De stoel naar voren of naar achteren
verstellen
De stoel kan zowel naar voren als naar achte-
ren worden versteld. Druk de stoelschakelaar
naar voren of naar achteren om de stoel te
verstellen in de richting van de schakelaar. Laat
de schakelaar los wanneer u de gewenste
positie hebt bereikt.
De stoel omhoog of omlaag verstellen
De stoelhoogte kan omhoog of omlaag worden
versteld. Trek de achterzijde van de stoelscha-
kelaar omhoog of druk deze omlaag om de
stoel te verstellen in de richting van de scha-
kelaar. Laat de schakelaar los wanneer u de
gewenste positie hebt bereikt.
De zitting omhoog of omlaag kantelen
De hoek van de zitting kan omhoog of omlaag
worden versteld. Trek de voorzijde van de
stoelschakelaar omhoog of druk deze omlaag
om het voorste gedeelte van de zitting te
verstellen in de richting van de schakelaar. Laat
de schakelaar los wanneer u de gewenste
positie hebt bereikt.De rugleuning verstellen
De hoek van de rugleuning kan naar voren of
naar achteren worden versteld. Druk de rugleu-
ningschakelaar naar voren of naar achteren om
de stoel te verstellen in de richting van de
schakelaar. Laat de schakelaar los wanneer u
de gewenste positie hebt bereikt.
WAARSCHUWING!
•
Het verstellen van een stoel tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen van
een stoel tijdens het rijden kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur verliest en
een botsing met ernstig of dodelijk letsel
veroorzaakt.
• Het verstellen van de stoelen moet plaats-
vinden voordat de veiligheidsgordels wor-
den vastgegespt en terwijl de auto is ge-
parkeerd. Een slecht afgestelde
veiligheidsgordel kan leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
• Rij nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer te-
gen uw borstkas rust. Tijdens een botsing
bestaat het gevaar dat u onder de veilig-
heidsgordel door schuift, waardoor ernstig
of dodelijk letsel kan ontstaan.
LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder een elektrisch
verstelbare stoel en zorg dat deze altijd vrij
kan bewegen. Anders kan de stoelbediening
worden beschadigd. De stoel kan niet vrij
bewegen als deze wordt gehinderd door ob-
stakels.
Elektrisch verstelbare
passagiersstoel
Sommige modellen zijn uitgevoerd met een
elektrisch verstelbare passagiersstoel met zes
verstelmogelijkheden. De schakelaar voor de
stoelverstelling bevindt zich aan de buitenzijde
103
van de stoel. Deze schakelaar wordt gebruikt
om de verplaatsing van de zitting en de rug-
leuning te regelen.
De stoel naar voren of naar achteren
verstellen
De stoel kan zowel naar voren als naar achte-
ren worden versteld. Druk de stoelschakelaar
naar voren of naar achteren om de stoel te
verstellen in de richting van de schakelaar. Laat
de schakelaar los wanneer u de gewenste
positie hebt bereikt.
De stoel omhoog of omlaag verstellen
De stoelhoogte kan omhoog of omlaag worden
versteld. Trek de stoelschakelaar omhoog of
druk deze omlaag om de stoel te verstellen in
de richting van de schakelaar. Laat de schake-
laar los wanneer u de gewenste positie hebt
bereikt.
De zitting omhoog of omlaag kantelen
De hoek van de zitting kan omhoog of omlaag
worden versteld. Trek de voorzijde van de
stoelschakelaar omhoog of druk deze omlaag
om het voorste gedeelte van de zitting teverstellen in de richting van de schakelaar. Laat
de schakelaar los wanneer u de gewenste
positie hebt bereikt.
WAARSCHUWING!
•
Het verstellen van een stoel tijdens het
rijden kan gevaarlijk zijn. Het verstellen van
een stoel tijdens het rijden kan ertoe leiden
dat u de macht over het stuur verliest en
een botsing met ernstig of dodelijk letsel
veroorzaakt.
• Het verstellen van de stoelen moet plaats-
vinden voordat de veiligheidsgordels wor-
den vastgegespt en terwijl de auto is ge-
parkeerd. Een slecht afgestelde
veiligheidsgordel kan leiden tot ernstig of
dodelijk letsel.
• Rij nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer te-
gen uw borstkas rust. Tijdens een botsing
bestaat het gevaar dat u onder de veilig-
heidsgordel door schuift, waardoor ernstig
of dodelijk letsel kan ontstaan.
LET OP!
