fig. 71
F0X0047m
fig. 72
F0X0048m
– 7 seconden wanneer een van de
portieren wordt gesloten (binnen
3 minuten).
De tijdregeling wordt onderbroken
wanneer de sleutel in de stand MAR
wordt gezet.
Tijdregeling bij uitstappen
Als de sleutel uit het contactslot
wordt verwijderd, gaat de
plafondverlichting op de volgende
manieren branden:
– 3 minuten binnen 2 minuten na
het afzetten van de motor;
– 3 minuten wanneer een van de
portieren wordt geopend;
– 7 seconden wanneer een van de
portieren wordt gesloten (binnen
3 minuten).
De tijdregeling stopt automatisch
wanneer de portieren worden
vergrendeldPLAFONDVERLICHTING
ACHTER fig. 71
(voor bepaalde versies/markten)
De plafondverlichting achter wordt
als volgt met behulp van het
lampenglas ingeschakeld:
gedrukt naar 1: uit;
normale stand: schakelt in wanneer
een portier wordt
geopend;
gedrukt naar 2: altijd aan.STOPCONTACT fig. 72
Deze is slechts op enkele versies
aanwezig en werkt alleen met de
contactsleutel in de stand MAR.
Voor het gebruik moet de dop A
opgetild worden.
Het stopcontact kan gebruikt worden
voor apparaten/accessoires met een
maximumvermogen van 180 W.
Voordat elektrische
accessoires worden
aangesloten, zich tot het Fiat
Servicenetwerk wenden om te
vragen of dit mogelijk is.
WAARSCHUWING
77
TREEPLANKEN
ACHTER EN OPZIJ
(voor bepaalde versies/markten)
Voor een betere toegang tot de
laadbak, is de auto van twee
treeplanken achter voorzien fig. 96.
Voor een betere toegang tot het
interieur, is de Adventure-versie van
treeplanken opzij voorzien.
KOPLAMPEN
LICHTBUNDEL AFSTELLEN
Een goede afstelling van de
koplampen is belangrijk voor het
comfort en de veiligheid van de
bestuurder en alle overige
weggebruikers. De koplampen
moeten tijdens het rijden juist
gericht zijn om de beste
zichtcondities te garanderen. Neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk voor controle en
eventuele afstelling.
HOOGTEREGELING
KOPLAMPEN
De hoogteregeling werkt met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten. De auto
helt achterover indien beladen.
Hierdoor schijnt de lichtbundel meer
naar boven. In dergelijke gevallen
moeten de koplampen opnieuw
worden afgesteld.Hoogteregeling koplampen
fig. 97
Gebruik, afhankelijk van de versie, de
speciale knoppen op het
bedieningspaneeltje links van het
stuurwiel fig. 97.
De display op het
instrumentenpaneel geeft de
ingestelde stand aan.
Stand 0 - een of twee personen op
de voorstoelen.
Stand 1 - vier personen
Stand 2 - vier personen + lading in
de laadbak.
Stand 3 - bestuurder + maximum
toegestane lading die in de
laadbak wordt vervoerd.
fig. 97
F0X0078m
fig. 96
F0X0077m
89
Wanneer het ABS
wordt ingeschakeld, is
een trilling in het rempedaal
voelbaar. Verlaag de remdruk
niet en houd het rempedaal
goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste
remweg op basis van de
conditie van het wegdek.
WAARSCHUWING
Als het ABS wordt
ingeschakeld, betekent
dit dat de grip van de banden
op het wegdek de limiet heeft
bereikt. Verlaag de snelheid en
pas deze aan de beschikbare
grip aan.
WAARSCHUWING
Het ABS benut zoveel
mogelijk de beschikbare
grip maar kan deze niet
verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op gladde
weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
WAARSCHUWING
STORINGSMELDINGEN
Storing ABS
Deze wordt aangeduid door het
branden van het lampje >op het
instrumentenpaneel (samen met een
melding op de display bij sommige
versies) (zie het hoofdstuk “Lampjes
en meldingen”).
In dergelijke gevallen blijft het
remsysteem normaal werken, maar
met uitsluiting van het ABS systeem.
Rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde dealer van het Fiat
Servicenetwerk om het systeem te
laten controleren. Storing EBD
Deze wordt aangeduid door het
branden van de lampjes >and x
op het instrumentenpaneel (samen
met een melding op de display bij
sommige versies) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en meldingen”).
In dit geval kunnen de achterwielen
bij hard remmen plotseling
blokkeren waardoor de auto begint
te slippen. Rijd dus zeer voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde dealer van
het Fiat Servicenetwerk om het
systeem te laten controleren.
