Page 42 of 402
1. Instellingen van de snelheidsregelaar of de
snelheidsbegrenzer.
2. Motorolieniveaumeter.
Herhaling onderhoudsinformatie.
Bi
j het aanzetten van het contact verschijnt
eerst het opstar tscherm; daarna worden
deze functies na elkaar weer
gegeven,
voordat het overzicht met beschikbarefuncties verschijnt.
Centrale kleurendisplay gekoppeld aan navigatiesysteem
Verdraai het linker knopje op het stuur om één
van de aangegeven functies permanent weer tegeven (boordcomputer, navigatie enz.).
Dichtbij het maximum toerental: schakel door naar een hogere versnelling als de streepjes
van de toerenteller rood worden en gaan
knipperen.
Toerenteller
Er kan tijdelijk een waarschuwingsmelding of
informatie worden weergegeven.
Page 43 of 402
41Controle tijdens het rijden
De controlelampjes waarschuwen de
bestuurder in het geval van een storing(waarschuwingslampje) of geven hem
informatie over de werking van een systeem(ingeschakeld of uitgeschakeld).
Controlelampjes
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan sommigewaarschuwingslampjes enkele secondenbranden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige lampjes gaan branden(permanent of knipperend) in combinatie
met een geluidssignaal en een melding op
het multifunctioneel display of het centralekleurendisplay van het navigatiesysteem.
Page 44 of 402

Als een van de volgende lampjes bij een
draaiende motor of onder het rijden gaat
branden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder actie ondernemen.
Het lampje brandt op het instrumentenpaneel
of op het centrale kleurendisplay van het navigatiesysteem.
Indien uw auto voorzien is van een display, gaat een waarschuwingslampje altijd branden in combinatie met een aanvullende melding om u te helpen bij het opsporen van de storing. Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
STOP
permanent, alleenof in combinatiemet een ander
waarschuwingslampje,een geluidssignaal en een melding op het display.
Dit waarschuwingslampje brandtbij een ernstige storing in het
remsysteem, de stuurbekrachtiging,
het motoroliecircuit, het koelcircuit en
bi
j een lekke band.
Zet de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats stil,
want de motor kan onder het rijden afslaan.
Zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Te hogekoelvloeistoftemperatuur
permanent rood. De temperatuur van de koelvloeistof is te hoog. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Wacht met het eventueel bijvullen van de koelvloeistof
tot de motor is afgekoeld.
Als het probleem zich blijft voordoen, raadpleeg
dan het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Motoroliedruk
permanent. Er is een storing in de motorsmering. Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats.
Parkeer de auto, zet het contact af en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Page 47 of 402

45
Controle tijdens het rijden
Service
tijdelijk, in combinatie met een melding. Er is een kleine storing opgetreden
waarbij geen specifiek controlelampje gaat branden. Identi
ficeer de storing met behulp van de melding ophet display, bijvoorbeeld:
- het openen van de portieren, achterklep of
motorkap,
- het motorolieniveau,
- de batteri
j van de afstandsbediening,
- de bandenspanning,
- verstopping van het roetfilter op dieseluitvoeringen(zie hoofdstuk "Controles / Roetfilter") .
Raadpleeg bij andere storingen het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in
combinatie met eenmelding en eengeluidssignaal. Er is een ernsti
ge storing opgetreden
waarbij geen specifiek controlelampje gaat branden. Identificeer de storin
g met behulp van de melding ophet display en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Roetfilter (Diesel)
permanent, in combinatie met een geluidssignaalen het bericht "Kans
op verstopping van het
roetfiler".
Geeft aan dat het roetfilter verstopt begint te raken.Ga als de omstandigheden het toelaten het roetfilter regenereren door met een snelheid van meer dan60 km/h te rijden tot het lampje dooft.
permanent, incombinatie met eengeluidssignaal en het
bericht Additiefniveau roetfilter te laag.
Geeft aan dat het minimumniveau van
het brandstofadditief is bereikt. Laat het additiefreser voir zo snel mogelijk bijvullen
door het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerdewerkplaats.
Page 50 of 402

ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links
knipper t, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaa
g
beweegt.
Richtingaanwijzer rechts
knipper t, met geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand"Parkeerlichten".
Als de dagrijverlichting is uitgeschakeld en de lichtschakelaar in
de stand "AUTO" staat, worden de parkeerlichten ingeschakeldzodat de kenmerkende verlichtingsvorm van de auto zichtbaar is.
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand"Dimlicht" of in de stand "AUTO"
(bij weinig buitenlicht).
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toetrekt. Tr e k n ogmaals aan de lichtschakelaar om terug teschakelen naar dimlicht.
Mistlampen vóór
permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten
permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten uit
te schakelen.
Alarmknipperlichten knipper t, met geluidssignaal. De schakelaar voor de
alarmknipperlichten op het dashboard
is ingedrukt. De richtingaanwijzers links en rechts en debijbehorende verklikkerlampjes knipperen tegelijkertijd.
Controlelampjes ingeschakelde functies
De volgende controlelampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.Het lampje kan branden in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het multifunctionele display.
Page 52 of 402

Dimmer dashboardverlichting
permanent. De lichtsterkte wordt ingesteld. U kunt de lichtsterkte instellen van 1 tot 16.
Airbag aanpassagierszijdepermanent op het
display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels en de airbag vóór aan passagierszijde. De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "ON".De passagiersairbag vóór is geactiveerd.
Plaats in dit geval geen kinderzitje met de rug in de rijrichting op de stoel
van de voorpassagier.Z
et de schakelaar in de stand "OFF"
om depassagiersairbag vóór uit te schakelen.
In dit geval kunt u een kinderzitje met de rug in de
rijrichting plaatsen.
Automatische ruitenwissers
permanent. De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van deruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zetde hendel in een andere stand.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
Stop & Start
permanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-standgezet(verkeerslicht, stopbord,
opstopping, enz.).Het lamp
je gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat dan uit.De
STOP-stand is nu nietbeschikbaar. of De motor wordt automatisch gestart. Raadplee
g het hoofdstuk "Rijden - § Stop & Start-systeem" voor bijzonderheden van de Stop- en Start-stand.
Parkeerplaatsassistentpermanent. De parkeerplaatsassistent isgeselecteerd. Bedien de richtingaanwijzer naar de kant waar u eenparkeerplaats wilt meten en zorg dat u niet harder dan
20 km/h rijdt. Er verschijnt een bericht op het display
a
ls de meting klaar is.
Page 53 of 402

51Controle tijdens het rijden
Passagiersairbagpermanent, op het display van de
verklikkerlampjes voor
de veiligheidsgordels
en de airbag vóór aanpassagierszijde. De schakelaar in het dashboardkast
je
staat in de stand "
OFF".
De airbag vóór aan passagierszijde isuitgeschakeld. Z
et de schakelaar in de stand " ON
" om de airbag vóór
aan passagierszijde in te schakelen.Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
ControlelampjebrandtOorzaakActies / Opmerkingen
ESP/ASRpermanent. De toets linksonder op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
verklikkerlampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling.Druk op de toets om de
functie ESP/ASR in te
schakelen. Het verklikkerlampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeldals de motor wordt gestart.Na uitschakelen van het systeem, wordt het automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelhedenhoger dan ongeveer 50 km/h.
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld. Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Page 54 of 402

Bij het aanzetten van het contact wordt de onderhoudsinformatie en het motorolieniveau gedurende enkele seconden tegelijker tijd
weergegeven.
Motorolieniveaumeter
Een controle van het olieniveau is alleen betrouwbaar als de auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en de motor minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Olieniveau correct
Te w e i n i
g olie
Als de aanduiding "OIL"knipper t of er een
speciale melding op het display verschijnt in
combinatie met het verklikkerlampje ser viceen een geluidssignaal, is het motorolieniveau
te laag.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
m
otorschade ontstaat.
Storing motorolieniveaumeter
Als de aanduiding "OIL --"knippert of wanneer er een melding op het display verschijnt, duidt
dit op een storing in de motorolieniveaumeter. Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
2 merktekens op de peilstok:
- A= maxi: het oliepeil magnooit boven het niveau A
uitkomen (kans op schade
aan de motor),-B= mini: als het oliepeil niet
boven het niveau B uitkomt,
m
oet het voor de motor van
uw auto voorgeschreven
t
ype motorolie worden
bijgevuld via de vuldop.
Oliepeilstok
Raadpleeg het hoofdstuk "Controles" voor
de plaats van de peilstok en het bijvullen van motorolie voor het motortype van uw auto.