Page 157 of 206
156
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODGEVALLEN
17
14
01
03
04
15
10
16
08
07
05
11
13
09
06
0220
7,5
–
–
10
15
–
10
10
–
15
–
5
10
–
– Zekeringen- en relaiskast in bagageruimte fig. 37
VERBRUIKERS ZEKERING AMPÈRAGE
Elektrisch dakbediening
Alarmregeleenheid
Vrij
Vrij
Lendensteunverstelling bestuurdersstoel
Regeleenheid versterker van merk HiFi audiosysteem
Vrij
Subwoofer aan zijkant rechtsachter
Stoelverwarming bestuurdersstoel
Trekhaak (inbouwvoorbereiding voor after-market montage zekering)
Stekkerdoos in bagageruimte
Vrij
Bandenspanningscontroleregeleenheid TPMS
Stoelverwarming passagiersstoel voor
Vrij
Vrij
Page 158 of 206

157
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODGEVALLEN
De vloeistof in de accu is gif-
tig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Het
opladen van de accu moet worden
uitgevoerd in een goed geventileer-
de ruimte, ver verwijderd van open
vuur en vonkvormende apparaten:
brand- en ontploffingsgevaar.
ATTENTIEGa voor het opladen als volgt te werk:
❒maak de klem los van de minpool op de
accu;
❒sluit de kabels van het laadapparaat aan
op de accupolen; let hierbij op de po-
lariteit;
❒schakel de acculader in;
❒aan het einde van het opladen: schakel
eerst de acculader uit en koppel dan de
accu los;
❒sluit de klem weer aan op de minpool
van de accu.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving voor het
opladen van de accu dient slechts ter in-
formatie. Wendt u bij voorkeur tot het
Abarth Servicenetwerk om deze werk-
zaamheden uit te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam en met
een lage stroomsterkte (ampèrage) gedu-
rende ca. 24 uur op te laden. Als u de ac-
cu snel oplaadt met een hoge stroom-
sterkte, kan de accu worden beschadigd.
Page 159 of 206
158
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODGEVALLEN
fig. 38F0M0237m
De auto mag uitsluitend aan de zijkanten
worden opgekrikt door de hefarm van de
garagekrik of de hefbrug te plaatsen, zoals
in de figuur is afgebeeld.
BELANGRIJK Als de auto aan de zijkant
opgekrikt wordt met een garagekrik, zorg
dan dat de side-skirts niet beschadigd wor-
den.
OPKRIKKEN VAN
DE AUTO
Als de auto omhoog gezet moet worden,
wendt u dan tot een werkplaats van het
Abarth Servicenetwerk; deze beschikt
over een garagekrik of hefbrug.
Probeer een bevroren accu
niet op te laden: eerst moet
de accu ontdooid worden, anders
loopt u het risico dat de accu ont-
ploft. Als de accu bevroren is geweest,
moet door deskundig personeel wor-
den gecontroleerd of de cellen niet
beschadigd zijn en of de bak geen
scheuren vertoont, waardoor de gif-
tige en corrosieve vloeistof kan weg-
lekken.
ATTENTIE
Page 160 of 206

159
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODGEVALLEN
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het
sleepoog bevindt zich in de gereedschap-
houder onder de bekleding in de bagage-
ruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 39
Ga als volgt te werk:
❒verwijder de dop A;
❒pak het sleepoog Buit de houder;
❒draai het sleepoog geheel op de
schroefdraadpen voor of achter.
Houd er bij het slepen reke-
ning mee dat de rem- en
stuurbekrachtiging niet werken als de
motor niet draait, waardoor meer
kracht nodig is voor de bediening van
het rempedaal en het stuur. Gebruik
voor het slepen geen elastische kabels
en rijd zo gelijkmatig mogelijk. Con-
troleer tijdens het slepen of de sleep-
kabel geen carrosseriedelen kan be-
schadigen. Houdt u bij het slepen van
een auto aan de wettelijke voorschrif-
ten. Dit geldt zowel voor het slepen
zelf als voor het gedrag naar andere
weggebruikers.
ATTENTIE
fig. 39F0M043Ab
Page 161 of 206

