bank drukt, en trek de banden strak overeen-
komstig de aanwijzingen van de fabrikant van
het kinderzitje.
WAARSCHUWING!
Onjuiste bevestiging aan de ISOFIX-ankers
kan ertoe leiden dat het kinderzitje niet goed
functioneert. Het kind kan zo ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg daarom bij de
bevestiging van een kinderzitje de aanwijzin-
gen van de fabrikant nauwgezet op.
Kinderzitjes installeren met de autogordels
De autogordels voor passagiers zijn uitgerust
met een geschakelde gordelspanner of met
automatische rolvergrendeling (ALR), die het
heupgordelgedeelte strak om het kinderzitje
gespannen houdt, zodat geen speciale ver-
grendelclip nodig is. Als de autogordel deze
speciale gesp heeft, trek dan aan het schou-
dergedeelte van de heup/schoudergordel om de gordel strak te trekken. Hoewel de gescha-
kelde gordelspanner de gordel strak aange-
trokken houdt, zal elk bevestigingsmecha-
nisme van kinderzitjes na verloop van tijd iets
losser raken. Controleer de gordel daarom re-
gelmatig en trek deze zo nodig nauwer aan.
Bij gordels met automatische rolvergrendeling
moet u de gordel uit de rolautomaat trekken
totdat deze lang genoeg is om door het kinder-
zitje te halen en de bevestigingsplaat in de
gesp steken. Trek de gordel vervolgens volle-
dig uit de rolautomaat. Laat de gordelband nu
terugrollen in de gordelspanner en trek aan de
losse gordelband om het heupgedeelte goed
strak te zetten rondom het kinderzitje. Raad-
pleeg “Automatische rolvergrendeling”.
Om een ankerband voor een kinderzitje te
bevestigen:
Voor achterstevoren te bevestigen kinderzitjes
die op de middelste zitplaats worden vastgezet
met de autogordels, is de middelste zitplaatsvoorzien van een ankerband om de armsteun
vast te zetten in verticale stand. Wanneer u de
armsteun naar beneden klapt, wordt de anker-
band voor de armsteun toegankelijk. De anker-
band bevindt zich achter de armsteun en is
vastgehaakt aan de kunststof achterzijde van
de zitting.
Ankerband voor de armsteun op
de middelste zitplaats
57
WAARSCHUWING!
•Door een verkeerd vastgemaakte anker-
band zal het kind het hoofd misschien te
veel kunnen bewegen en kan het kind
letsel oplopen. Gebruik alleen de anker-
punten pal achter het kinderzitje om de
ankerband voor het kinderzitje vast te ma-
ken.
• Gebruik hiervoor niet de bagageruimteha-
ken op de laadvloer. Onjuist gebruik van de
ankerband kan ertoe leiden dat het kinder-
zitje niet goed functioneert. Het kind kan zo
ernstig of zelfs dodelijk letsel oplopen.
Vervoer van huisdieren
Een huisdier kan letsel oplopen als een voor-
airbag wordt opgeblazen. Een niet-aangelijnd
huisdier kan bij een noodstop of botsing als
projectiel door de auto worden geslingerd en
letsel oplopen of een passagier verwonden.
Huisdieren moeten aangelijnd meerijden op de
achterbank of in een speciale reismand die is
bevestigd met de autogordels.AANBEVELINGEN BIJ INRIJDEN
VAN DE MOTOR
De motor en aandrijflijn (versnellingsbak en as)
van uw auto hebben geen lange inrijperiode
nodig.
Rij gedurende de eerste 500 km niet te snel. Na
de eerste 100 km kunt u snelheden tot 80 of
90 km/h aanhouden.
Terwijl u met constante snelheid rijdt, vormt nu
en dan kort accelereren met plankgas, binnen
de grenzen van de geldende verkeersregels,
een goede bijdrage tot het inrijden. Accelere-
ren met plankgas in een lage versnelling kan
slecht zijn en moet worden vermeden.
De transmissieolie die de fabriek in de motor
heeft aangebracht, is een energiebesparend
smeermiddel van een hoge kwaliteit. Houd bij
het olie verversen rekening met de te verwach-
ten klimaatomstandigheden. Raadpleeg Onder-
houdsprocedures in Onderhoud van uw auto
voor de aanbevolen viscositeit en kwaliteitsklas-
sen. GEBRUIK GEEN NIET-REINIGENDE OF
ONVERMENGDE MINERALE OLIËN.
