Page 70 of 136

RIJDEN68 -
Let bij het wijzigen van de
ingestelde snelheid door het
ingedrukt houden van de
toets goed op omdat de snel-
heid zeer snel kan worden
verhoogd of verlaagd.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk ver-
keer.
Bij een steile afdaling kan de snel-
heidsregelaar niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschre-
den.
Bij het gebruik van de snelheidsrege-
laar moet de bestuurder te allen tijde
de snelheidslimiet in acht nemen,
zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
nemen.
Aanbevolen wordt de voeten dichtbij
de pedalen te houden.
Om te voorkomen dat de werking van
de pedalen wordt gehinderd:
- zorg ervoor dat de mat en de be-
vestigingen goed geplaatst zijn,
- leg nooit meerdere matten op el-
kaar.
Uitschakelen (OFF)
)
Druk op deze toets of trap op het
rem- of koppelingspedaal.
Ingestelde snelheid wijzigen
Als de ingestelde snelheid wordt
weergegeven:
)
Druk op de toets SET +
om de
snelheid te verhogen.
)
Druk op de toets SET -
om de
snelheid te verlagen.
Opnieuw activeren
)
Druk na het onderbreken van de
snelheidsregelaar, op deze toets.
De auto neemt de laatst ingestelde
snelheid weer aan.
U kunt ook de procedure "eerste keer
activeren" herhalen.
Uitschakelen van de functie
)
Draai de knop in de stand 0
of zet
het contact af om het systeem
volledig uit te schakelen.
Storing
In het geval van een storing van de
snelheidsregelaar verschijnt een
melding op het multifunctionele dis-
play in combinatie met een geluids-
signaal.
De ingestelde snelheid wordt gewist
en gedurende enkele seconden knip-
peren de streepjes op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk
om het systeem te laten controleren.
Ingestelde snelheid annuleren
Als bij stilstaande auto het contact
wordt afgezet, wordt de ingestelde
snelheid uit het geheugen gewist.
Page 72 of 136

RIJDEN70 -
Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met
een geluidssignaal, raad-
pleeg dan het CITROËN-
netwerk om het systeem te
laten controleren. De kans bestaat
dat de airbags bij een ernstige aanrij-
ding niet worden geactiveerd.
Storing airbag vóór
Uitschakelen airbag aan
passagierszijde
Schakel voor de veiligheid van uw
kind de airbag aan passagierszij-
de altijd uit als u een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorstoel plaatst. Anders kan een
kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
)
Zet het contact af
, steek de
sleutel in de schakelaar voor
uitschakelen van de airbag aan
passagierszijde 1
, draai deze in
de stand "OFF"
en verwijder de
sleutel zonder de stand van de
schakelaar te veranderen. Het verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel brandt
zolang de airbag is uitge-
schakeld.
In de stand "OFF"
werkt de airbag
aan passagierszijde bij een eventu-
ele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje heeft verwijderd,
zet dan de schakelaar weer op "ON"
om de airbag opnieuw in te schake-
len en zo de veiligheid van uw pas-
sagier te garanderen.
Het goed functioneren van het sy-
steem wordt aangegeven door een
verklikkerlampje, in combinatie
met een melding op het display.
Als bij aangezet contact
(2e stand), dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden, be-
tekent dit dat de airbag aan passagiers-
zijde is uitgeschakeld (stand "OFF"
).
Als de twee verklikkerlampjes
airbag permanent branden,
plaats dan geen kinderzitje
met de rug in de rijrichting.
Raadpleeg het CITROËN-
netwerk.
Controle uitschakeling
Page 91 of 136
89 PRAKTISCHE INFORMATIE-
Zekering
Ampère
Functies
1
15A
Ruitenwisser achter.
4
20A
Multifunctioneel display - instrumentenpaneel -
autoradio - stuurkolomschakelaars.
5
-
Niet gebruikt.
6
10A
Diagnosestekker.
7
-
Niet gebruikt.
9
30A
Stoelverwarming.
10
40A
Achterruit- en buitenspiegelverwarming.
11
15A
Achterruitenwisser (achterklep).
12
30A
Elektrisch bediende ruiten vóór.
14
10A
Servicecentrale motor - stuurkolomschakelaars.
15
15A
Instrumentenpaneel - multifunctioneel display -
autoradio.
16
30A
Bediening centrale portiervergrendeling.
20
10A
Remlicht rechts.
21
15A
Remlicht links.
22
20A
Plafonnier vóór - kaartleeslampje - aansteker -
elektrisch bediende spiegels.
Page 94 of 136

