WEGWIJS IN UW AUTO43
1
VOLUMETRISCHE BEWAKING/
KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van de beveiliging moeten de
ruiten en het eventuele opendak (voor bepaalde uitvoe-
ringen/markten) geheel gesloten zijn.
Indien nodig kunt u de volumetrische beveiliging buiten
werking stellen (als er bijvoorbeeld dieren in de auto ach-
terblijven) door op de knop A-fig. 14 op het plafondlampje
voor te drukken, voordat het alarm wordt ingeschakeld.
Als de functie wordt uitgeschakeld, knippert het lampje
op de knop enkele seconden. Het buiten werking stellen
van de volumetrische beveiliging/kantelsensor moet tel-
kens worden herhaald als het instrumentenpaneel uitge-
schakeld is geweest.
MELDINGEN VAN INBRAAKPOGINGEN
Iedere inbraakpoging wordt aangegeven door het bran-
den van het controlelampje
Yop het instrumentenpaneel
(of het symbool op het display) en het tegelijk verschijnen
van een melding op het display (zie het hoofdstuk „Lamp-
jes op het instrumentenpaneel”).ALARM BUITEN GEBRUIK STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt stellen (bijv. als
de auto langere tijd niet wordt gebruikt), dan hoeft u slechts
de auto af te sluiten door de metalen baard van de sleutel
met afstandsbediening in het portierslot te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van de sleutel met af-
standsbediening leeg zijn, of als er een storing is in het
diefstalalarm, dan kunt u het alarm buiten werking stel-
len door de contactsleutel in het contactslot te steken en
deze in stand MAR te draaien.
fig. 14L0E0153m
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:46 Pagina 43
WEGWIJS IN UW AUTO55
1
AIRCONDITIONING INSCHAKELEN
Het systeem kan op verschillende manieren worden in-
geschakeld, maar aangeraden wordt eerst de gewenste
temperaturen op het display in te stellen en daarna de
knop AUTO in te drukken.
Met de airconditioning kan de temperatuur voor de be-
stuurder en de passagier apart worden ingesteld. Het maxi-
male temperatuurverschil is 7 °C.
De aircocompressor schakelt alleen in als de buitentem-
peratuur hoger is dan 4 °C.
Bij lage buitentemperaturen raden wij u aan
om de recirculatiefunctie niet te gebruiken,
omdat hierdoor de ruiten sneller kunnen
beslaan.
Automatische werking van de airconditioning
(functie AUTO) A-fig. 26
Als u de knop AUTO indrukt, regelt het systeem auto-
matisch:
❍de hoeveelheid naar het interieur toegevoerde lucht;
❍de luchtverdeling in het interieur;
waarbij alle voorafgaande handmatige instellingen wor-
den opgeheven.
Tijdens de automatische werking van de airconditioning
verschijnt op het display de melding FULL AUTO.
Tijdens de automatische werking is het altijd mogelijk
de ingestelde temperaturen te veranderen en handmatig
een van de volgende handelingen uit te voeren:
❍regelen aanjagersnelheid;
❍instellen luchtverdeling;
❍in- en uitschakelen luchtrecirculatie en AQS-functie;
❍inschakelen aircocompressor.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 55
WEGWIJS IN UW AUTO57
1
Regeling aanjagersnelheid fig. 26
Druk op de knop C
pvoor het verhogen/verlagen van
de aanjagersnelheid.
Er kunnen 12 snelheden worden gekozen die worden
weergegeven door de verlichte staafjes op het display:
❍maximum aanjagersnelheid = alle staafjes verlicht;
❍minimum aanjagersnelheid = één staafje verlicht.
De aanjager kan worden uitgeschakeld (geen enkel ver-
licht staafje), maar alleen als u de aircocompressor hebt
uitgeschakeld met de knop
❄.
Om de automatische regeling van de aanjagersnelheid weer
in te schakelen, na een handmatige instelling, moet u de
knop AUTO indrukken.Gelijkstellen ingestelde temperaturen
(functie MONO) fig. 26
Als u de knop D (MONO) indrukt, wordt de temperatuur
aan bestuurders- en passagierszijde automatisch gelijk-
gesteld.
Draai aan de knop AUTO of MONO voor het verho-
gen/verlagen van de temperatuur aan beide zijden.
Als u de knop MONO opnieuw indrukt, wordt de functie
uitgeschakeld.
Aircocompressor uitschakelen fig. 26
Druk op de knop E (OFF).
Op het display verschijnen de volgende gegevens:
❍opschrift OFF;
❍weergave buitentemperatuur;
❍weergave ingeschakelde luchtrecirculatie (lampje op
de knop
Tbrandt).
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 57
58WEGWIJS IN UW AUTO
Ontdooiing/ontwaseming achterruit- en
buitenspiegelverwarming fig. 26
Druk op de knop F
(om deze functie in te schakelen:
het lampje op de knop gaat branden als deze functie wordt
ingeschakeld.
