Page 81 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-31
6
accu’s. Voer als volgt EERSTE
HULP uit als er lichamelijk contact
is geweest met elektrolyt.
UITWENDIG: Spoel overvloedig
met water.
INWENDIG: Drink grote hoeveel-
heden water of melk en roep di-
rect de hulp in van een arts.
OGEN: Spoel gedurende 15 mi-
nuten met water en roep direct
medische hulp in.
Accu’s produceren het explosieve
waterstofgas. Houd daarom von-
ken, open vuur, sigaretten e.d. uit
de buurt van de accu en zorg voor
voldoende ventilatie bij acculaden
in een afgesloten ruimte.
HOUD DEZE EN ALLE ACCU’S BUI-TEN BEREIK VAN KINDEREN.
Om de accu op te laden
Vraag zo snel mogelijk een Yamaha dealer
de accu te laden als deze ontladen lijkt te
zijn. Vergeet niet dat de accu sneller ontla-
den raakt als de machine is uitgerust met
optionele elektrische accessoires.
LET OP
DCA16520
Voor het opladen van een VRLA (Valve
Regulated Lead Acid)-accu is een spe-
ciale acculader (met constante span-ning) vereist. Bij gebruik van een
conventionele acculader raakt de accu
beschadigd. Als u niet beschikt over een
acculader met constante spanning, laat
de accu dan opladen door uw Yamaha
dealer.
Om de accu op te bergen
1. Verwijder de accu als het voertuig lan-
ger dan een maand niet wordt ge-
bruikt, laad hem volledig bij en zet dan
weg op een koele en droge plek. LET
OP: Draai voordat u de accu verwij-
dert de sleutel naar “OFF” en haal
dan eerst de negatieve kabel en
daarna de positieve kabel los.
[DCA16302]
2. Als de accu langer dan twee maanden
wordt weggeborgen, moet deze min-
stens eenmaal per maand worden ge-
controleerd; laad de accu dan indien
nodig steeds volledig bij.
3. Laad de accu volledig bij alvorens te
installeren.
4. Controleer na installatie of de accuka-
bels correct zijn aangesloten op de ac-
cupolen.
LET OP
DCA16530
Houd de accu steeds opgeladen. Stallen
van een ontladen accu kan leiden totpermanente accuschade.
U13SD1D0.book Page 31 Friday, July 4, 2008 6:38 PM
Page 82 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-32
6
DAU23705
Zekeringen vervangen De hoofdzekering, de zekering van de
brandstofinspuiting en zekeringenkastje 1
zitten onder het bestuurderszadel. (Zie pa-
gina 3-19.)
Zekeringenkastje 2 bevindt zich onder pa-
neel A. (Zie pagina 6-7.)Vervang een zekering als volgt als deze is
doorgebrand.
1. Draai de contactsleutel naar “OFF” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit uit.
2. Verwijder de doorgebrande zekering
en breng een nieuwe zekering met de
voorgeschreven ampèrewaarde aan.
WAARSCHUWING! Gebruik geen
zekeringen met een hogere ampera-
ge dan aanbevolen om ernstigeschade aan het elektrische systeem
en mogelijk brand te voorkomen.
[DWA15131]
3. Draai de contactsleutel naar “ON” en
schakel het betreffende elektrische cir-
cuit in om te zien of de apparatuur
werkt.
4. Als de zekering direct opnieuw door-
brandt, vraag dan een Yamaha dealer
het elektrisch systeem te controleren.
