Page 97 of 274

96
ABS
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt
dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert
daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen.
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische
remdrukverdeling EBD (Electronic Braking Force Distri-
bution), die de remdruk verdeelt tussen de voor- en ach-
terwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het rem-
systeem is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km:
tijdens deze periode moet bruusk, herhaaldelijk of lang-
durig remmen worden voorkomen.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit
aan een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig
geluid: dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan
te passen aan de beschikbare grip op het wegdek. Koplampverstelling
De koplampen kunnen worden versteld met de knoppen
Òenfig. 100 op het schakelaarpaneel.
Op het display van het instrumentenpaneel wordt de stand
aangegeven.
Stand 0 – een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 – vijf personen.
Stand 2 – vijf personen + bagage.
Stand 3 – bestuurder + maximale lading in de bagage-
ruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen
telkens als het gewicht van de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Fiat Service-
netwerk.
KOPLAMPAFSTELLING
IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar-
in de auto is verkocht. In die landen waarin aan de ande-
re zijde van de weg wordt gereden, moet om het tege-
moetkomende verkeer niet te verblinden, de vorm van de
lichtbundel worden gewijzigd door het aanbrengen van een
speciaal daarvoor ontwikkelde sticker. Deze sticker is op-
genomen in het Fiat Lineaccessori-programma en ver-
krijgbaar bij het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Page 98 of 274

97
Storing in EBD
Bij een storing branden de lampjes
>enxop het ins-
trumentenpaneel (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display (zie het hoofdstuk Lampjes
en meldingen”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slippen. Rijd
zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het
Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>op het
instrumentenpaneel (op enkele uitvoeringen verschijnt ook
een melding op het display) (zie het hoofdstuk Lampjes
en meldingen”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig
naar de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Service-
netwerk om het systeem te laten controleren.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, dan is de
grip van de banden op het wegdek be-
perkt: u dient uw snelheid te verlagen en aan te
passen aan de beschikbare grip.
ATTENTIE!
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik
van de beschikbare grip maar kan deze
niet verhogen. Daarom moet op gladde wegge-
deelten altijd voorzichtig worden gereden en mo-
gen er geen onnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE!
Als het waarschuwingslampje xop het in-
strumentenpaneel gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een melding op
het display), stop dan onmiddellijk en wendt u tot
het Fiat Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit
het hydraulische systeem, wordt de werking van
zowel het conventionele remsysteem als het ABS
in gevaar gebracht.
ATTENTIE!
Page 99 of 274

98
ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wie-
len hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers
blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op
het wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-systeem beschikt de
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor tijdens terug-
schakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij
noodstops).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpa-
neel knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de
auto de stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor
wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld. BRAKE ASSIST (remregeling bij
noodstops geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent
noodstops (op basis van de snelheid waarmee het rem-
pedaal wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in het rem-
circuit aanzienlijk, waardoor sneller en krachtiger door het
systeem wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn uitgerust
met ESP, uitgeschakeld bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt en er verschijnt een melding op het multifunc-
tionele display – indien aanwezig).
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag
de remdruk niet maar houd het rempedaal juist
goed ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste
remweg in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Page 100 of 274

99
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP
ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het noodza-
kelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of maxi-
maal 1,75 seconde), zodat u meer tijd heeft om uw rech-
ter voet van het rempedaal naar het gaspedaal te ver-
plaatsen.
Als u na 1,75 seconden niet bent weggereden, schakelt het
systeem automatisch uit en wordt de remdruk geleidelijk
verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid horen. Dit ge-
luid betekent dat de auto ieder moment in beweging kan
komen.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt op het instrumen-
tenpaneel het waarschuwingslampje
*bij een digitaal dis-
play en het lampje
ábij een multifunctioneel display (voor
bepaalde uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk Lamp-
jes en meldingen”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem;
verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trek-
ken, de motor uit te zetten en de eerste versnelling in te
schakelen. STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld en gaat het lampje
áop het instrumenten-
paneel continu branden en verschijnt er een melding op
het multifunctionele display (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten) (zie het hoofdstuk Lampjes en meldingen”).
Bovendien gaat ook het lampje in de knop ASR OFF bran-
den. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De prestaties van het ESP-systeem mogen
de bestuurder er niet toe verleiden onno-
dige en onverantwoorde risico’s te nemen. De
rijstijl moet altijd zijn aangepast aan het wegdek,
het zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid
voor de verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij
de bestuurder.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het weg-
rijden op een helling. Het systeem schakelt automatisch
in als:
❒op een stijgende helling: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem-
pedaal en versnellingsbak in vrij of als een andere ver-
snelling dan de achteruit is ingeschakeld.
❒op een dalende helling: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem-
pedaal en als de achteruit is ingeschakeld.
Voor de juiste werking van het ESP- en
ASR-systeem is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfecte conditie
zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
Page 101 of 274