De functie is voorzien van een tijdschakeling, waardoor
de functie na 20 minuten automatisch wordt uitgescha-
keld. U kunt de functie eerder uitschakelen door nogmaals
de knop
(in te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of andere plaatjes op de
elektrische weerstandsdraden aan de binnenzijde van de
achterruit, om beschadiging van de achterruitverwarming
te voorkomen.
BELANGRIJK Druk op de knop
Tvoor luchttoevoer
van buiten (in dat geval is het lampje op de knop gedoofd).Snelle ontwaseming/ontdooiing van de voorruit
en de zijruiten voor (functie MAX-DEF) fig. 26
Druk op de knop G
-voor de automatische inschake-
ling (tijdgeschakeld) van alle functies die noodzakelijk zijn
voor het snel ontdooien/ontwasemen van de voorruit en
de zijruiten voor.
De instellingen zijn:
❍inschakeling aircocompressor (bij buitentemperatuur
boven 4 °C);
❍uitschakeling van de luchtrecirculatie, indien deze was
ingeschakeld, (lampje op de knop
Tgedoofd);
❍inschakeling achterruitverwarming (lampje op de knop
-brandt) en spiegelverwarming;
❍inschakeling van de maximale luchttemperatuur;
❍regeling van de luchtopbrengst.
Inschakelen luchtrecirculatie en AQS-functie
(Air Quality System) fig. 26
Druk op de knop
T.
Er zijn drie mogelijkheden voor de luchtrecirculatie:
❍automatische werking; op het display verschijnt het
opschrift AQS en het lampje op de knop
Tis ge-
doofd;
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 58
WEGWIJS IN UW AUTO59
1
❍geforceerde uitschakeling (recirculatie altijd uitge-
schakeld met luchttoevoer van buiten); het lampje op
de knop
Tis gedoofd;
❍geforceerde inschakeling (recirculatie altijd ingescha-
keld); het lampje op de knop
Tbrandt.
Als u de knop OFF indrukt, schakelt de klimaatregeling
automatisch de luchtrecirculatie in (lampje op de knop
Tbrandt). Als u de knop Tindrukt, kunt u de
luchtrecirculatie uitschakelen (lampje op de knop is ge-
doofd) en omgekeerd.
Als de knop OFF is ingedrukt (lampje op de knop brandt),
kan de AQS-functie (Air Quality System) niet worden in-
geschakeld.
BELANGRIJK Met de recirculatiefunctie kunnen, afhan-
kelijk van de werking van het systeem („verwarming” of
„koeling”), de gewenste omstandigheden sneller bereikt
worden. Het is echter niet raadzaam deze functie in te
schakelen op regenachtige of koude dagen, omdat dan
de ruiten aan de binnenzijde aanzienlijk sneller kunnen
beslaan, vooral als de airconditioning niet is ingeschakeld.
Het verdient aanbeveling om de luchtrecirculatie in te
schakelen in de file of in tunnels. Hiermee wordt voorko-
men dat vervuilde lucht het interieur bereikt. Het is niet
raadzaam dit systeem langdurig te laten werken, omdat
anders, vooral als u met meerdere personen in de auto zit,
de kans aanzienlijk toeneemt dat de ruiten beslaan.AQS-functie (Air Quality System) inschakelen
Met de AQS-functie (opschrift AQS op het display) wordt
de recirculatie automatisch ingeschakeld als vervuilde lucht
wordt gesignaleerd (bijvoorbeeld bij files en in tunnels).
BELANGRIJK Bij ingeschakelde AQS-functie wordt on-
geveer 15 minuten na het inschakelen van de recircula-
tie voor het verversen van de lucht in het interieur, onge-
veer 1 minuut buitenlucht in het interieur gevoerd,
ongeacht de vervuilingsgraad van de buitenlucht.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 59
60WEGWIJS IN UW AUTO
Aircocompressor in-/uitschakelen I-fig. 26
Als u op de knop
❄drukt, wordt de aircocompressor in-
geschakeld.
Inschakelen compressor
❍lampje op de knop
❄brandt;
❍weergave van het symbool
❄op het display.
Uitschakelen compressor
❍lampje op de knop
❄gedoofd;
❍doven van het symbool
❄op het display;
❍uitschakeling luchtrecirculatie;
❍uitschakeling AQS-functie.
Bij uitgeschakelde aircocompressor kan de luchttempera-
tuur in het interieur niet lager worden dan de buitentem-
peratuur; in deze situatie knippert het symbool ò op het
display.
De uitschakeling van de aircocompressor blijft in het ge-
heugen opgeslagen, ook na het afzetten van de motor.
U kunt de aircocompressor weer inschakelen door nog-
maals de knop
❄of AUTO in te drukken: in dat laatste
geval worden de andere handmatig geselecteerde instel-
lingen opgeheven.
