerd aan de kant van de
aanrijding, maar ook aan detegengestelde kant.
✽✽ AANWIJZING - indien
uitgerust met
rolsensor
Ook worden de zijairbags aan beide kanten geactiveerd bij bepaalde
situaties waarin de auto over de kopslaat.
De zijairbags zijn niet ontworpen om bij alle aanrijdingen van opzij opgeblazen
te worden.
(Vervolg)
Alleen auto's uitgerust met een rolsensor.
Plaats geen accessoires op of in de buurt van de zijairbag.
Plaats geen voorwerpen op de airbag of tussen de airbag en
uzelf.
Plaats geen voorwerpen (paraplu, tas, enz.) tussen het voorportier
en de voorstoel. Dergelijke
voorwerpen kunnen gevaarlijke
projectielen worden en letsel
veroorzaken wanneer de zijairbag
geactiveerd wordt.
Sla niet op de zijairbagsensor wanneer het contact in stand ON
staat. Hierdoor kan de airbag
onverwacht geactiveerd worden,
waardoor persoonlijk letsel kanontstaan.
Als de stoel of de bekleding beschadigd is, laat deze danrepareren door een officiële
HYUNDAI-dealer. Vertel daarbij
dat uw auto is uitgerust met
zijairbags.WAARSCHUWING
De zijairbag vormt een aanvulling op de gordelsystemen voor de
bestuurder en de voorpassagier
en geen vervanging voor deze
systemen. Draag daarom tijdenshet rijden altijd een
veiligheidsgordel. De airbags
worden alleen geactiveerd bij een
aanrijding van opzij of een
rolbeweging* 1
die krachtig
genoeg is om letsel bij de
inzittenden te veroorzaken.
Voor de beste bescherming van de zijairbags en om letsel te
voorkomen, dienen de
bestuurder en de voorpassagier
rechtop te zitten en de
veiligheidsgordel op de juiste
manier vast te maken. De
bestuurder moet zijn handen in
de tien voor twee stand op het
stuurwiel plaatsen. De passagier
moet zijn handen op de schoothouden.
Gebruik geen stoelhoezen. (Vervolg)
*1
: Alleen auto's uitgerust met een rolsensor.
Veiligheidssysteem van uw auto
50
3
C040700ACM
Curtain airbag
(indien van toepassing)
De curtain airbags bevinden zich langs
de rand van het dak boven de voor- en
achterportieren. Ze zijn ontworpen om bij bepaalde
aanrijdingen van opzij de hoofden van de
voorste inzittenden en de passagiers op
de buitenste zitplaatsen achter te
beschermen.
De curtain airbags zijn ontworpen om
alleen tijdens bepaalde aanrijdingen
van opzij geactiveerd te worden,
afhankelijk van de ernst van de
aanrijding, de hoek, de snelheid en de
plaats van impact.
geactiveerd aan de kant van de
aanrijding, maar ook aan detegengestelde kant.
✽✽ AANWIJZING- indien
uitgerust met
rolsensor
Ook worden de curtain airbags aan beide kanten geactiveerd bij bepaalde
situaties waarin de auto over de kopslaat.
De curtain airbags zijn niet ontworpen om bij alle aanrijdingen van opzij.
OXM039055
OCM052213
WAARSCHUWING
De zijairbags en curtain airbags bieden een optimale bescherming
als de inzittenden zo ver mogelijk
rechtop zitten en hun gordel op de
juiste manier dragen. Vooral voor
kinderen is het belangrijk dat ze in
een geschikt kinderzitje op de
achterbank plaatsnemen.
Als kinderen plaatsnemen op een van de buitenste zitplaatsen
achterin, moeten ze in een geschikt
kinderzitje plaatsnemen. Plaats het
kinderzitje zo ver mogelijk weg van
het portier en zet het goed vast.
Laat passagiers niet met het hoofd of andere delen van het lichaam
tegen het portier leunen, steek dearmen niet uit het raam en plaats
geen voorwerpen tussen de
passagier en de portieren als de
auto is uitgerust met zijairbags
en/of curtain airbags.
Probeer nooit de onderdelen van de zijairbags en curtain airbags te
openen of te repareren. Laat dit
altijd over aan een officiële
HYUNDAI-dealer.
Het niet in acht nemen van deze
voorzorgsmaatregelen kan ertoeleiden dat de inzittenden bij eenaanrijding letsel oplopen.
Veiligheidssysteem van uw auto
52
3
C040801AUN
Voorwaarden voor activeren airbags
Airbags vóór
De airbags vóór worden geactiveerd bij
frontale aanrijdingen, waarbij rekening
wordt gehouden met de botskracht, de
rijsnelheid of hoek waaronder de
aanrijding plaatsvindt.
WAARSCHUWING
Let op dat u niet tegen plaatsen aanstoot waar de airbags of
airbagsensoren zijn ingebouwd.