Plaats geen voorwerpen onder een elektrisch
verstelbare stoel en zorg dat deze altijd vrij
kan bewegen. Anders kan de stoelbediening
worden beschadigd. De stoel kan niet vrij
bewegen als deze wordt gehinderd door ob-
stakels.
Elektrische lendensteun —
indien aanwezig
Voertuigen met elektrisch verstelbare bestuur-
ders-of passagiersstoelen zijn ook uitgerust
met een elektrische lendensteun. De schake-
laar voor de elektrische lendensteun bevindt
zich aan de buitenzijde van de elektrisch ver-
stelbare stoel. Druk de schakelaar naar voren
voor meer lendensteun. Druk de schakelaar
naar achteren voor minder lendensteun. Druk
de schakelaar omhoog of omlaag om de posi-
tie van de lendensteun te verhogen of te verla-
gen.
104
klikt. De hoofdsteunen op de buitenste stoelen
kunnen niet worden verwijderd.
De hoofdsteunen op de middelste stoel kan
beperkt worden afgesteld. Breng de hoofd-
steun omhoog door deze op te tillen of breng
de hoofdsteun omlaag door deze naar bene-
den te duwen.WAARSCHUWING!
Zitten op een stoel met de hoofdsteun in de
laagste stand kan leiden tot ernstig of dodelijk
letsel bij botsingen. Controleer altijd of de
hoofdsteunen op de buitenste stoelen rechtop
staan, voordat passagiers plaatsnemen op
deze stoelen.
OPMERKING:
Raadpleeg Veiligheidsgordelsystemen in
Wat u moet weten voordat u de auto start
voor meer informatie over het correct beves-
tigen van de gordelverankering voor een
kinderzitje.
60/40 deelbare achterbank
De achterbank neerklappen
Beide zijden van de achterbank kunnen wor-
den neergeklapt om meer laadruimte te verkrij-
gen en toch zitruimte achterin te behouden. OPMERKING:
Zorg dat de voorstoelen helemaal rechtop
staan en naar voren zijn geschoven. De
achterbank kan dan gemakkelijk naar voren
worden geklapt.
1. Trek de ontgrendelingshendel omhoog om
de achterbank te ontgrendelen.
OPMERKING:
•
Klap het 60%-gedeelte van de achterbank
niet neer wanneer de veiligheidsgordel
van de buitenste stoel links of de middel-
ste stoel is vastgegespt.Hoofdsteunen achterOntgrendeling achterbank
11 0
•Klap het 40%-gedeelte van de achterbank
niet neer wanneer de veiligheidsgordel
van de buitenste stoel rechts is vastge-
gespt.
2. Klap de achterbank volledig naar voren.
De achterbank omhoogklappen
Trek de rugleuning omhoog tot in de vergren-
deling. Als door de aanwezigheid van voorwer-
pen in de bagageruimte de achterbank niet
volkomen vergrendelt, zal het lastig zijn om de
achterbank in de juiste stand te brengen.WAARSCHUWING!
• Controleer of de rugleuning stevig is ver-
grendeld. Als de rugleuning niet goed is
vergrendeld, biedt de achterbank onvol-
doende stabiliteit voor kinderzitjes en/of
passagiers. Een slecht vastgezette zitting
kan ernstig letsel veroorzaken.
• De bagageruimte achterin de auto (met de
achterste rugleuningen rechtop of neerge-
klapt) mag tijdens het rijden niet door kin-
deren worden gebruikt als speelruimte. Bij
een ongeval zouden ze ernstig letsel kun-
nen oplopen. Kinderen horen te zitten in
een geschikt kinderzitje.
Verstelbare achterbankAls u de rugleuning wilt verstellen, trekt u de
hendel aan de portierzijde van de bank om-
hoog, leunt u achterover en laat u de hendel los
wanneer de gewenste stand is bereikt. Om de
rugleuning weer terug te stellen trekt u de
hendel omhoog, leunt u voorover en laat u de
hendel los.
WAARSCHUWING!
Rij nooit met de rugleuning zo schuin inge-
steld dat de schoudergordel niet meer tegen
uw borstkas rust. Tijdens een botsing bestaat
het gevaar dat u onder de veiligheidsgordel
door schuift, waardoor ernstig of dodelijk let-
sel kan ontstaan.
Achterbank neergeklapt
Ontgrendeling achterbank
111
en zorgt ervoor dat het grootlicht automatisch
wordt omgeschakeld naar dimlicht totdat nade-
rende voertuigen zijn verdwenen uit het came-
rablikveld.