Als alleen het
controlelampje
xop
het instrumentenpaneel gaat
branden (samen met een
melding op de display bij
bepaalde versies), zet dan de
motor onmiddellijk af en neem
contact op met de
dichtstbijzijnde dealer van het
Fiat Servicenetwerk.
Vloeistoflekken uit het
hydraulische systeem brengen
de werking van zowel het
normale remsysteem als het
ABS in gevaar.
WAARSCHUWING
91
ALGEMENE
WAARSCHUWINGEN
De frontairbags kunnen geactiveerd
worden bij krachtige stoten aan de
onderzijde van de carrosserie (bijv.
heftige botsing tegen drempels of
stoepranden, grote gaten of
verzakkingen in het wegdek etc.).
Als de airbag geactiveerd wordt,
ontsnapt een kleine hoeveelheid
poeder. Dit poeder is niet schadelijk
en duidt niet op het begin van een
brand. Verder kan het oppervlak van
de opgeblazen airbag en het
interieur van het voertuig zijn bedekt
met een fijn poederlaagje: dit poeder
kan irriterend zijn voor ogen en
huid. Na aanraking onmiddellijk
wassen met water en neutrale zeep.
Als een of meerdere
veiligheidsvoorzieningen zijn
geactiveerd ten gevolge van een
ongeval, neem dan contact op met
het Fiat Servicenetwerk om deze
veiligheidsvoorzieningen te laten
vervangen en om de werking van het
systeem te laten controleren.
95
De controle, reparatie en vervanging
van de airbags moeten door het Fiat
Servicenetwerk worden uitgevoerd.
Als het voertuig wordt gesloopt,
moet men het airbagsysteem
onwerkzaam laten maken door het
Fiat Servicenetwerk. Bij verkoop van
de auto moet de nieuwe eigenaar op
de hoogte worden gebracht van de
gebruiksinstructies en de
voornoemde waarschuwingen, en
moet dit instructieboek worden
overhandigd aan de nieuwe eigenaar.
Gordelspanners en/of frontairbags
worden op verschillende manieren
geactiveerd, afhankelijk van het type
botsing. Als een of meerdere van
deze voorzieningen niet in werking
treden, dan duidt dat niet op een
storing in het systeem.
Als het ¬lampje blijft
branden tijdens het
rijden (samen met de melding
op de display, bij sommige
versies), dan is er mogelijk een
storing in de veiligheidssystemen.
In dat geval kunnen de airbags
of gordelspanners mogelijk niet
geactiveerd worden bij een
ongeval of, in een zeer beperkt
aantal gevallen, op verkeerde
wijze geactiveerd worden. Laat
het systeem controleren door
het Fiat Servicenetwerk
alvorens verder te rijden.
WAARSCHUWING
96
Als de contactsleutel in
stand MAR staat, ook
wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook
geactiveerd worden bij
stilstaande auto wanneer deze
door een andere auto wordt
aangereden. Om die reden
mogen kinderen nooit op de
voorstoel worden geplaatst,
ook al staat het voertuig stil.
Als de sleutel echter in de stand
STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel
veiligheidssysteem (airbag of
gordelspanners) geactiveerd. In
dat geval duidt de niet-
activering niet op een storing
van het systeem.
WAARSCHUWING
Voor bepaalde
versies/markten:
wanneer de contactsleutel in
de stand MAR wordt gedraaid,
gaat het “gele” Flampje
enkele seconden branden. Als
de passagiersairbag is
ingeschakeld, gaat het “gele”
lampje na enkele seconden uit.
Als de passagiersairbag NIET is
ingeschakeld, blijft het “gele”
lampje branden.
WAARSCHUWING
Als het “rode” û
lampje niet enkele
seconden gaat branden
wanneer de contactsleutel in
de stand MAR, dan is het
“rode” lampje mogelijk defect.
In dat geval begint het “gele”
waarschuwingslampje na
enkele seconden te knipperen
en wordt, voor bepaalde
versies/markten, de explosieve
lading van de passagiersairbag
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
De vervaldatum van de
explosieve lading staat
vermeld op een specifiek etiket
in het dashboardkastje. Neem
contact op met het Fiat
Servicenetwerk om hem te
laten vervangen wanneer de
vervaldatum nadert.
WAARSCHUWING
Bij een storing van het
“gele” F
waarschuwingslampje, gaat het
“rode” û
waarschuwingslampje branden
en wordt, voor bepaalde
versies/markten, de explosieve
lading van de passagiersairbag
uitgeschakeld.
WAARSCHUWING
97
Reis niet met
voorwerpen op schoot
of voor de borst en houd niets
in de mond (pijp, pen, etc.).