Een nieuwe motor kan bij de eerste duizenden
kilometers iets meer olie verbruiken. Dat is bij
het inrijden normaal en duidt niet op een pro-
bleem.
Aanvullende vereisten voor
dieselmotoren — Indien aanwezig
Vermijd in de eerste 1500 km zware belastin-
gen, bv. volgas rijden. Blijf onder 2/3 van het
maximum toelaatbaar toerental voor elke ver-
snelling. Schakel op het juiste tijdstip. Schakel
niet handmatig terug om te remmen.
VEILIGHEIDSTIPS
Passagiers meenemen
VERVOER NOOIT PASSAGIERS IN DE BAGA-
GERUIMTE.
WAARSCHUWING!
• Laat nooit kinderen of dieren achter in een
in de zon geparkeerde en afgesloten auto.
De hitte in het interieur kan ernstige ge-
zondheidsproblemen veroorzaken en zelfs
dodelijk zijn.
(Vervolgd)
59
•Bedrijfsmodi ............................ 78
• UConnect™ Phone — INDIEN AANWEZIG ............ 79
• Compatibele telefoons ...................... 80
• Bediening ............................. 80
• Functies telefoongesprekken .................. 86
• Functies van de Uconnect™Phone ............... 87
• Geavanceerde telefoonverbindingen .............. 90
• Wat u moet weten over uw UConnect™ Phone ....... 91
• SPRAAKHERKENNING — INDIEN AANWEZIG .......... 99
• Bediening van het spraakherkenningssysteem ....... 99
• Commando’s ........................... 100
• Stemtraining ........................... 102
• STOELEN ............................... 102
• Elektrische stoelverstelling — indien aanwezig ...... 102
• Elektrisch verstelbare passagiersstoel ........... 103
• Elektrische lendensteun — indien aanwezig ........ 104
• Neerklapbare voorstoel passagierszijde — indien
aanwezig ............................. 105
• Stoelverwarming — Indien aanwezig ............ 105
• Stoelventilatie — indien aanwezig .............. 107
• Hoofdsteunen .......................... 108
• 60/40 deelbare achterbank ................... 110
64
SPIEGELS
Binnenspiegel met dag/nachtstand
De auto is voorzien van een spiegel met één
kogelgewricht. Deze spiegel wordt aange-
draaid in een vaste stand. De spiegelkop kan
naar boven, beneden, links en rechts worden
aangepast aan de bestuurder. Draai de spiegel
zo dat u door het midden van de achterruit kijkt.
Hinderlijke weerspiegeling van de koplampen
van achterliggers kunt u verminderen door het
hendeltje onder de spiegel in de nachtstand te
zetten (naar de achterkant van de auto toe).
Stel de spiegel af terwijl deze in de dagstand
staat (naar de voorruit toe).
Binnenspiegel met automatische
dimstand — indien aanwezig
Dit type spiegel dimt automatisch de hinderlijke
weerspiegeling van de koplampverlichting van
achterliggers. U kunt deze functie aan- of uit-
zetten door de knop onder aan de spiegel in te
drukken. In de knop gaat een lampje branden
als de dimfunctie in werking is getreden. De
spiegel kan zonder gereedschap linksom wor-
den aangedraaid op de knop op de voorruit.
LET OP!
Om tijdens reinigen de spiegel niet te bescha-
digen mag reinigingsvloeistof nooit recht-
streeks op de spiegel worden gespoten.
Breng de vloeistof aan op een schone doek
en wrijf de spiegel daarmee schoon.
BuitenspiegelsStel voor optimaal zicht de spiegels zo af dat u
de aangrenzende rijstrook goed in het vizier
hebt en er dan tevens een geringe overlapping
is met de binnenspiegel.
Afstellen van de achteruitkijkspiegel
Binnenspiegel met automatische dimstand
71
auto wordt de laatst opgeslagen modus op-
geroepen en geactiveerd.
Astronomische Zone — systeem tijdelijk
niet beschikbaar
Wanneer de auto deze zone binnengaat, zal
het systeem tijdelijk niet beschikbaar zijn en
toont het EVIC het berichtDodehoeksysteem
tijdelijk niet beschikbaar - astronomische
zone . De LED’s in de buitenspiegels lichten op
en blijven branden totdat de auto deze zone
verlaat.