Anders kan de airbag onverwacht
geactiveerd worden waardoor
ernstig persoonlijk letsel op kantreden.
Als de inbouwpositie van de airbagsensoren wordt gewijzigd,
kan dit ertoe leiden dat de airbags
worden geactiveerd in situaties
waarin dit niet nodig is, of dat de
airbags niet worden geactiveerd insituaties waar het wel nodig is.
Voer daarom geen reparaties uit
aan of in de buurt van de
airbagsensoren. Laat de auto
controleren en repareren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Er kunnen problemen ontstaan als de hoek waaronder de sensoren
zijn ingebouwd wordt gewijzigd als
gevolg van vervorming van de
carrosseriedelen waar de
airbagsensoren zijn ingebouwd: de
voorbumper, de carrosserie, de B-
stijl en de C-stijl. Laat de auto
controleren en repareren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
(Vervolg)(Vervolg)
Uw auto is ontworpen om debotsenergie zoveel mogelijk te absorberen en in bepaalde
gevallen de airbag(s) te activeren.
Het monteren van niet-originele
bumpers of accessoires op de
bumper kan een nadelige invloed
hebben op de bescherming bijeen aanrijding.
OED036096
WAARSCHUWING
- indien uitgerust metrolsensor
Zet het contact in de stand OFF of
ACC wanneer de auto gesleept
wordt als de auto voorzien is van
zij- en gordijnairbags.
De zij- en gordijnairbags kunnen
worden geactiveerd wanneer hetcontact in de stand ON staat en de
koprolsensor de situatie
interpreteert alsof de auto over de
kop slaat.
Veiligheidssysteem van uw auto
58
3
C040903ACM
Plaats geen baby- of kinderzitje op de
voorpassagiersstoel.
Gebruik nooit een kinderzitje waarbij het kind met het gezicht naar achteren
gericht op de voorstoel zit. Als de airbag
wordt opgeblazen, oefent deze op een
dergelijk geplaatst kinderzitje een grote
kracht uit, waardoor het kind ernstigletsel kan oplopen.
Gebruik op de voorstoel ook geen
kinderzitje waarbij het kind met het
gezicht naar voren is gericht. Als de
airbag voorpassagier wordt geactiveerd,
zou dit ernstig letsel bij het kind kunnen
veroorzaken. Als uw auto is voorzien van een
ON/OFF-schakelaar voor de airbag
voorpassagier, kan de airbag van de
voorpassagier indien nodig worden in- of
uitgeschakeld.
Zie voor meer informatie pagina 3-46.
1JBH3051
WAARSCHUWING
Als de airbags geactiveerd zijn, zijn
de bij het airbagsysteem
behorende onderdelen in hetstuurwiel en/of instrumentenpaneel
en/of de dakrails boven de voor- en
achterportieren zeer heet. Raak de
onderdelen van het airbagsysteem
niet aan direct nadat een airbag
opgeblazen is, om letsel te
voorkomen.
Veiligheidssysteem van uw auto
60
3
C041100AFD
Onderhoud aan aanvullend veiligheidssysteem
Het aanvullend veiligheidssysteem is
nagenoeg onderhoudsvrij en bevat geen
onderdelen waaraan u zelf veilig
onderhoud kunt plegen. Als het
waarschuwingslampje air bag niet gaat
branden of constant brandt, laat uw auto
dan zo snel mogelijk controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Alle werkzaamheden aan het aanvullend
veiligheidssysteem, zoals het
verwijderen, het plaatsen of het
repareren ervan, of werkzaamheden aan
het stuurwiel moeten uitgevoerd worden
door een officiële HYUNDAI-dealer. Een
onjuiste behandeling van het
airbagsysteem kan leiden tot ernstigpersoonlijk letsel.
WAARSCHUWING
Modificaties aan onderdelen van het aanvullend veiligheidssysteem of de
bedrading, inclusief het
aanbrengen van stickers, enz. opafdekkappen of modificaties aan
de carrosseriestructuur kunnen
ertoe leiden dat het systeem niet
goed werkt, waardoor letsel kanontstaan.
Reinig de afdekkappen van de airbags alleen met een zachte,
droge doek of met een doek die
bevochtigd is met schoon water.
Oplos- en reinigingsmiddelen
kunnen het materiaal van deafdekkappen aantasten en de
werking van het systeem in
negatieve zin beïnvloeden.
(Vervolg)(Vervolg)
Er mogen geen objecten op of inde buurt van de airbags in het
stuurwiel, op hetinstrumentenpaneel of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst omdat dergelijke
voorwerpen letsel kunnen
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
Als de airbags geactiveerd zijn, moeten ze vervangen worden
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Stel de onderdelen van het airbagsysteem niet bloot aan
schokken en neem de bedrading
van het airbagsysteem ook niet
los. Als u dat wel doet kunt u
letsel oplopen omdat de airbags
onverwacht geactiveerd kunnen
worden of juist niet geactiveerd
worden wanneer dat wel nodig is.
