Page 105 of 183

102
Controles Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van
uw auto, voor het laten controleren
van de belangrijkste niveaus en
bepaalde onderdelen volgens
het onderhoudsschema van de
constructeur.
Aftappen van water in het
brandstoffilter
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door
PEUGEOT aanbevolen
producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
organen zoals het remsysteem te
optimaliseren, worden door PEUGEOT
s p e c i fi e k e p r o d u c t e n g e s e l e c t e e r d e n
aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging
van het elektrisch systeem is het
reinigen van de motorruimte met een
hogedrukreiniger niet toegestaan.
Als dit lampje gaat branden,
m o e t h e t b r a n d s t o f fi l t e r
worden afgetapt. Om
te voorkomen dat het
lampje gaat branden kan
h e t fi l t e r o o k o p r e g e l m a t i g e b a s i s
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een
onderhoudsbeurt.
D r a a i d e a f t a p p l u g v a n h e t fi l t e r l o s .
Ga door met aftappen tot al het water
u i t h e t fi l t e r i s w e g g e l o p e n v i a d e
transparante slang. Draai vervolgens
de aftapplug weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch
geavanceerde motoren. Laat
werkzaamheden aan deze motoren
a l t i j d u i t v o e r e n d o o r g e k w a l i fi c e e r d e
technici van het PEUGEOT-netwerk.
Volgens land van bestemming.
Page 106 of 183

103
ONDERHOUD
6
Brandstof
BRANDSTOF TANKEN
Te laag brandstofniveau Tanken
Het tanken dient met
afgezette motor
te geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Steek de sleutel in het slot en draai de sleutel een kwart omwenteling
om.
- Trek de tankdop uit de vulopening en bevestig deze aan de haak aan
de binnenzijde van de vulklep.
Zorg ervoor dat tijdens het tanken,
als de brandstofvulklep geopend
is, niemand de schuifdeur
probeert te openen.
Als het minimum
brandstofniveau is bereikt,
gaat dit lampje branden.
Er bevindt zich nog ongeveer 8 liter
in de tank. Tank bij de eerstvolgende
gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen.
Rijd de tank nooit helemaal leeg, dit
zou tot storingen in de emisseregeling
en/of het inspuitsysteem kunnen
leiden. Brandstofkwaliteit voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
van het type E10 (deze bevatten
10% ethanol) die voldoen aan de
Europese richtlijnen EN 228 en
EN 15376.
Brandstoffen van het type E85
(deze bevatten tot 85% ethanol) zijn
uitsluitend geschikt voor auto's die
speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit
van de ethanol moet voldoen aan de
Europese richtlijn EN 15376.
Auto's die kunnen rijden op brandstoffen
met een ethanolgehalte tot 100%
(type E100), worden alleen verkocht in
Brazilië.
Op een sticker aan de binnenzijde van
het tankklepje staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Er moet minstens 5 liter bijgevuld
worden voordat de meter de nieuwe
hoeveelheid brandstof in de tank
correct aangeeft.
Bij het verwijderen van de tankdop kan
er enige zuiging ontstaan. Dit vacuüm
is normaal en komt door de afdichting
van het brandstofcircuit.
Laat het vulpistool bij het aftanken
van de auto nooit meer dan 3 keer
automatisch uitspringen. Indien dit wel
gebeurt, kunnen er storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank
bedraagt ca. 60 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop
en sluit de vulklep.
Page 107 of 183

DIESEL
104
Brandstof
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
b r a n d s t o fl e k k a g e i s e n h e r s t e l d e
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP).
- neem de sleutel uit het contactslot.
- plaats de sleutel in het contactslot.
- zet het contact aan en start de motor.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte),
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Raadpleeg in rubriek 6 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen
(diesel die voldoet aan de richtlijn
EN 590 gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN 14214)
en die aan de pomp getankt kan
worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT
netwerk.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...)
is nadrukkelijk verboden (kans
op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Page 108 of 183

DIESEL
104
Brandstof
BRANDSTOFTOEVOER
UITGESCHAKELD
Bij een zware aanrijding wordt de
brandstoftoevoer automatisch door de
brandstofafsluiter onderbroken. Als dit verklikkerlampje gaat
knipperen, verschijnt een
melding op het display.
Controleer buiten de auto of u
geen brandstof ruikt en of er geen
b r a n d s t o fl e k k a g e i s e n h e r s t e l d e
brandstoftoevoer als volgt:
- zet het contact af (stand STOP).
- neem de sleutel uit het contactslot.
- plaats de sleutel in het contactslot.
- zet het contact aan en start de motor.
HANDOPVOERPOMP DIESEL
In het geval van een lege
brandstoftank is het noodzakelijk het
brandstofsysteem te ontluchten:
- vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- bedien de handopvoerpomp van de ontluchting (onder de beschermkap
in de motorruimte),
- houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Raadpleeg in rubriek 6 het
gedeelte "Onder de motorkap".
Brandstofkwaliteit voor
dieselmotoren
Auto's met dieselmotoren kunnen
probleemloos rijden op biobrandstoffen
die aan de huidige en toekomstige
Europese richtlijnen voldoen
(diesel die voldoet aan de richtlijn
EN 590 gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN 14214)
en die aan de pomp getankt kan
worden (met een gehalte aan
methyl-estervetzuren van 0 tot 7%).
Het gebruik van biobrandstof B30 is
mogelijk bij bepaalde dieselmotoren
op voorwaarde dat de bijzondere
onderhoudsvoorschriften strikt worden
nageleefd. Raadpleeg het PEUGEOT
netwerk.
Het gebruik van elk ander type
(bio)brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...)
is nadrukkelijk verboden (kans
op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Page 109 of 183

