Introductie
4
1
A020105AUN
Gebruik geen methanol
Uw auto is niet geschikt voor het gebruik
van methanol (methylalcohol). Dit type
brandstof heeft een negatieve invloed op
de prestaties van uw auto en kan schade
aan het brandstofsysteem veroorzaken. A020106AEN
Benzines die het milieu minder
belasten
Om een bijdrage te leveren aan het
tegengaan van luchtverontreiniging,
wordt geadviseerd benzine te gebruiken
die reinigende additieven bevat. Deze
benzines helpen inwendige
verontreiniging te voorkomen. Dit soort
benzine zorgt ervoor dat de motor
minder schadelijke stoffen uitstoot en
verbetert de prestaties van hetemissieregelsysteem.
A020107AUN
Rijden in het buitenland
Als u van plan bent om met uw auto naar
het buitenland te gaan:
Zorg ervoor dat uw auto voldoet aan de in dat land geldende wettelijke
voorschriften met betrekking tot
registratie en verzekering.
Informeer of de juiste brandstof verkrijgbaar is. Dieselmotor A020201CUN
Dieselbrandstof
Gebruik voor de dieselmotor alleen bij
het bemzinestation verkrijgbare
dieselbrandstof die aan de EN 590-norm
of vergelijkbaar voldoet. (EN staat voor
"European Norm"). Gebruik geen
dieselbrandstof die bestemd is voor de
scheepvaart, lichte stookoliën of niet-
goedgekeurde brandstoftoevoegingen,aangezien dit de slijtage zalbespoedigen en de motor en het
brandstofsysteem kan beschadigen. Het
gebruik van niet-goedgekeurde
brandstoffen en/of
brandstoftoevoegingen heeft een
beperking van de garantie tot gevolg.
Het cetaangetal van de dieselbrandstof
voor uw auto moet hoger zijn dan 51. Als
er twee soorten diesel leverbaar zijn,
moet afhankelijk van de temperatuur
worden gekozen voor zomer- ofwinterdiesel.
Boven -5°C (23°F)…zomerdiesel.
Beneden -5°C (23°F)... winterdiesel.
Houd het brandstofpeil zorgvuldig in de
gaten : als de motor afslaat bij gebrek
aan brandstof, moet het complete
brandstofsysteem worden ontlucht
alvorens de motor opnieuw gestart kan
worden.
OPMERKING
Zorg ervoor dat er geen benzine
of water in de brandstoftank
terechtkomt. Als dat wel het gevalis, moet de brandstoftank worden afgetapt en moet hetbrandstofsysteem worden
ontlucht om schade aan debrandstofpomp en de motor te voorkomen.
In de winter mag, om afslaan van de motor door vlokken van debrandstof te voorkomen,petroleum aan de brandstof worden toegevoegd als de
temperatuur daalt tot lager dan10°C (14°F). Gebruik nooit meer dan 20% petroleum.
Introductie
6
1
CONTROLELAMPJES IN HET INSTRUMENTENPANEEL
Waarschuwingslampje veiligheidsgordel
(indien van toepassing)
Controlelampje grootlicht
Controlelampjes richtingaanwijzers
Waarschuwingslampje ABS (indien van toepassing)
Waarschuwingslampje parkeerrem en
remvloeistofniveau
Oliedruklampje
Controlelampje motormanagement
(indien van toepassing)
Waarschuwingslampje AIRBAG (indien van toepassing)
Controlelampje startblokkeersysteem
(indien van toepassing)
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Controlelampje voorgloeien (alleen dieselmotor)
Waarschuwingslampje brandstoffilter (alleen dieselmotor)
* Zie voor meer informatie deel Instrumentenpaneel in hoofdstuk 4.
Waarschuwingslampje laadsysteem
A050000ATQ
Waarschuwingslampje open portier
Controlelamp O/D OFF (indien van toepassing)O/D
OFF
Waarschuwingslampje open achterklep
Controlelampje ESP (indien van toepassing)
Controlelampje ESP OFF (indien van toepassing)
313
Veiligheidsysteem van uw auto
WAARSCHUWING-
Bagage
Bagage moet altijd worden
vastgezet om te voorkomen dat hetbij een aanrijding door de auto
wordt geslingerd, waardoor deinzittenden letsel kunnen oplopen.
Wees extra voorzichtig met het
plaatsen van voorwerpen op de
achterstoelen, omdat ze inzittenden
voorin kunnen raken bij een
frontale aanrijding.
WAARSCHUWING -
Bagage
Zet de motor uit, zet de transmissie in stand P (parkeren) en bedien de
parkeerrem alvorens bagage in of
uit te laden. Het niet opvolgen van
deze stappen kan ertoe leiden dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet als de selectiehendel
per ongeluk in een andere stand
gezet wordt.