1. Hoofdzekering
2. Reservezekering brandstofinjectiesysteem
3. Zekering brandstofinjectiesysteem
4. Zekeringenkastje 1
5. Backup-zekering (voor kilometerteller, klok
en startblokkeersysteem)
6. Zekering ETV (elektronische smoorklep)
7. Reservezekering
1. Zekeringenkastje 2
2. Zekering linker radiatorkoelvin
3. Zekering rechter radiatorkoelvin
4. Zekering signaleringssysteem
5. Zekering ontstekingssysteem
6. Zekering achterlichtcircuit
7. Koplampzekering
8. Reservezekering
Voorgeschreven zekeringen:
Hoofdzekering:
50.0 A
Zekering brandstofinjectiesysteem:
15.0 A
Zekering elektronische smoorklep:
7.5 A
Backup-zekering:
7.5 A
Zekering radiatorkoelvin:
15.0 A × 2
Zekering ontstekingssysteem:
15.0 A
Zekering signaleringssysteem:
10.0 A
Zekering achterlichtcircuit:
7.5 A
Koplampzekering:
15.0 A
U13SD1D0.book Page 32 Friday, July 4, 2008 6:38 PM
Page 83 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-33
6
DAU39012
Koplampgloeilamp vervangen De koplampen op dit model hebben halo-
geen gloeilampen. Vervang een koplamp-
gloeilamp als volgt als deze is doorgebrand.LET OP
DCA10650
Pas op en zorg dat de volgende onderde-
len niet worden beschadigd:
Koplampgloeilamp
Raak het glas van de koplampgloei-
lamp niet aan zodat dit vetvrij blijft,
anders kan de doorzichtigheid van
het glas, de lichtintensiteit en de le-
vensduur nadelig worden beïn-
vloed. Wrijf eventuele
verontreinigingen en vingerafdruk-
ken op het gloeilampglas weg met
een doekje gedrenkt in alcohol of
thinner.
Koplamplens
Plak geen kleurfolie of stickers op
de koplamplens.
Gebruik geen koplampgloeilamp
met een hoger wattage dan is voor-geschreven.1. Verwijder de gloeilampkap door deze
linksom te draaien.
2. Maak de koplampstekker los.3. Haak de gloeilamphouder los en ver-
wijder dan de defecte gloeilamp.
4. Breng een nieuwe koplampgloeilamp
aan en zet deze dan vast met de gloei-
lamphouder.
5. Sluit de koplampstekker aan.
6. Monteer de gloeilampkap door deze
rechtsom te draaien.
1. Raak het glas van de gloeilamp niet aan.
1. Gloeilampkap
1. Koplampstekker
1. Gloeilamphouder
U13SD1D0.book Page 33 Friday, July 4, 2008 6:38 PM
Page 84 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-34
6
7. Vraag indien nodig een Yamaha
dealer de koplamplichtbundel af te
stellen.
DAU24181
Achterlicht/remlichtunit Dit model is uitgerust met een LED-type
remlicht/achterlicht.
Als het remlicht/achterlicht niet gaat bran-
den, vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
DAU24204
Gloeilamp in richtingaanwijzer
vervangen 1. Verwijder de lamplens van de richtin-
gaanwijzer door de schroeven te ver-
wijderen.
2. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze in te drukken en linksom te
draaien.1. Schroef
U13SD1D0.book Page 34 Friday, July 4, 2008 6:38 PM
Page 85 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-35
6
3. Plaats een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting, druk deze in en draai rechtsom tot
hij stuit.
4. Monteer de lamplens door de schroef
aan te brengen. LET OP: Draai de
schroef niet te vast, hierdoor kan de
lens breken.
[DCA11191]DAU24312
Gloeilamp in kentekenverlichting
vervangen 1. Verwijder de lampeenheid voor kente-
kenverlichting door de schroeven los
te draaien.
2. Verwijder de lampfitting (samen met
de gloeilamp) door deze naar buiten te
trekken.3. Verwijder de defecte gloeilamp door
deze uit te trekken.
4. Steek een nieuwe gloeilamp in de fit-
ting.
5. Breng de lampfitting aan (samen met
de gloeilamp) door deze vast te druk-
ken.
6. Monteer de lampeenheid voor kente-
kenverlichting door de schroeven aan
te brengen.
1. Gloeilamp richtingaanwijzer
1. Schroef
1. Gloeilamp kentekenverlichting
2. Kentekenverlichtingsunit
U13SD1D0.book Page 35 Friday, July 4, 2008 6:38 PM
Page 86 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-36
6
DAU44940
Parkeerlicht Dit model heeft een parkeerlicht van het
LED-type.
Als het parkeerlicht niet werkt, laat dan een
controle uitvoeren door een Yamaha-
dealer.