105
Accu
SNEL WEER OP WEG
7
ACCU
Wacht 2 minuten na het uitzetten van
het contact alvorens de accu los te
koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de
accukabels los te nemen.
Zet, elke keer nadat de accukabels
weer zijn aangesloten, het contact AAN
en wacht 1 minuut alvorens de motor
te starten, zodat de elektronische
systemen geïnitialiseerd kunnen
worden. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk als er zich na deze handeling
toch nog problemen voordoen.
Wacht ongeveer 3 minuten na het
vervangen van een lamp alvorens de
accu aan te sluiten. Het is raadzaam de accu los te
koppelen als uw auto langer dan
een maand buiten gebruik is.
ECO-MODE
Laden met behulp van een
acculader:
- maak de accupoolklemmen los,
- volg de aanwijzingen van de
fabrikant op de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de klemmen schoon zijn. Indien
ze bedekt zijn met een (witte of
groene) oxidatielaag, neem dan de
accukabels los en reinig de polen
en de klemmen.
Starten met een hulpaccu:
- sluit eerst de rode kabel aan op de (+) polen van de beide accu's,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op de (-) pool van de hulpaccu,
- sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte kabel aan op
een zo ver mogelijk van de accu
verwijderd massapunt van de te
starten auto,
- stel de startmotor in werking en laat de motor draaien,
- wacht tot de motor stationair draait en neem dan de kabels los. Nadat de motor is afgezet wordt bij
aangezet contact na 30 minuten een
aantal elektrische voorzieningen
(ruitenwissers, ruitbediening,
plafonniers, autoradio, enz.)
automatisch uitgeschakeld om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Op dat moment knippert het
verklikkerlampje voor het laden van de
accu en verschijnt er een melding op
het display.
Start de motor en laat deze enige
tijd draaien om de bovengenoemde
voorzieningen weer te kunnen
gebruiken.
De beschikbare tijd bedraagt het
dubbele van de tijd dat de motor heeft
gedraaid. Deze tijd zal echter altijd
tussen de 5 en 30 minuten bedragen.
Als de accu ontladen is, kan de motor
niet gestart worden.
Page 110 of 183

106
Wiel verwisselen
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
- Verzeker u ervan dat alle inzittenden de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plek
bevinden.
- Zet de auto voor zover mogelijk op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond.
- Zet de handrem vast, zet het contact af en schakel de eerste
versnelling of de achteruit in. - Blokkeer indien mogelijk het
wiel schuin tegenover het te
verwisselen wiel met een wielblok
(indien aanwezig).
Bij auto's met een trekhaak kan
het nodig zijn de achterzijde op te
krikken om het reservewiel uit de
reservewielhouder te kunnen nemen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
wanneer sprake is van bijzondere
omstandigheden of zware belading.
WIEL VERWISSELEN
2. GEREEDSCHAP
- Open het deksel van het opbergvak onder de rechter voorstoel. Schuif
de stoel, indien nodig, naar voren
voor toegang tot het opbergvak via
de achterzijde.
- Draai de moer los en verwijder de krik en de wielsleutel.
1. Wielsleutel.
2. Krik.
3. Gereedschap om sierdop van
lichtmetalen velgen te verwijderen.
4. Wielblok.
De krik en het gereedschap zijn
s p e c i fi e k v o o r u w a u t o . G e b r u i k z e n i e t
voor andere doeleinden.
Page 111 of 183
107
SNEL WEER OP WEG
7
Wiel verwisselen
3. RESERVEWIEL - Haal de reservewielhouder los van de haak en plaats het reservewiel
in de nabijheid van het te
vervangen wiel.
- Draai de bout los met behulp
van de wielsleutel, tot de
reservewielhouder zo laag mogelijk
hangt.
- Open de achterdeuren voor
toegang tot het reservewiel.
Page 112 of 183
108
Wiel verwisselen
4. WERKWIJZE - Plaats de kop van de krik in het steunpunt bij het te verwisselen
wiel. Zorg ervoor dat het voetstuk
van de krik op een stevige
ondergrond staat en zich loodrecht
onder het steunpunt bevindt .
- Draai de krik uit tot het wiel loskomt van de grond.
- Draai alle wielbouten geheel los.
- Verwijder de wielbouten en het wiel.
Draai de krik niet uit voordat de
wielbouten van het te verwisselen
wiel iets zijn losgedraaid en het
wiel dat zich schuin tegenover
het te verwisselen wiel bevindt, is
geblokkeerd met een wielblok.
- Verwijder de wieldop door deze
los te trekken met behulp van het
hiervoor bestemde gereedschap.
- Draai de wielbouten iets los. Slotbouten
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen:
- Elk wiel is voorzien van een
slotbout.
- Deze slotbouten kunnen worden losgedraaid met de speciale sleutel
( d i e b i j a fl e v e r i n g v a n d e a u t o w o r d t
verstrekt) en de wielsleutel.