Page 74 of 410

Veiligheidssysteem van uw auto
56
3
De airbags worden soms niet
geactiveerd bij een aanrijding tegen
een boom of paal, waarbij de
botskracht zich concentreert op een
klein gedeelte van de auto, buiten het
bereik van de sensoren. C040900ACM
Werking van airbagsysteem
De airbags kunnen alleen worden
geactiveerd als het contact in stand
ON of START staat.
De airbags worden bij zwaardere aanrijdingen van voren of opzij (indien
zijairbags en/of curtain airbags
aanwezig zijn) onmiddellijk
geactiveerd om de inzittenden te
beschermen tegen letsel.✽✽ AANWIJZING- indien
uitgerust met
rolsensor
De airbags worden bij over de kop slaan(indien zijairbags of curtain airbagsaanwezig zijn) onmiddellijk geactiveerdom de inzittenden te beschermen tegenernstig letsel.
Er is geen bepaalde snelheid waarbij de airbags worden geactiveerd.
Of de airbags worden geactiveerd,
hangt voornamelijk af van de kracht en
de richting van de aanrijding. Deze
twee factoren bepalen of de sensoren
een elektronisch activeringssignaal
uitzenden. Of de airbags al dan niet opgeblazen
worden, is afhankelijk van een aantal
factoren, zoals de rijsnelheid, de hoek
van de aanrijding, de massa en de
stijfheid van de bij de aanrijding
betrokken auto's of objecten. Ook
andere factoren kunnen een rol spelen.
De airbags vóór worden direct volledig opgeblazen, waarna ze meteen weerleeglopen.
Het is vrijwel onmogelijk om tijdens
een ongeval waar te nemen dat de
airbags opgeblazen worden. Het is
aannemelijker dat u de leeggelopen
airbags na de aanrijding uit hetstuurwiel of het dashboard ziethangen.
1VQA2092
Page 77 of 410

359
Veiligheidssysteem van uw auto
C041000ACM
Waarschuwingslampje AIRBAG
Het doel van het waarschuwingslampje
AIRBAG in het dashboard is om u te
waarschuwen voor een mogelijke storing
in de airbag - het aanvullend
veiligheidssysteem (SRS).Als het contact in stand ON wordt gezet,
moet het lampje gedurende ongeveer 6
seconden gaan knipperen en daarnauitgaan.
Laat het systeem controleren wanneer:
Het lampje niet kort gaat branden als
het contact in stand ON wordt gezet.
Het lampje na ongeveer 6 seconden niet uitgaat maar blijft branden.
Het lampje gaat branden tijdens het rijden.
Het lampje gaat knipperen wanneer het contact in stand ON staat.
WAARSCHUWING
Plaats nooit een kinderzitje dat tegen de rijrichting in moet
worden geplaatst op een stoel
waarvoor een airbag zit.
Gebruik nooit een kinderzitje op de voorstoel. Als de airbag
voorpassagier wordt geactiveerd,zou dit ernstig letsel kunnen
veroorzaken.
Als het kinderzitje op één van de buitenste zitplaatsen achter
wordt geplaatst bij een auto
uitgerust met zijairbags en/of
curtain airbags, zorg er dan voor
dat het kinderzitje zo ver mogelijk
bij het portier vandaan wordt
geplaatst en zet het goed vast.
Het activeren van de zijairbag
en/of curtain airbag zou ernstig
letsel kunnen veroorzaken bij een
baby of kind.
W7-147
Page 78 of 410

Veiligheidssysteem van uw auto
60
3
C041100AFD
Onderhoud aan aanvullend veiligheidssysteem
Het aanvullend veiligheidssysteem is
nagenoeg onderhoudsvrij en bevat geen
onderdelen waaraan u zelf veilig
onderhoud kunt plegen. Als het
waarschuwingslampje air bag niet gaat
branden of constant brandt, laat uw auto
dan zo snel mogelijk controleren door
een officiële HYUNDAI-dealer.
Alle werkzaamheden aan het aanvullend
veiligheidssysteem, zoals het
verwijderen, het plaatsen of het
repareren ervan, of werkzaamheden aan
het stuurwiel moeten uitgevoerd worden
door een officiële HYUNDAI-dealer. Een
onjuiste behandeling van het
airbagsysteem kan leiden tot ernstigpersoonlijk letsel.
WAARSCHUWING
Modificaties aan onderdelen van het aanvullend veiligheidssysteem of de
bedrading, inclusief het
aanbrengen van stickers, enz. opafdekkappen of modificaties aan
de carrosseriestructuur kunnen
ertoe leiden dat het systeem niet
goed werkt, waardoor letsel kanontstaan.
Reinig de afdekkappen van de airbags alleen met een zachte,
droge doek of met een doek die
bevochtigd is met schoon water.
Oplos- en reinigingsmiddelen
kunnen het materiaal van deafdekkappen aantasten en de
werking van het systeem in
negatieve zin beïnvloeden.
(Vervolg)(Vervolg)
Er mogen geen objecten op of inde buurt van de airbags in het
stuurwiel, op hetinstrumentenpaneel of op het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje worden
geplaatst omdat dergelijke
voorwerpen letsel kunnen
veroorzaken als de airbags bij
een aanrijding geactiveerd
worden.
Als de airbags geactiveerd zijn, moeten ze vervangen worden
door een officiële HYUNDAI-
dealer.
Stel de onderdelen van het airbagsysteem niet bloot aan
schokken en neem de bedrading
van het airbagsysteem ook niet
los. Als u dat wel doet kunt u
letsel oplopen omdat de airbags
onverwacht geactiveerd kunnen
worden of juist niet geactiveerd
worden wanneer dat wel nodig is.
(Vervolg)
Page 83 of 410