UConnect™ Phone — INDIEN
AANWEZIG
OPMERKING:
Raadpleeg het gedeelte over Uconnect-
™Phones in de gebruikershandleiding van
het navigatiesysteem of de multimediaradio
(afzonderlijk boekje) voor meer informatie
over de Uconnect™Phone met navigatie of
multimediaradio.
De Uconnect™ Phone is een via spraak te
activeren, handsfree communicatiesysteem
voor in de auto. Met de UConnect™ Phone kunt
u een nummer kiezen op uw mobiele telefoon* met behulp van eenvoudige gesproken op-
drachten (zoals
Bel Jan Werk of
Kies 012 34 56 78 ). Het geluid van de
mobiele telefoon wordt doorgegeven via het
audiosysteem van de auto en het systeem zet
automatisch de radio zachter wanneer de
UConnect™ Phone wordt gebruikt.
Met de UConnect™ Phone kunt u tijdens het in-
of uitstappen gesprekken doorschakelen tus-
sen de UConnect™ Phone en uw mobiele
telefoon, terwijl u ook de microfoon van het
UConnect™-systeem kunt uitschakelen wan-
neer u een privégesprek wilt voeren.
De UConnect™ Phone wordt aangestuurd via
het Bluetooth Handsfree Profiel van uw mo-
biele telefoon. De UConnect™ Phone is voor-
zien van Bluetooth -technologie, de wereld-
wijde standaard waarmee verschillende
elektronische toestellen zonder draden of
dockstation aan elkaar kunnen worden gekop-
peld. De UConnect™ Phone werkt dan ook
ongeacht de plaats waar uw mobiele telefoon
zich bevindt (handtas, zak of aktetas), op voor-
waarde dat uw telefoon is ingeschakeld en aan
de UConnect™ Phone van de auto is gekop-
peld. Met de UConnect™ Phone kunnen maxi- maal zeven mobiele telefoons op het systeem
worden aangesloten. Met de UConnect™
Phone kan slechts één aangesloten (of gekop-
pelde) mobiele telefoon tegelijk worden ge-
bruikt. De UConnect™ Phone is verkrijgbaar in
de talen Engels, Nederlands, Frans, Duits, Ita-
liaans of Spaans (zoals aanwezig).
WAARSCHUWING!
Elk systeem waarmee u mondeling opdrach-
ten geeft mag alleen gebruikt worden als de
rij-omstandigheden veilig zijn en in overeen-
stemming met plaatselijke wetgeving en tele-
foongebruik. Alle aandacht moet gericht blij-
ven op de weg vooruit. Als u dit niet doet, kan
een botsing met ernstig of dodelijk letsel ont-
staan.
Toets voor Uconnect™Phone
De twee toetsen (de toets voor
Uconnect™Phoneen de toets
voor gesproken opdrachten)
waarmee u toegang hebt tot het
systeem, bevinden zich bij de be-
dieningselementen op de radio of op het stuur-
79
wiel (indien aanwezig). Wanneer u op de toets
drukt, hoort u het woord UConnecten vervol-
gens een pieptoon. De pieptoon is het teken dat
u een opdracht moet geven.
Toets voor gesproken opdrachten De plaats van de toets kan afhan-
kelijk van de radio verschillen. De
afzonderlijke toetsen worden be-
schreven in het hoofdstuk Bedie-
ning .
De UConnect™ Phone kan worden gebruikt in
combinatie met mobiele telefoons met
Bluetooth Handsfree Profiel. Het is mogelijk
dat sommige telefoons niet alle functies van de
UConnect™ Phone ondersteunen. Raadpleeg
de leverancier van uw mobiele telefoon of de
telefoonfabrikant voor nadere bijzonderheden.
De UConnect™ Phone is volledig geïntegreerd
in het audiosysteem van de auto. De geluids-
sterkte van de UConnect™ Phone kan worden
ingesteld met de volumeregelaar van de radio
of, indien aanwezig, via de radiotoetsen op het
stuurwiel. Het display van de radio wordt gebruikt voor
visuele meldingen van de UConnect™ Phone,
zoals
CELL (GSM) of Beller-ID bij bepaalde
radio’s.Compatibele telefoons* Voor het gebruik van de UConnect™ Phone
is een mobiele telefoon met Bluetooth
Handsfree Profiel versie 1.0 of hoger vereist.