(Vervolg)
361
Veiligheidssysteem van uw auto
C041300AUN
Aanvullende voorzorgsmaatregelen met betrekking tot de veiligheid Vervoer nooit mensen in de
bagageruimte of op een
neergeklapte rugleuning. Laat
iedereen rechtop zitten, met zijn rug
tegen de rugleuning van de stoel, de
veiligheidsgordel om en de voeten op
de vloer.
De inzittenden moeten tijdens het
rijden niet uit hun stoel komen of
van plaats wisselen. Een inzittende
die zijn veiligheidsgordel niet draagt
kan tijdens een aanrijding of eennoodstop door de auto geslingerd
worden, tegen andere inzittenden aan,
of zelfs uit de auto geslingerd worden.
Elke veiligheidsgordel is bestemd
voor één persoon. Als er meerdere
personen van dezelfde
veiligheidsgordel gebruik maken,
kunnen ze bij een aanrijding ernstigletsel oplopen.
Maak geen gebruik van accessoires
die aan de veiligheidsgordels
bevestigd moeten worden.
Accessoires die claimen het comfort
voor de inzittenden te verbeteren of diede gordel anders geleiden, kunnen de
beschermende werking van de
veiligheidsgordel in negatieve zin
beïnvloeden en de kans op letsel bij
een aanrijding vergroten.
De inzittenden moeten geen harde
of scherpe voorwerpen plaatsen
tussen henzelf en de airbags. Het
dragen van harde of scherpe
voorwerpen rond uw middel of het in
uw mond houden van dergelijke
voorwerpen kan ernstig letsel
veroorzaken als een airbag
geactiveerd wordt.
Blijf op veilige afstand van de
afdekkappen van de airbags. Laat
iedereen rechtop zitten, met zijn rug
tegen de rugleuning van de stoel, de
veiligheidsgordel om en de voeten op
de vloer. Als inzittenden zich te dicht
bij een airbag bevinden, kunnen zeletsel oplopen als de airbags
geactiveerd worden.(Vervolg)
Als onderdelen van het airbagsysteem moeten worden
afgevoerd of als de auto in zijn
geheel moet worden afgevoerd,moeten bepaalde
voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot de veiligheid in
acht worden genomen. Een
officiële HYUNDAI-dealer kent
deze voorzorgsmaatregelen en
kan u de benodigde informatie
verstrekken. Het niet opvolgen
van deze voorzorgsmaatregelen
en procedures vergroot de kans
op persoonlijk letsel.
Als uw auto in te diep water terechtgekomen is, waardoor devloerbedekking doorweekt is ofer water op de bodemplaats
staat, probeer dan niet uw auto te
starten maar laat hem
transporteren naar een officiële
HYUNDAI-dealer.
Kenmerken van uw auto
50
4
Actief ECO-systeem (alleen diesel, indien van toepassing)
Wanneer het actieve ECO-systeem in
werking is, brandt het controlelampje
ECO groen.
Zie “Actidr ECO-systeem” in hoofdstuk 5
voor meer informatie. D150302AFD
Waarschuwingslampje
AIRBAG
(indien van toepassing)
Dit lampje zal ongeveer 6 seconden
gaan knipperen iedere keer dat het
contact in stand ON wordt gezet.
Dit lampje zal ook gaan branden als het
aanvullend veiligheidssysteem niet goed
werkt. Als het waarschuwingslampje AIR
BAG niet gaat branden of als het ook blijft
branden als er na het in stand ON zetten
van het contact 6 seconden verstreken
zijn of de motor gestart is, of als het gaat
branden tijdens het rijden, laat dan het
aanvullend veiligheidssysteem
controleren door een officiële HYUNDAI
Erkend Reparateur. D150335AFD
Controlelampje airbag
voorpassagier UIT
(indien van toepassing)
Het controlelampje airbag voorpassagier
UIT brandt gedurende ongeveer 4 s nadat
het contact in stand ON is gezet.
Het controlelampje airbag voorpassagier
UIT zal ook gaan branden als de AAN/UIT-
schakelaar voor de airbag in de stand UIT
staat en zal uitgaan als de AAN/UIT-
schakelaar in de stand AAN wordt gezet.
OPMERKING
Als er een defect optreedt in deAAN/UIT-schakelaar zal hetcontrolelampje airbag voorpassagier
UIT niet branden en zal deairbagmodule de airbag voor de voorpassagier bij een frontaleaanrijding activeren, ook al staat de
schakelaar voor het AAN/UIT-schakelen van de airbag in de standUIT.
Laat in dat geval de AAN/UIT-schakelaar voor de airbag en het
airbagsysteem zo spoedig mogelijk controleren door een officiëleHYUNDAI Erkend Reparateur.
WARNING
Blijf tijdens het rijden niet
voortdurend naar het controlelampje
kijken. Het leidt u af tijdens het rijden,
met mogelijk een aanrijding met
ernstig letsel tot gevolg.