PRAKTISCHE INFORMATIE92 -
ECO-MODE
Nadat de motor is afgezet en de sleu-
tel in de stand "accessoire" staat,
wordt een aantal elektrische voorzie-
ningen (ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, telefoon, dim-
licht, enz.) na in totaal ongeveer een
half uur automatisch uitgeschakeld,
om te voorkomen dat de accu ontla-
den raakt.
Op dat moment geeft een melding op
het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld.
De functies worden automatisch
weer ingeschakeld als de motor ge-
start wordt.
Om de functies direct weer te kun-
nen gebruiken, moet de motor wor-
den gestart en moet deze gedurende
enige tijd draaien.
De beschikbare tijd bedraagt het
dubbele van de tijd dat de motor
heeft gedraaid. Deze tijd zal echter
altijd tussen de 5 en 30 minuten be-
dragen.
ACCU
Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
Nadat het contact is afgezet,
dient u 2 minuten te wachten
alvorens de accu los te kop-
pelen.
Maak de accupoolklemmen niet los
bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de ac-
cukabels los te nemen.
Sluit de ruiten en het dak alvorens de
accu los te koppelen.
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact
AAN en wacht 1 minuut alvorens de
motor te starten, zodat de elektroni-
sche systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk als er zich na deze hande-
ling toch nog problemen voordoen.
Als de accu ontladen is, kan
de motor niet gestart wor-
den.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op
de (+) polen van de beide ac-
cu's,
- sluit de groene of zwarte kabel op
de (-) pool van de hulpaccu aan,
- sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel op een zo
ver mogelijk van de accu verwij-
derd massapunt van de te starten
auto aan (bijvoorbeeld de rechter
motorsteun).
Stel de startmotor in werking en start
de motor.
Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.
Laden met behulp van een
acculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de fa-
brikant op de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te
beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en
de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan
de accukabels los en reinig de
polen en de klemmen.
Page 115 of 136
113
AUTORADIO
Uw Autoradio is zodanig gecodeerd dat deze uitsluitendin uw auto functioneert. Raadplaag het CITROËN-gg
netwerk als u het systeem voor gebruik in een andere
auto wilt laten confi gureren.
Om veiligheidsredenen mag de bestuurder handelingen
die zijn volledige aandacht vragen uitsluitend uitvoeren
bij stilstaande auto.
Enk
ele minuten na het afzetten van de motor kan deautoradio zichzelf uitschakelen om te voorkomen dat de accu ontladen raakt.
AUTORADIO / BLUETOOTH
01 Basisfuncties
02 Bediening op stuur
03 Hoofdmenu
04 Audio
05 Configuratie
06 Menustructuur display
Veelgestelde vragen blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz.
blz. 11 4
11 5
11 6
11 7
120
121
123
INHOUD
Page 116 of 136

11 4
01
1
22
10101111
133144155
33445566778899
122
BASISFUNCTIES
1. Aan/uit en volumeregeling.
2. Uitwerpen van de CD.
3. Selecteren van de weergave op het display:
Audiofuncties (AUDIO).
4. Selecteren van de geluidsbron:
radio, audio-CD-/MP3-CD-speler.
5. Selecteren van het golfbereik FM1, FM2,FMast en AM.
6. Instellen van de geluidsweergave: geluidsverdeling voor/achter, links/rechts, loudness, geluidssferen.
7. Weergave van de lijst radiozenders, de nummers van de CD of de MP3-afspeellijsten.
8. Annuleren van de bewerking.
9. Functie TA (verkeersinformatie) AAN/UIT.
Lang indrukken: toegang tot de PTY-functie(programmatypen radio).
10. Bevestigen.
11. Automatisch zoeken naar zenders inafl opende/oplopende volgorde.
Selecteren van het vorige/volgende nummer van de CD, MP3.
12. Selecteren van een lagere/hogereradiofrequentie.
Selecteren van de vorige/volgende MP3-afspeellijst.
13. Weergave van het algemene menu.
14. Toetsen 1 t/m 6:
Selecteren van een opgeslagen voorkeuzezender
Lang indrukken: opslaan van een zender alsvoorkeuzezender.
15. Met de toets DARK kan de weergave vanhet display worden gewijzigd voor extrarijcomfort 's nachts.
1 keer indrukken: alleen verlichting van het bovenste gedeelte.
2 keer indrukken: display volledig uitschakelen.
3 keer indrukken: terugkeren naar de normale weergave.
Page 118 of 136
116
03HOOFDMENU
Raadpleeg voor een compleet overzicht van de beschikbare menu's het gedeelte "Menustructuur display" van dithoofdstuk.
> MONOCHROOM DISPLAY A
Page 119 of 136

11 7
04
1
2
3
4
1
2
3
AUDIO
Druk herhaalde malen op de toetsSOURCE om de radiofunctie teselecteren.
Druk op de toets BAND A
ST om het golfbereik te selecteren: FM1, FM2,
FMast of AM.
Druk kort op een van de toetsen om
automatisch naar zenders te zoeken.
Druk op een van de toetsen om
handmatig naar zenders te zoeken.
Druk op de toets LI
ST REFRESH
voor een lijst van de beschikbare zenders in het gebied waar u zich
bevindt (maximaal 30 zenders).
Druk lan
ger dan 2 seconden op de
toets om deze lijst bij te werken.
Er kunnen storingen in de ontvangst optreden door obstakels in de omgeving (bergen, gebouwen, tunnels, parkeergarages, enz.), ook als de
RDS-functie is ingeschakeld. Dit is een normaal verschijnsel en heeft niets
te maken met een storing in de autoradio.
RDS
RADIO
SELECTEREN VAN EEN ZENDER
Druk op de toets MENU.
Selecteer RADIO - CD en druk op OK.
Selecteer VOLGEN RDS en druk op OK. Op het display verschijnt de
aanduiding RDS.
Als de RDS-functie is ingeschakeld, zoekt de radio steeds naar
de sterkste frequentie van een zender, zodat u ernaar kunt blijven
luisteren. Sommige RDS-zenders zijn echter niet in het hele land
te ontvangen, omdat de frequenties van de zender niet het hele
land dekken. Dit verklaart dat de zender tijdens het rijden kan
wegvallen.