100
MSR-systeem
(regeling van motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, verhoogt bij
bruusk terugschakelen het motorkoppel, zodat overma-
tige vertraging van de aangedreven wielen wordt voor-
komen. Dit heeft vooral voordelen op een wegdek met
weinig grip, waarop de stabiliteit van de auto snel verlo-
ren kan gaan.
In-/uitschakeling van het systeem
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor
wordt gestart.
Tijdens het rijden kan de ASR worden uitgeschakeld en
vervolgens weer worden ingeschakeld door op de knop
fig. 101 te drukken. Deze bevindt zich tussen de voor-
stoelen naast de handrem.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje op
de schakelaar branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (indien aanwezig). ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trekkracht van de auto
en grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wie-
len dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen, worden
er twee verschillende regelsystemen geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert
de ASR het motorvermogen;
❒als slechts een aangedreven wiel doorslipt, zorgt het
ASR-systeem ervoor dat het wiel automatisch wordt
afgeremd.
Het ASR-systeem is vooral nuttig onder de volgende om-
standigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door
verandering van de wielbelasting of door te felle acce-
leratie;
❒te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang
met de condities van het wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Voor de juiste werking van het ESP- en
ASR-systeem is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk en ty-
pe zijn. De banden moeten in perfecte conditie
zijn en de voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
Page 102 of 274

101
F0V0124mfig. 101
Voor de juiste werking van de ASR is het noodzakelijk
dat de banden van alle wielen van hetzelfde merk en type
zijn. De banden moeten in perfecte conditie en altijd van
het voorgeschreven type, merk en afmetingen zijn.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ASR-systeem wordt het systeem au-
tomatisch uitgeschakeld en gaat het lampje
áop het ins-
trumentenpaneel continu branden. Bovendien verschijnt
een melding op het multifunctionele display (indien aan-
wezig) (zie het hoofdstuk Lampjes en meldingen”). Wendt
u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat Servicenetwerk. Als het ASR-systeem tijdens het rijden wordt uitgescha-
keld, wordt het systeem weer ingeschakeld als u de mo-
tor opnieuw start.
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen
rijdt: onder deze omstandigheden levert het doorslaan van
de aangedreven wielen bij het wegrijden juist meer trek-
kracht op.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De prestaties van het systeem mogen de
bestuurder er niet toe verleiden onnodige
en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl
moet altijd zijn aangepast aan het wegdek, het
zicht en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor
de verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de be-
stuurder.
ATTENTIE!
Page 103 of 274

102
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis)
kan een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die
componenten op de auto die van invloed zijn op de emis-
sie. Bovendien meldt het systeem, door het branden van
het lampje Uop het instrumentenpaneel (op enkele uit-
voeringen verschijnt ook een melding op het display) dat
de betreffende componenten defect zijn (zie het hoofd-
stuk Lampjes en meldingen”).
Het doel is:
❒de werking van het systeem controleren;
❒signaleren wanneer door een storing de emissies bo-
ven de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen;
❒signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte com-
ponenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestek-
ker die het mogelijk maakt, na het aansluiten van speciale
apparatuur, de door de regeleenheid opgeslagen sto-
ringscodes en de specifieke parameters voor de diagnose
en werking van de motor te lezen.
Deze controle kan ook worden uitgevoerd door de ver-
keerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet het
Fiat Servicenetwerk voor een complete controle van het
systeem, tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een
proefrit maken die eventueel een langere afstand kan om-
vatten.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait en het lampje
Ugaat niet branden
of het gaat branden of knipperen tijdens het rij-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt ook een
melding op het display), wendt u dan zo snel mo-
gelijk tot het Fiat Servicenetwerk. De werking van
het lampje
Ukan met speciale apparatuur door
de verkeerspolitie gecontroleerd worden. Houdt
u aan de wetgeving van het land waarin u rijdt.
ATTENTIE!
SPEED BLOCK
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
De auto is uitgerust met een snelheidsbegrenzer die op
verzoek van de gebruiker kan worden ingesteld op een van
de volgende 4 waarden: 90, 100, 110, 130 km/h.
Wendt u tot het Fiat Servicenetwerk om deze functie te
laten in-/uitschakelen.
Na de instelling zal er op de voorruit een sticker worden
aangebracht waarop de ingestelde maximum snelheid staat
aangegeven.
ATTENTIE De snelheidsmeter kan vanwege wettelijke
voorschriften, een hogere dan de werkelijke maximum
snelheid, die door de dealer is ingesteld, aangegeven.
Page 104 of 274

103
F0V0077mfig. 102
❒klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de afstand tot het obstakel constant
blijft.
STORINGSMELDINGEN
Een storing in de parkeersensoren wordt tijdens het in-
schakelen van de achteruit aangegeven door een geluids-
signaal met een duur van 3 seconden.
PA RKEERSENSOREN
Deze bevinden zich in de achterbumper fig. 102 en atten-
deren de bestuurder via een repeterend geluidssignaal op
de aanwezigheid van obstakels achter de auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de ach-
teruit wordt ingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner
wordt, neemt de frequentie van het geluidssignaal toe.
AKOESTISCHE SIGNALEN
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch uitge-
schakeld als de stekker van de elektrische kabel van de
aanhanger wordt aangesloten op de stekkerdoos van de
trekhaak.
De sensoren worden automatisch opnieuw ingeschakeld
als u de aanhangerstekker loskoppelt.
Voor een juiste werking van het systeem
mag er geen modder, vuil, sneeuw of ijs op
de sensoren zitten. Wees voorzichtig bij het reini-
gen van de sensoren om krassen of beschadigin-
gen te voorkomen; gebruik geen droge, grove of
harde doek. De sensoren moeten worden gereinigd
met schoon water, waaraan eventueel autosham-
poo is toegevoegd. In wastunnels waar gebruik
wordt gemaakt van stoom of hogedrukreiniging,
moeten de sensoren kort worden gereinigd. Houd
hierbij de spuitlans op meer dan 10 cm afstand.
ATTENTIE!