WAARSCHUWING
Bij het terugzetten van de
achterbank in zijn oorspronkelijkepositie nadat de bank is
neergeklapt:
Let erop dat het materiaal van de
gordel of de gesp niet beschadigd
worden. Zorg ervoor dat de gordel
of gesp niet klem komen te zitten.
Controleer of de rugleuning goed
vergrendeld is door tegen de
bovenzijde van de rugleuning te
drukken. Anders kan bij eenaanrijding of noodstop de
rugleuning naar voren klappen,
waardoor de bagage in het
passagierscompartiment terecht
kan komen en de inzittendenernstig letsel zouden kunnenoplopen.
WAARSCHUWING
De hoofdsteunen (vooral die op de
laatste zitrij) moeten zo afgesteld
zijn dat het midden van de
hoofdsteun zich op dezelfde
hoogte bevindt als de ogen van de
inzittende.
Als de achterklep wordt gesloten
terwijl de passagier met zijn hoofd
tegen een niet goed afgestelde
hoofdsteun leunt, kan de
achterklep het hoofd van de
passagier raken, waardoor letselkan ontstaan.
OUN026140
Veiligheidsysteem van uw auto
16
3
C020102AEN
Driepuntsgordel
Vastmaken van uw gordel:
Trek de gordel uit de blokkeerautomaat en plaats de metalen gesp (1) in de
gordelsluiting (2). Wanneer de gesp in de
gordelsluiting vergrendelt, is een klik
hoorbaar.
De veiligheidsgordel kan zich alleen automatisch tot de juiste lengte oprollenals u eerst handmatig het heupgedeelte
van de gordel strak over uw heupen trekt.
Als u zich langzaam voorover beweegt,rolt de gordel af en heeft u een maximale
bewegingsruimte. Bij een noodstop of
een aanrijding echter zal de gordel
geblokkeerd worden. Daarnaast zal de
gordel blokkeren wanneer u te snel naar
voren buigt.
✽✽
AANWIJZING
Als het u niet lukt om de
veiligheidsgordel uit de
blokkeerautomaat te trekken, trek dan
krachtig aan de gordel en laat deze
vervolgens los. U kunt dan de gordel
gemakkelijk uittrekken.
B180A01NF-1B200A02NF
WAARSCHUWING
U moet het heupgedeelte van de
veiligheidsgordel zo laag mogelijk
over uw heupen dragen en niet over
uw middel. Als u de gordel te hoog
over uw middel draagt, neemt dekans op letsel bij een aanrijding
toe. Draag de gordel niet onder of
over uw beide armen. De gordel
moet over de ene arm en onder de
andere arm door lopen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
Draag nooit de schoudergordel
onder de arm door die zich het
dichtst bij het portier bevindt.
Veiligheidsysteem van uw auto
18
3
C020103AUN
Heupgordel (indien van toepassing)
Vastmaken van uw gordel:
Steek de gesp van de
tweepuntsheupgordel in de
gordelsluiting. Wanneer de gesp in de
gordelsluiting vergrendelt, is een klik
hoorbaar. Controleer of de gordel goed
geblokkeerd is en niet gedraaid zit.
Een tweepuntsheupgordel moet
handmatig zo worden afgesteld dat hij
strak aanligt over uw heupen. Zet de
gordel vast en trek aan het losse uiteinde
om de gordel strak te trekken. De gordel
moet zo laag mogelijk over uw heupen
lopen en niet over uw middel. Als de
gordel te hoog gedragen wordt, neemt
de kans op letsel bij een aanrijding toe.Gebruik voor het bevestigen van de
middelste veiligheidsgordel achter degordelsluiting met de aanduidingCENTER.
OEN036030
B220B01NF
Te hoog
Korter makenCorrect
B220A04NF-1OTQ037020
321
Veiligheidsysteem van uw auto
✽✽AANWIJZING
Zowel de gordelspanner voor de bestuurder als die voor de
voorpassagier wordt bij bepaalde
frontale aanrijdingen geactiveerd.
Wanneer de gordelspanners
geactiveerd worden, kan een luide
knal hoorbaar zijn en kan er fijn stof,
dat doet denken aan rook, zichtbaar
worden in het
passagierscompartiment. Dat zijn
normale verschijnselen en het stof is
niet schadelijk.
De fijne stof is normaal gesproken onschadelijk, maar kan bij personen
met een gevoelige huid irritatie
veroorzaken. Tevens dient langdurig
inademen van de stof vermeden te
worden. Was de aan het stof
blootgestelde huid zorgvuldig na een
ongeval waarbij de gordelspanners
zijn geactiveerd. ✽✽
AANWIJZING
Omdat de sensor die de airbag activeert
in verbinding staat met de
gordelspanner, zal het
waarschuwingslampje AIRBAG in
het dashboard gedurende ongeveer 6
seconden gaan branden nadat het
contact in stand ON wordt gezet.