160
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
NOODGEVALLEN
Schakel voordat de auto ge-
sleept wordt, het stuurslot uit
(zie de paragraaf “Start-/contactslot”
in het hoofdstuk “Dashboard en be-
diening”). Houd er tijdens het slepen
rekening mee dat de rem- en stuurbe-
krachtiging niet werken als de motor
niet draait, waardoor meer kracht no-
dig is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur. Gebruik voor het
slepen geen elastische kabels en rijd zo
gelijkmatig mogelijk. Controleer tij-
dens het slepen of de sleepkabel geen
carrosseriedelen kan beschadigen.
Houdt u bij het slepen van een auto
aan de wettelijke voorschriften. Dit
geldt zowel voor het slepen zelf als
voor het gedrag naar andere wegge-
bruikers.
ATTENTIE
Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
ATTENTIE
Maak de schroefdraad zorg-
vuldig schoon, voordat u het
sleepoog op de schroefdraadpen
draait. Controleer, voordat de auto
wordt gesleept, of het sleepoog tot te-
gen de aanslag op de schroefdraad-
pen is gedraaid.
ATTENTIE
Page 162 of 206

161
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD
EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD .......................... 162
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA ...... 163
PERIODIEKE CONTROLES .............................................. 165
ZWAAR GEBRUIK VAN DE AUTO................................ 165
NIVEAUS CONTROLEREN .............................................. 166
LUCHTFILTER ...................................................................... 170
POLLENFILTER .................................................................... 170
ACCU ..................................................................................... 171
WIELEN EN BANDEN ....................................................... 173
RUBBER SLANGEN ............................................................ 174
RUITENWISSERS/ACHTERRUITWISSER ...................... 174
CARROSSERIE ...................................................................... 176
INTERIEUR ............................................................................ 179
O O
N N
D D
E E
R R
H H
O O
U U
D D
E E
N N
Z Z
O O
R R
G G
Page 163 of 206

162
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD
EN ZORG
BELANGRIJK De servicebeurten van het
Geprogrammeerd Onderhoud zijn door de
fabrikant voorgeschreven. Het niet uitvoe-
ren van deze servicebeurten kan het ver-
vallen van de garantie tot gevolg hebben.
De werkzaamheden van het geprogram-
meerd onderhoud kunnen door het
Abarth Servicenetwerk tegen vaste ta-
rieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tij-
dens het uitvoeren van de diverse inspec-
ties en controles van het geprogrammeerd
onderhoud, worden uitsluitend na toe-
stemming van de klant uitgevoerd.BELANGRIJK Het is raadzaam eventuele
kleine defecten onmiddellijk door het
Abarth Servicenetwerk te laten verhelpen
en daarmee niet te wachten tot de vol-
gende servicebeurt.
Als de auto vaak wordt gebruikt voor het
trekken van aanhangers, moeten er kor-
tere intervallen worden aangehouden
voor de werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslissende
factor voor een lange levensduur, de bes-
te prestaties en een zo zuinig mogelijk ge-
bruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft Abarth een
reeks controle- en onderhoudsbeurten sa-
mengesteld die iedere 30.000 km moeten
worden uitgevoerd.
Onthoud echter dat het geprogrammeerd
onderhoud niet volledig toereikend is om
de auto in optimale staat te houden: zo-
wel in de beginperiode voor de service-
beurt bij 30.000 kilometer als daarna, tus-
sen twee servicebeurten in, moet regel-
matig wat aandacht aan de auto worden
geschonken. Controleer bijvoorbeeld re-
gelmatig de bandenspanning en de vloei-
stofniveaus en vul deze laatste zo nodig bij.
Page 164 of 206

163
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
ONDERHOUD
EN ZORG
30 60 90 120 150 180
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●●●● ●
●●
●
●●●●● ●
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
De onderhoudsbeurten moeten iedere 30.000 km worden uitgevoerd
x 1000 km
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning
eventueel herstellen
Werking verlichting (koplamp-/achterlichtunits, richtingaanw.,
waarschuwingsknipperlichten, bagageruimte, interieur,
waarschuwings-/ controlelampjes enz.) controleren;
Werking ruitenwissers/-sproeiers voor/achter controleren
Remblokken voor en achter (schijfremmen) op conditie en
slijtage controleren
Visueel de conditie controleren van: buitenzijde carrosserie,
bodemplaatbescherming, uitlaat, brandstof- en remleidingen,
rubber delen (stofkappen, hoezen enz.), en rubber slangen
van het rem- en brandstofsysteem
Vergrendelmechanismen van de motorkap en achterklep
op vervuiling controleren en mechanismen smeren
Conditie van aandrijfriem(en) voor de hulporganen visueel
controleren
Aandrijfriem(en) voor hulporganen vervangen
Handrem controleren en eventueel afstellen