ii
IN EEN OOGOPSLAG
Sleutel met afstandsbediening
A. Uitklappen/inklappen van de sleutel.
B. Ontgrendelen van de auto.
C. Ontgrendelen en op een kier zetten
van het kofferdeksel.
63
En verder...
D. Normale vergrendeling
of
Supervergrendeling van de auto. Brandstoftank
1. Openen van de brandstofvulklep.
2. Openen en bevestigen van de
brandstofvuldop.
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer
50 liter.
75
Bagageruimte
Van buitenaf
Van binnenuit
1. Volledig ontgrendelen van de auto
of ontgrendelen van het kofferdek-
sel en van de auto.
2. Openen van het kofferdeksel.
1. Sleutel in het contactslot.
2. Ontgrendelen met de schakelaar van
de centrale vergrendeling of met de
hendel voor openen van het portier.
74 Bij auto's met dieselmotoren is in
de opening van de brandstoftank
een speciale voorziening aange-
bracht waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken.
76
i
COMFORT
44
Het airconditioningssysteem is
chloorvrij en is niet schadelijk voor
de ozonlaag.
Neem voor een optimale werking van de verwarming, ventilatie en airconditio-
ning de volgende gebruiksadviezen in acht:
Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interi-
eur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luch tkanalen,
ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventila tieopening
in de bagageruimte vrij blijven.
Let erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt a fgedekt. Deze
sensor dient voor de regeling van de airconditioning.
Zet de airconditioning 1 tot 2 keer per maand minstens 5 t ot 10 minuten
aan om het systeem in perfecte staat te houden.
C o n t r o l e e r r e g e l m a t i g d e s t a a t v a n h e t i n t e r i e u r fi l t e r e n l a a t d e fi l t e r e l e -
menten periodiek vervangen (zie desbetreffende paragraaf in hoo fdstuk
"Controles").
W i j r a d e n u e e n g e c o m b i n e e r d i n t e r i e u r fi l t e r a a n . D a n k z i j h e t s p e c i a l e a c -
tieve additief draagt het bij tot een gezuiverde lucht voo r de inzittenden
en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stan k en
vetaanslag).
Laat de airconditioning controleren volgens de voorschriften in het onder-
houdsboekje om het systeem in perfecte staat te houden.
Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en ra adpleeg het
PEUGEOT-netwerk.
Als het dak weggeklapt is, kunnen de prestaties van de aircond itioning afne-
men. Als er echter een windscherm wordt geplaatst, neemt het comfo rt toe.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhange r op een
steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de airco nditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
Als de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto l ang in de zon heeft
gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Zet de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieu rlucht goed ververst
wordt.
Condensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel .
i
COMFORT
47
5. Airconditioning AAN/UIT De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten: De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de verwarming of aircondi-
tioning. ACHTERRUITVERWARMING
Schakel, zodra de omstandig-
heden het toelaten, de ach-
terruit- en buitenspiegelver-
warming uit omdat een gering
stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofver-
bruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automatisch
wordt uitgeschakeld, wordt de achter-
ruitverwarming weer ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
De achterruitverwarming wordt uit-
geschakeld als het wegklapbare dak
in de bagageruimte is opgeborgen.
AAN
De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.
Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.
UIT
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.
U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.
- 's zomers: om de temperatuur in het interieur te verlagen,
- 's winters, bij vorst: om de ruiten snel te ontwasemen.
AAN
Druk op de toets "A/C" , het verklik-
kerlampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
knop van de luchtopbrengst 2 in de
stand "0" staat.
UIT
Druk nogmaals op de toets "A/C" ,
het verklikkerlampje gaat uit.
i
COMFORT
47
5. Airconditioning AAN/UIT De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten: De achterruitverwarming kan
worden ingeschakeld met de
toets op het bedieningspaneel
van de verwarming of aircondi-
tioning. ACHTERRUITVERWARMING
Schakel, zodra de omstandig-
heden het toelaten, de ach-
terruit- en buitenspiegelver-
warming uit omdat een gering
stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofver-
bruik.
Als de motor wordt afgezet voordat
de achterruitverwarming automatisch
wordt uitgeschakeld, wordt de achter-
ruitverwarming weer ingeschakeld
als de motor weer wordt gestart.
De achterruitverwarming wordt uit-
geschakeld als het wegklapbare dak
in de bagageruimte is opgeborgen.
AAN
De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.
Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.
UIT
De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.
U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.
- 's zomers: om de temperatuur in het interieur te verlagen,
- 's winters, bij vorst: om de ruiten snel te ontwasemen.
AAN
Druk op de toets "A/C" , het verklik-
kerlampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de
knop van de luchtopbrengst 2 in de
stand "0" staat.
UIT
Druk nogmaals op de toets "A/C" ,
het verklikkerlampje gaat uit.
COMFORT
58
INDELING VAN DE
BAGAGERUIMTE
1. Bagageafdekscherm
(zie de volgende bladzijde voor meer informatie)
2. Opberghoes voor het
windscherm
(zie de volgende bladzijde voor meer informatie)
3. Riem
i
!i
COMFORT
59
Als het dak is weggeklapt, kan het ge-
deelte van de bagageruimte dat be-
stemd is voor uw bagage worden be-
grensd.
Bagageafdekscherm
Als het windscherm is gedemonteerd en
opgevouwen, kan het in de bescherm-
hoes worden opgeborgen.
De hoes kan aan de rechterzijde van de
bagageruimte met behulp van een riem
worden vastgemaakt.
Opberghoes van het
windscherm
Als het bagageafdekscherm ge-
plaatst is, moet het volgende in acht
worden genomen:
- de bagage mag het afdekscherm nooit naar boven drukken,
- er mag nooit bagage op het af- dekscherm worden geplaatst.
Het bagageafdekscherm moet
altijd worden geplaatst voordat
het wegklapbare dak wordt ge-
opend (zie hoofdstuk "In een
oogopslag - § Openen"). Zie "Monteren/demonteren van het
windscherm" op de volgende blad-
zijden voor meer informatie over
het plaatsen van het windscherm.