Dit kan ernstig letsel
veroorzaken als de airbag bij
een ongeval in werking treedt.
WAARSCHUWING
Rijd altijd met de
handen op de
stuurwielrand zodat de airbag
indien nodig ongehinderd
opgeblazen kan worden.
Rijd niet met voorover gebogen
lichaam. Ga goed rechtop
zitten en steun tegen de
rugleuning.
WAARSCHUWING
Wanneer de
contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid,
gaat het waarschuwingslampje
F(bij frontairbag aan
passagierszijde op ON) enkele
seconden branden, om eraan
te herinneren dat de
passagiersairbag bij een botsing
geactiveerd wordt. Hierna
moet het lampje doven.
WAARSCHUWING
Laat bij diefstal of
poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen
het airbagsysteem door het
Fiat Servicenetwerk
controleren.
WAARSCHUWING
De activeringsdrempel
van de frontairbag is
hoger dan die van de
gordelspanners.
Bij aanrijdingen die tussen deze
twee drempelwaarden liggen,
treden alleen de
gordelspanners in werking.
WAARSCHUWING
De airbag vervangt niet
de veiligheidsgordels,
maar verhoogt hun
doeltreffendheid Omdat de
frontairbags niet worden
geactiveerd bij frontale
botsingen bij lage snelheden,
zijdelingse botsingen, botsingen
achterop en over de kop slaan,
worden in deze gevallen de
inzittenden uitsluitend door de
veiligheidsgordels beschermd,
die dus altijd gedragen moeten
worden.
WAARSCHUWING
BELANGRIJK In geval van montage
van systemen waarbij de kenmerken
van de auto worden gewijzigd, kan
het kentekenbewijs door de
bevoegde instanties ingenomen
worden en kan de garantie vervallen
met betrekking tot defecten
veroorzaakt door voornoemde
wijziging die hierop direct of indirect
terug te voeren zijn. FIAT Auto
S.p.A. wijst elke aansprakelijkheid af
voor schade die het gevolg is van
montage van accessoires die niet
door Fiat Auto S.p.A. zijn geleverd of
aanbevolen en/of die niet conform
de verschafte aanwijzingen zijn
gemonteerd.
Neem voor aansluiting
op de
inbouwvoorbereiding in
het voertuig contact op met het
Fiat Servicenetwerk om elk
probleem te voorkomen dat de
veiligheid van het voertuig in
gevaar brengt en/of de garantie
ongeldig maakt.MONTAGE VAN
ELEKTRISCHE/ELEKTRO
NISCHE SYSTEMEN
Elektrische/elektronische systemen
die na aanschaf van het voertuig
door de aftersales-service worden
gemonteerd, moeten van het
volgende merkteken zijn voorzien:
Fiat Auto S.p.A. autoriseert de
montage van zend-
/ontvangstapparatuur op
voorwaarde dat deze door een
gespecialiseerd bedrijf op vakkundige
wijze en overeenkomstig de
aanwijzingen van de fabrikant wordt
uitgevoerd.
101
106
STARTPROCEDURE
1) Controleer of de handrem is
ingeschakeld.
2) Plaats de versnellingspook in de
vrijstand.
3) Draai de contactsleutel naar de
stand MAR.
De waarschuwingslampjes men
Uop het instrumentenpaneel gaan
branden.
4) Wacht tot de lampjes doven. Hoe
warmer de motor, hoe sneller de
lampjes doven.
5) Druk het koppelingspedaal
volledig in.
6) Draai binnen enkele seconden
nadat de waarschuwingslampjes
zijn gedoofd, de contactsleutel
naar de stand AVV. Als te lang
wordt gewacht, is het werk van
de voorgloeibougies tevergeefs.
Laat de sleutel los zodra de
motor start.BELANGRIJK Bij koude motor moet
het gaspedaal volledig losgelaten zijn
wanneer de contactsleutel in de
stand AVV wordt gedraaid.Als de motor niet bij de eerste
poging start, draai dan de
contactsleutel naar de stand STOP
alvorens de procedure te herhalen.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als de motor nog
steeds niet gestart kan worden.
BELANGRIJK Laat de contactsleutel
nooit in de MAR stand bij afgezette
motor.
Als het
waarschuwingslampje
mna het starten of na
langdurig “aanzwengelen” 60
seconden knippert, duidt dit op
een defect van de gloeibougies.
Als de motor start kan het
voertuig zoals gewoonlijk
gebruikt worden, maar moet zo
snel mogelijk contact worden
opgenomen met het Fiat
Servicenetwerk.