Raadpleeg de UConnect™-website voor een
overzicht van de compatibele telefoons.
• www.chrysler.com/uconnect
• www.dodge.com/uconnect
• www.jeep.com/uconnect
Navigeer door de volgende menu’s om de lijst
met compatibele telefoons op te vragen:
• Selecteer het bouwjaar van uw voertuig
• Selecteer het voertuigtype
• Selecteer onder de tab Beginnen compati-
bele telefoons.
BedieningU kunt gesproken opdrachten gebruiken om de
UConnect™ Phone te bedienen en door de
menu’s van de UConnect™ Phone te navige-
ren. Na het merendeel van de prompts van de
Uconnect™ Phone zijn gesproken opdrachten
nodig. U wordt aangespoord om een speci-
fieke opdracht uit te spreken en vervolgens
wordt u door de beschikbare opties geleid.
• Voordat u een gesproken opdracht geeft,
moet u wachten op de pieptoon, die volgt op
de prompt Gereed of op een andere
prompt.
• Voor bepaalde bewerkingen kunnen samen-
gestelde opdrachten worden gebruikt. U
kunt bijvoorbeeld in plaats van Instellen en
daarna Telefoonkoppeling ook de vol-
gende samengestelde opdracht geven: In-
stellen telefoonkoppeling .
• In de beschrijvingen van de functies in dit
hoofdstuk wordt alleen de samengestelde
vorm van de gesproken opdracht vermeld. U
kunt de opdrachten ook in delen splitsen en
elk onderdeel van de opdracht afzonderlijk
zeggen, indien dat wordt gevraagd. U kunt
80
bijvoorbeeld de samengestelde opdracht
“Telefoonboek nieuwe invoer” geven, maar u
kunt deze opdracht ook opsplitsen in de
twee gesproken opdrachten “Telefoonboek”
en “Nieuwe invoer”. Denk eraan dat de
Uconnect™Phone het beste werkt wanneer
u op een normale toon spreekt, alsof u tegen
iemand praat die een paar meter van u
vandaan zit.
Structuur gesproken opdrachten
Zie Structuur gesproken opdrachten [Voice
tree].
Helpopdracht
Als u hulp nodig hebt bij een prompt of als u wilt
weten wat de mogelijkheden zijn bij een be-
paalde prompt, zegt u na de pieptoon Help .
De UConnect™ Phone geeft alle opties voor de
prompt weer wanneer u om hulp vraagt.
Als u de UConnect telefoon na uitschakeling
opnieuw wilt activeren, drukt u op de toetsen
volgt u de gesproken prompts voor verdere aan-
wijzingen. Alle sessies met de UConnect Phone
beginnen met een druk op de toets
, die zich
bij de bedieningselementen op de radio bevindt.
Annuleeropdracht
U kunt na de pieptoon bij elke prompt zeggen
Annuleren waarna u terugkeert naar het
hoofdmenu. In een paar gevallen brengt het
systeem u echter terug naar het vorige menu.
UConnect™ Phone koppelen aan
(aansluiten op) een mobiele telefoon
Voordat u de UConnect™ Phone kunt gebrui-
ken, dient u een koppeling tot stand te brengen
met uw compatibele, met Bluetooth uitgeruste
mobiele telefoon (raadpleeg het gedeelte
Compatibele telefoons voor informatie over
het type telefoon).
Om de koppeling tot stand te kunnen brengen,
moet u de gebruikershandleiding van uw mo-
biele telefoon raadplegen. De UConnect™-
website biedt mogelijk ook gedetailleerde aan-
wijzingen voor het koppelen van uw telefoon.
Hieronder volgen algemene aanwijzingen voor
het koppelen van een telefoon aan de
UConnect™ Phone:
• Druk op de
toets om te beginnen. •
Na de prompt Gereed en de daaropvol-
gende pieptoon zegt u: Telefoonkoppeling
instellen .
• Na de prompt en de pieptoon zegt u Tele-
foon koppelen en volgt u de gesproken
prompts.