OPMERKING:
Na vervanging moet de achteruitkijk- of
SmartBeam™-spiegel opnieuw worden ge-
richt om een correcte werking te garande-
ren. Neem contact op met uw plaatselijke
erkende dealer.
In werking stellen:
1. Automatisch grootlicht inschakelen Raad-
pleeg “Elektronisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te programmeren func-
tiesin Functies van het instrumentenpaneel
voor meer informatie.
2. Draai de koplampschakelaar naar de stand
AUTO.
3. Duw de multifunctionele hendel van u af
(richting voorzijde auto) om de modus Automa-
tisch grootlicht inschakelen te activeren. OPMERKING:
Het systeem wordt pas geactiveerd wanneer
u 32 km/u of sneller rijdt.
Buiten werking stellen
1. Trek de multifunctionele hendel naar u toe
(richting achterzijde auto) om het systeem
handmatig te deactiveren (normale werking
van dimlicht).
2. Duw de multifunctionele hendel weer van u
af om het systeem opnieuw te activeren.
OPMERKING:
Als de koplampen en achterlichten van voer-
tuigen in het camerablikveld zijn gebroken,
met modder zijn bespat of gedeeltelijk aan
het zicht worden onttrokken, zal uw groot-
licht langer blijven branden (dichter bij het
andere voertuig). Het systeem zal ook niet
correct werken als de voorruit of camera-
lens is bedekt met vuil, vet of andere obsta-
kels (sticker, elektronisch tolsysteem, etc.).Dagverlichting — indien aanwezigDe dagverlichting (lage intensiteit) zal altijd
worden ingeschakeld wanneer de motor draait
en de transmissie niet in de stand PARK staat.
De lichten blijven branden tot de contactscha-
kelaar naar de stand OFF of ACC wordt ge-
draaid of tot de handrem wordt aangetrokken.
Bij normaal rijden in het donker moet de kop-
lampschakelaar worden ingeschakeld.
Dagverlichting uitschakelen
Als u de dagverlichting wilt uitschakelen, opent
u de motorkap en gaat u naar de zekeringen-
kast (PDC), die zich rechts in de motorruimte
bevindt.
Locatie van zekeringenkast
11 7
Accelereren om in te halenTrap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u
normaal gesproken zou doen. Wanneer u het
pedaal loslaat, keert de auto terug naar de
ingestelde rijsnelheid.
Elektronische snelheidsregeling gebruiken
op hellingen
De versnelling kan omlaag schakelen op hel-
lingen om de ingestelde snelheid van de auto
te handhaven.
OPMERKING:
De elektronische snelheidsregeling houdt
de snelheid op hellingen en bij afdalingen
constant. Een kleine snelheidsverandering
op flauwe hellingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel
hoger of lager worden, zodat het in die gevallen
beter is om zonder elektronische snelheidsre-
geling te rijden.WAARSCHUWING!
Een elektronische snelheidsregeling kan ge-
vaarlijk zijn in situaties waar het systeem geen
constante snelheid kan aanhouden. Uw auto
kan gezien de omstandigheden te snel gaan,
waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een botsing veroor-
zaakt. Gebruik de elektronische snelheidsre-
geling nooit in druk verkeer of op bochtige,
beijzelde, besneeuwde of gladde wegen.
ADAPTIEVE CRUISE CONTROL
(ACC) — INDIEN AANWEZIG
Adaptieve Cruise Control (ACC) vergroot het
gebruiksgemak van cruisecontrol tijdens het
rijden op autosnelwegen en andere door-
gaande wegen. Het is echter geen veiligheids-
systeem en het helpt niet om ongelukken te
voorkomen.Met ACC kunt u de cruisecontrol ingeschakeld
houden in lichte tot matige verkeersdrukte zon-
der dat u steeds opnieuw uw cruisecontrol
opnieuw hoeft in te stellen. De ACC maakt
gebruik van een radarsensor, die is ontworpen
om direct voor u rijdende voertuigen te detec-
teren.
OPMERKING:
•
Als de sensor geen voor u rijdend voer-
tuig detecteert, houdt de ACC een vaste
ingestelde snelheid aan.
• Wanneer de ACC-sensor een voor u rij-
dend voertuig detecteert, zorgt de ACC
dat uw auto automatisch iets afremt of
versnelt (maximaal tot de oorspronkelijk
ingestelde snelheid) om een vooraf inge-
stelde volgafstand aan te houden, waarbij
de snelheid van de voorganger wordt
overgenomen.