Daarna zou het lampje uit moeten gaan.WAARSCHUWING
Voor een optimale werking van de
gordelspanner:
1. De veiligheidsgordel moet goed werken en goed afgesteld zijn.
Lees a.u.b. de informatie en de
voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot de
veiligheidssystemen - inclusief
veiligheidsgordels en airbags - in
uw auto in deze handleiding
zorgvuldig door en volg de
aanwijzingen op.
2. Zorg ervoor dat u en uw passagiers de veiligheidsgordelste allen tijde op de juiste manier
dragen.
OPMERKING
Als de gordelspanner niet goed
werkt, zal dit waarschuwingslampje
gaan branden, ook al is er geendefect aan het airbagsysteem. Als het waarschuwingslampje AIRBAG niet gaat branden als het contact in
stand ON wordt gezet, als het niet dooft nadat het gedurendeongeveer 6 seconden heeft gebrand, of als het gaat branden
tijdens het rijden, laat dan hetgordelspanner- en/of hetairbagsysteem zo spoedig mogelijk controleren door een officiële
HYUNDAI-dealer.
325
Veiligheidsysteem van uw auto
C020400AEN
Verzorging van de
veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels mogen niet
gedemonteerd of gemodificeerd worden.
Verder moet er op worden gelet dat de
gordels en de onderdelen daarvan niet
beschadigd worden door de scharnieren
van de stoelen, de portieren of
anderszins.C020401AUN
Periodieke controle
Geadviseerd wordt de veiligheidsgordels
periodiek op slijtage en beschadiging te
controleren. Beschadigde onderdelen
dienen zo spoedig mogelijk vervangen te
worden.
C020402AUN
Houd de gordels schoon en droog
De veiligheidsgordels moeten schoon en
droog gehouden worden. Als ze vuil
geworden zijn, kunnen ze worden
gereinigd met een milde zeepoplossing
en warm water. Bleekmiddelen,
kleurstoffen, sterke oplosmiddelen ofreinigingsmiddelen met schurende
bestanddelen mogen niet worden
gebruikt omdat ze het gordelmateriaal
kunnen beschadigen of verzwakken. C020403AEN
Wanneer moeten de veiligheidsgordels
vervangen worden
De veiligheidsgordels moeten in hun
geheel worden vervangen als de auto bij
een aanrijding betrokken is. Dat is ook
het geval als de veiligheidsgordels niet
zichtbaar beschadigd zijn. Neem voor
meer informatie over de werking van de
veiligheidsgordels contact op met een
officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Beschadig de veiligheidsgordel en
de gesp niet als u de neergeklapte
rugleuning van de achterbank weer
in zijn oorspronkelijke positie zet.
Zorg ervoor dat de gordel of gesp
niet klem komen te zitten tussen de
achterbank. Een beschadigde
gordel of gesp is minder sterk enkan bij een aanrijding of noodstop
dienst weigeren, waardoor ernstigletsel kan ontstaan.
Laat een veiligheidsgordel
onmiddellijk vervangen als het
materiaal van de gordel of de gesp
is beschadigd.
WAARSCHUWING
Als de rugleuning te ver horizontaal
staat, neemt de kans op letsel bijeen aanrijding of een noodstop
aanzienlijk toe. De bescherming diede veiligheidssystemen
(veiligheidsgordels en airbags)
bieden, neemt aanzienlijk af als derugleuning te ver horizontaal staat.
De veiligheidsgordel moet strak
over uw heupen en borst lopen voor
een maximale effectiviteit. Hoe
verder de rugleuning naar achteren
staat, hoe groter de kans is dat deinzittende bij een aanrijding onder
het heupgedeelte van de gordel
door schiet of dat de nek in
aanraking komt met het
schoudergedeelte van de gordel.
Bestuurder en passagiers moeten
altijd goed in hun stoel zitten, de
gordel op de juiste manier dragen
en de rugleuning zo ver mogelijk
rechtop zetten.
Veiligheidsysteem van uw auto
30
3
2. Zet de gesp vast in de gordelsluiting.
Controleer of een klikkend geluid
hoorbaar is.
Plaats de ontgrendelknop zo dat deze in
geval van nood gemakkelijk bereikbaar
is.
3. Maak de gordel vast en zorg ervoor dat de gordel overal goed aansluit.Controleer na het installeren of het
kinderzitje goed vastzit door het in alle
richtingen te bewegen.
Als de gordel strakker moet, beweeg dan
meer band richting de blokkeerautomaat.
Wanneer u de gordel losmaakt zodat die
ingetrokken wordt, gaat de
blokkeerautomaat automatisch terug
naar de stand waarin hij normaal
blokkeert in een noodsituatie.
OEN036104OEN036101