• Er wordt u gevraagd een pincode van vier
cijfers in te spreken, die u later nodig zult
hebben voor toegang tot uw mobiele tele-
foon. U kunt een willekeurige pincode van
vier cijfers invoeren. U hoeft deze pincode
niet te onthouden na de aanvankelijke kop-
peling.
• Om identificatie mogelijk te maken, wordt u
gevraagd op de UConnect™ Phone een
naam voor uw mobiele telefoon in te voeren.
Voer voor elke gekoppelde mobiele telefoon
een unieke telefoonnaam in.
• Vervolgens wordt u gevraagd uw mobiele
telefoon een prioriteitscijfer tussen 1 en 7 te
geven, waarbij 1 de hoogste prioriteit verte-
genwoordigt. U kunt maximaal zeven mo-
biele telefoons aan de UConnect™ Phone
koppelen. Er kan echter slechts één aange-
sloten mobiele telefoon tegelijk worden ge-
81
Functies telefoongesprekkenDe volgende functies zijn toegankelijk via de
UConnect™ Phone, indien deze functies wor-
den ondersteund door uw mobiele telefoon. Als
via uw mobiele telefoon bijvoorbeeld conferen-
tiegesprekken mogelijk zijn, is deze functie ook
toegankelijk via de UConnect™ Phone. Neem
contact op met uw mobielePhoneaanbieder
voor informatie over de beschikbare functies
op uw telefoon.
Een inkomend gesprek beantwoorden of
weigeren - Momenteel geen gesprek aan
de gang
Wanneer u op uw mobiele telefoon wordt ge-
beld, onderbreekt de UConnect™ Phone het
audiosysteem van de auto, indien dit is inge-
schakeld, en vraagt u of u de oproep wilt
beantwoorden. Druk op de
toets om het
gesprek te beantwoorden. Om het gesprek te
weigeren houdt u de
toets ingedrukt tot u
een pieptoon hoort die aangeeft dat het inko-
mende gesprek is geweigerd. Een inkomend gesprek beantwoorden of
weigeren - Momenteel gesprek aan de
gang
Als er een nieuwe oproep binnenkomt terwijl u
in gesprek bent, hoort u dezelfde netwerktonen
voor een wisselgesprek als op uw mobiele
telefoon. Druk op de
toets om het huidige
gesprek in de wacht te zetten en de inkomende
oproep te beantwoorden.
OPMERKING:
De huidige mobiele telefoons die compatibel
zijn met de UConnect™ Phone, bieden niet
de mogelijkheid een inkomend gesprek te
weigeren terwijl een ander gesprek wordt
gevoerd. Daarom kan de gebruiker óf het
inkomende gesprek beantwoorden óf nege-
ren.
Een tweede telefoontje plegen terwijl het
huidige gesprek aan de gang is
Als u wilt bellen terwijl u al een ander gesprek
voert, drukt u op de toets
en zegt u
Kiezen of Bellen , gevolgd door het telefoon-
nummer dat u wilt bellen of de naam uit het
telefoonboek. Het eerste gesprek wordt in de
wacht gezet terwijl het tweede gesprek aan de gang is. Raadpleeg
Heen en weer schakelen
tussen gesprekken voor informatie over het
teruggaan naar het eerste gesprek. Raadpleeg
Vergadergesprek voor informatie over het
combineren van twee gesprekken.
Een gesprek in/uit de wacht zetten
Om een gesprek in de wacht te zetten drukt u
op de
toets tot u één enkele pieptoon
hoort. Dit geeft aan dat het gesprek in de wacht
is gezet. Om het gesprek uit de wacht te zetten
houdt u de
toets ingedrukt tot u één enkele
pieptoon hoort.
Tussen gesprekken heen en weer
schakelen
Als er twee gesprekken gaande zijn (één actief
en de andere in de wacht), houdt u de
toets ingedrukt tot u één enkele pieptoon hoort
waarmee aangegeven wordt dat de status van
de twee gesprekken (één actief en de andere
in de wacht) is verwisseld. Er kan maar één
gesprek in de wacht gezet worden.
Vergadergesprek
Als er twee gesprekken gaande zijn (één actief
en de andere in de wacht) houdt u de
toets
ingedrukt tot u twee pieptonen hoort waarmee
86