128
Verspringend verkeer
Het ACC-systeem kan een voertuig op de-
zelfde rijstrook mogelijk niet waarnemen als dat
voertuig niet recht voor u rijdt. Het kan zijn dat
er te weinig afstand tot uw voorligger gehou-
den wordt. Uw voorligger kan uw rijtraject on-
der een hoek kruisen waardoor uw auto plotse-
ling kan remmen of versnellen.Afslaan en bochten nemen
Bij afslaan of bochten nemen kan de ACC een
voorligger te laat of te vroeg opmerken. Daar-
door kan uw auto plotseling of laat remmen.
Wees in bochten extra voorzichtig en wees
erop voorbereid uw remmen te gebruiken. Pas
in bochten uw snelheid aan.
De ACC kan soms de remmen activeren en/of
een waarschuwing geven op momenten dat u
dat niet nodig vindt. Dat is dan meestal het
gevolg van de respons van het systeem op
verkeersborden, vangrails en andere stil-staande objecten die uw auto in een bocht
passeert. Dit kan ook gebeuren aan de voet
van steile hellingen. Dat is normaal en betekent
niet dat er iets aan uw auto mankeert.
Gebruik van ACC in heuvelachtig terrein
Bij het rijden over heuvels kan de ACC een in
uw rijstrook rijdend voertuig mogelijk niet waar-
nemen. De prestaties van de ACC kunnen
onder invloed van de snelheid, voertuigbelas-
ting, verkeersomstandigheden, en de hellings-
hoek van heuvels beperkt zijn.
138
Als u een andere modus wilt activeren, drukt u
op de toets MODE wanneer de systeemstatus
OFF, READY of SET actief is. Als de systeem-
status ACC READY of ACC SET actief was, zal
de meldingCruise Ready (Cruisecontrol ge-
reed) worden getoond. Als de systeemstatus
ACC OFF actief was, zal de melding Cruise
Off (Cruisecontrol uit) worden getoond.. Als u
wilt terugkeren naar de modus Adaptieve
Cruise Control, drukt u nogmaals op de toets
MODE.
WAARSCHUWING!
In de modus Normale Cruise Control zal het
systeem niet reageren op voertuigen die voor
u rijden. Bovendien wordt de naderingswaar-
schuwing niet geactiveerd en klinkt er zelfs als
u te dicht op het voertuig voor u rijdt geen
alarmsignaal, omdat het voor u rijdende voer-
tuig en de tussenafstand niet worden gede-
tecteerd. Zorg dat u een veilige afstand aan-
houdt tussen uw auto en het voertuig dat voor
u rijdt. Zorg dat u zich altijd bewust bent van
de gekozen modus. De gewenste snelheid instellen
Wanneer de auto de gewenste snelheid be-
reikt, drukt u kort op de toets SET
-. Het
EVIC-scherm toont de ingestelde snelheid.
OPMERKING:
Tijdens het instellen of wijzigen van de snel-
heid wordt de nieuwe waarde weergegeven
op het display, niet op de snelheidsmeter.
De ingestelde snelheid aanpassen
U kunt de ingestelde snelheid op twee manie-
ren wijzigen:
• Trap het gaspedaal in om de gewenste
snelheid te bereiken en druk vervolgens op
de toets SET -.
• Druk kort op de toets RES +of SET -om de
ingestelde snelheid respectievelijk te verho-
gen of te verlagen in stappen van 2 km/u.
Houd de toets RES +of SET -om de inge-
stelde snelheid te wijzigen in stappen van
10 km/u. Functie uitschakelen (CANCEL)
Het systeem schakelt de modus Normale
Cruise Control uit zonder het geheugen te
wissen, wanneer:
•
U het rempedaal aantikt of indrukt.
• u op de toets CANCEL drukt.
• het elektronisch stabiliteitsprogramma/
tractiecontrolesysteem (ESC/TCS) wordt ge-
activeerd.
Functie voortzetten (RESUME)
Druk op de toets RES +en haal vervolgens uw
voet van het gaspedaal. Het EVIC-scherm
toont de laatste ingestelde snelheid.
Functie uitschakelen (OFF)
Het systeem schakelt uit en wist de ingestelde
snelheid uit het geheugen als u:
• kort drukt op de toets “ON/OFF”.
• u het contact uitschakelt.
• het ESC uitschakelt.
• de vierwielaandrijving met lage gearing in-
schakelt.
140