43
Kenmerken van uw auto
D010100AFD
Noteer het sleutelnummerHet sleutelcodenummer is ingeprent in hetmetalen plaatje met
barcode bevestigd aan
de sleutelbos. Met dit
nummer kan een officiële HYUNDAI
Erkend Reparateur uw sleutel
makkelijker namaken in het geval dat uw
sleutels verloren gaan. Verwijder hetmetalen plaatje met barcode en berg
deze veilig op. Maak tevens een
aantekening van het sleutelcodenummer
en berg deze op een veilige plaats op
maar niet in uw voertuig.
D010200ACM Sleutelfuncties
Wordt gebruikt om de motor te starten.
Wordt gebruikt om de portieren tevergrendelen en ontgrendelen.
Wordt gebruikt om het dashboardkastje te vergrendelen en ontgrendelen (indien
van toepassing).Type B
Houd om de mechanische sleutel te
verwijderen de ontgrendelknop ingedrukten neem de mechanische sleutel uit.
Druk om de mechanische sleutel te plaatsen de sleutel in de opening totdat u
een klikkend geluid hoort.
SLEUTELS
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend een originele
HYUNDAI-contactsleutel in uw
auto. Als er een imitatiesleutel
wordt gebruikt, kan het gebeurendat het contactslot na het aanslaan
van de motor niet van stand START
naar stand ON terugkeert. Hierdoor
blijft de startmotor continu draaien
en kan er schade ontstaan aan de
startmotor. Tevens kan er brand
ontstaan als gevolg van
oververhitting in de bedrading.
OCM040003
OCM040002L
Type A
Type B
Page 90 of 410

Kenmerken van uw auto
10
4
Beperkingen voor het gebruik van sleutels
Voer de volgende procedure uit om te
voorkomen dat het dashboardkastje kan
worden geopend, als u uw auto parkeert
en de sleutel erbij moet bliijven.
1. Houd toets (1) ingedrukt en verwijder
de mechanische sleutel (2).
2. Sluit het dashboardkastje en vergrendel het vervolgens met de mechanische sleutel.
3. Geef de Smart Key af. Het dashboardkastje kan niet worden
geopend zonder de mechanischesleutel. Vervangen van batterij
De batterij van een Smart Key zou een aantal jaren mee moeten gaan, maar
vervang als uw Smart Key niet correct
werkt eerst de batterij door een nieuwe.
Raadpleeg voor vragen over het gebruik
van de Smart Key of voor het vervangen
van de batterij een officiële HYUNDAI-
dealer.
✽✽
AANWIJZING
Als de Smart Key aan vocht of statische elektriciteit wordt blootgesteld, kunnen
er storingen ontstaan in het circuit van
de Smart Key. Raadpleeg voor vragen
over het gebruik van de Smart Key of
voor het vervangen van de batterij een
officiële HYUNDAI-dealer.
1. Wrik het deksel aan de achterzijde van de Smart Key los.
2. Vervang de batterij door een nieuwe. Plaats de nieuwe batterij op de
aangegeven manier met de pluskant
"+" naar beneden gericht.
3. Plaats de batterij in omgekeerde volgorde van verwijderen.
✽✽ AANWIJZING
Page 121 of 410
441
Kenmerken van uw auto
D150100AFD
Dashboardverlichting
(indien van toepassing)
Met behulp van de draaiknop kan de
verlichtingssterkte voor het dashboard
geregeld worden wanneer de
parkeerlichten of de dimlichten branden.
De intensiteit van de
instrumentenpaneelverlichting kan
worden aangepast door aan de knop te
draaien met de koplampen in een
willekeurige stand en het contact in destand ON.Meters
D150201AUN
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter geeft de snelheid aan
als de auto vooruit rijdt. De snelheidsmeter is gekalibreerd in
kilometers per uur en/of mijl per uur.
OCM040053N
Type C
OCM040053
Type A
Type B
OCM040053L
OCM052056
Page 148 of 410
Kenmerken van uw auto
68
4
D190401AUN
Stand parkeerlicht ( )
Als de lichtschakelaar in de stand
parkeerlicht staat (1e stand), branden de
achterlichten, het parkeerlicht, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting. D190402AUN
Stand dimlicht ( )
Als de lichtschakelaar in de stand
dimlicht staat (2e stand), branden de
koplampen, de achterlichten, het
parkeerlicht, de kentekenplaatverlichting
en de dashboardverlichting.
✽✽
AANWIJZING
Om de verlichting in te kunnen schakelen moet het contact in stand ONstaan.
D190403AUN
Stand automatische verlichting (indien van toepassing)
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden de achterlichten en
koplampen automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van hoe
donker het buiten is.
OCM040122OCM040123OCM040121
Page 149 of 410

469
Kenmerken van uw auto
D190500AUN
Grootlicht
Druk de combischakelaar van u af om
het grootlicht in te schakelen. Trek de
schakelaar naar u toe om het dimlicht in
te schakelen.
Het controlelampje voor het grootlicht
gaat branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt, dient u de verlichting niet
gedurende langere tijd te laten branden
terwijl de motor niet draait.Lichtsignaal
Trek de combischakelaar naar u toe om
een lichtsignaal te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie (dimlicht). De verlichting hoeft niet
ingeschakeld te zijn om een lichtsignaal
te kunnen geven.
OCM040125OCM040124
OPMERKING
Bedek de sensor (1) op hetdashboard nooit, zodat een
optimale werking van deautomatische verlichtinggegarandeerd blijft.
Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat eendunne laag achter op de sensor,waardoor deze niet meer goed werkt.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van eenmetaalhoudende coating,functioneert het automatischeverlichtingssysteem mogelijk niet
goed.