BUITENVERLICHTING
Met de linker hendel bedient u de buitenverlichting. De
verlichting werkt uitsluitend als de contactsleutel in stand
MAR staat. Als u de buitenverlichting inschakelt, gaat ook
de verlichting van het instrumentenpaneel en van de be-
dieningsknoppen op het dashboard branden.
DAGVERLICHTING (DRL – Adaptive Daylight Led)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u met de sleutel in stand MAR de draaiknop in stand
Ozet, wordt automatisch de dagverlichting ingeschakeld;
de andere lampen en de interieurverlichting blijven uitge-
schakeld. De automatische inschakeling van de dagverlich-
ting kan worden in- of uitgeschakeld via het menu op het
display (zie de paragraaf „Display” in dit hoofdstuk). Als de
dagverlichting wordt uitgeschakeld, dan wordt met de draai-
knop in stand Ogeen enkele verlichting ingeschakeld.
fig. 27L0E0019m
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 60
WEGWIJS IN UW AUTO61
1
Uitschakelen
Als de sensor de opdracht geeft tot uitschakeling, dan scha-
kelen de dimlichten en de buitenverlichting uit en scha-
kelt de dagverlichting (indien actief) in.
De schemersensor is niet in staat om mist te signaleren.
Daarom moet bij mist de verlichting handmatig worden
ingeschakeld.
MISTLAMPEN VOOR MET CORNERING
LIGHTS-FUNCTIE
Bij ingeschakeld dimlicht en bij een snelheid lager dan 40
km/h, wordt bij een grote stuuruitslag of bij inschake-
ling van de richtingaanwijzers, een lamp (ingebouwd in
de mistlamp) aan de binnenzijde van de bocht ingescha-
keld om het zichtveld ‘s nachts te vergroten. Deze func-
tie kan worden in- of uitgeschakeld via het menu op het
display (zie de paragraaf „Display” in dit hoofdstuk). SCHEMERSENSOR
(automatisch inschakelende koplampen) fig. 27
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze sensor is in staat om de verschillen in sterkte van het
omgevingslicht waar te nemen op basis van de ingestelde
gevoeligheid: hoe hoger de gevoeligheid, hoe minder bui-
tenlicht er nodig is om de verlichting in te schakelen. De
gevoeligheid van de sensor kan worden ingesteld via het
„Setup-menu” van het instrumentenpaneel.
Inschakelen
Draai de draaiknop in stand AUTO: op deze manier gaan,
afhankelijk van de sterkte van het buitenlicht, de bui-
tenverlichting en de dimlichten automatisch branden.
Als de schemersensor is ingeschakeld, kan alleen het groot-
lichtsignaal worden gegeven.De dagverlichting is een alternatief voor het
dimlicht tijdens het rijden overdag. Deze dag-
verlichting is in bepaalde landen verplicht en
waar niet verplicht, toegestaan.
De dagverlichting is geen vervanging voor het dim-
licht tijdens het rijden in tunnels of in het donker.
Het gebruik van de dagverlichting is afhankelijk van
de wettelijke voorschriften van het land waarin
u zich bevindt. Houdt u aan de voorschriften.
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 61
WEGWIJS IN UW AUTO63
1
FUNCTIE WISSELEN VAN RIJBAAN
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt aange-
ven, moet u de linker hendel korter dan een halve secon-
de in de onvergrendelde stand zetten. De richtingaanwij-
zer aan de gekozen zijde knippert 5 keer en dooft daarna
automatisch.
„FOLLOW ME HOME” SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een bepaal-
de tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in stand
STOP te draaien of uit te nemen en de linker hendel bin-
nen 2 minuten na het uitzetten van de motor naar het stuur
te trekken. Telkens als u de hendel bedient, blijft de ver-
lichting 30 seconden langer branden, tot een maximum
van 210 seconden; hierna schakelt de verlichting automa-
tisch uit. Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het con-
trolelampje 3 op het instrumentenpaneel branden en ver-
schijnt op het display de tijd dat de functie actief blijft.
Het lampje gaat branden als de hendel voor het eerst be-
diend wordt en blijft branden totdat de functie automatisch
wordt uitgeschakeld. Telkens als de hendel wordt bediend,
wordt alleen de inschakeltijd van de verlichting verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het stuur
getrokken.RUITEN REINIGEN
Met de rechter hendel fig. 29 kunt u de ruitenwissers/-
sproeiers en achterruitwisser/-sproeier bedienen.
RUITENWISSERS/-SPROEIERS fig. 29
De werking is alleen mogelijk als de contactsleutel in stand
MAR staat.
De rechter hendel kan in vijf verschillende standen wor-
den gezet:
A: ruitenwissers uitgeschakeld.
B: wissen met interval.
Draai met de hendel in stand B, de draaiknop F op een
van de vier intervalstanden:
,= zeer lang interval
■= lang interval.
■■= gemiddeld interval.
■■■= kort interval.
C: langzaam continu wissen;
D: snel continu wissen;
E: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand).
001-142 Delta NL 3ed Allin. 4ed 20-04-2010 16:47 Pagina 63