DAU24350
Ondersteunen van de motorfiets Dit model is niet voorzien van een midden-
bok, neem daarom de volgende voorzorgs-
maatregelen in acht bij het verwijderen van
het voor- en achterwiel of bij het uitvoeren
van ander onderhoud waarbij de motorfiets
rechtop moet staan. Controleer of de motor-
fiets stabiel en horizontaal staat alvorens
onderhoud te verrichten. Onder het motor-
blok kan een stevige houten kist gezet wor-
den voor extra stabiliteit.
Onderhoud aan het voorwiel
1. Stabiliseer de achterzijde van de mo-
torfiets met een motorstandaard of, als
geen andere standaard voorhanden
is, door een krik te plaatsen onder het
frame aan de voorzijde van het achter-
wiel.
2. Breng het voorwiel los van de grond
met gebruik van een motorfietsstan-
daard.
Verwijderen van het achterwiel
Breng het achterwiel los van de grond met
een motorfietsstandaard of, als deze niet
voorhanden is, door een krik te plaatsen on-
der beide zijden van het frame aan de voor-
zijde van het achterwiel, of onder beide
uiteinden van de achterbrug.
DAU24360
Voorwiel
DAU33923
Om het voorwiel te verwijderen
WAARSCHUWING
DWA10821
Zorg dat de machine veilig wordt onder-steund, zodat deze niet kan omvallen.
1. Draai de wielasklembouten, de wielas-
bout en dan de remklauwbouten van
het voorwiel los.
2. Licht het voorwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-36.
3. Verwijder aan beide zijden de rem-
slanghouders door de bout en de moer
los te halen.
4. Verwijder aan beide zijden de rem-
klauwen door de bouten los te halen.
1. Parkeerlicht
1. Klembout voorwielas
U13SD1D0.book Page 36 Friday, July 4, 2008 6:38 PM
Page 87 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-37
6
5. Verwijder de wielasbout, druk de wie-
las vanaf de linkerzijde naar buiten en
verwijder dan het wiel. LET OP: Be-
krachtig de rem niet nadat de rem-
klauwen zijn verwijderd, hierdoor
worden de remblokken tegen elkaar
geknepen.
[DCA11051]DAU33933
Aanbrengen van het voorwiel
1. Breng het wiel omhoog tussen de
vorkpoten.
2. Steek de wielas naar binnen.
3. Breng de wielasbout aan en laat het
voorwiel dan zakken zodat dit op de
grond rust.
4. Monteer de achterremklauwen door
de bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.OPMERKINGKijk of er voldoende afstand tussen de rem-
blokken is voordat de remklauwen over deremschijven worden gemonteerd.5. Monteer de remslanghouders door de
bouten en moeren aan te brengen.
6. Draai de wielasbout vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
OPMERKINGBlokkeer bij het vastzetten van de wielas-
bout de wielas met een 19-mm zeskant-sleutel, zodat deze niet meedraait.
7. Zet wielasklembout B vast en draai
dan klembout A aan met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
1. Remslanghouder
2. Bout en moer
3. Remklauwbout
4. Remklauw
5. Wielasbout
1. Wielas
Aanhaalmoment:
Remklauwbout:
35 Nm (3.5 m·kgf, 25 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Wielasbout:
91 Nm (9.1 m·kgf, 66 ft·lbf)
U13SD1D0.book Page 37 Friday, July 4, 2008 6:38 PM
Page 88 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-38
6
8. Draai klembout B opnieuw aan met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
9. Tik met een rubber hamer tegen de
buitenkant van de rechter vorkpoot om
deze in lijn te brengen met het uiteinde
van de wielas.
10. Zet wielasklembout D vast en draai
dan klembout C aan met het voorge-
schreven aanhaalmoment.
11. Draai klembout D opnieuw aan met
het voorgeschreven aanhaalmoment.12. Bekrachtig de voorrem en duw het
stuur een paar keer stevig op en neer
om te zien of de voorvork correct
werkt.
DAU25080
Achterwiel
DAU44951
Verwijderen van het achterwiel
WAARSCHUWING
DWA10821
Zorg dat de machine veilig wordt onder-steund, zodat deze niet kan omvallen.
1. Draai de wielasmoer los.
2. Licht het achterwiel van de grond vol-
gens de werkwijze op pagina 6-36.
3. Verwijder de wielasmoer.
4. Draai de borgmoer los aan beide zij-
den van de achterbrug.
1. Klembout voorwielas A
2. Klembout voorwielas B
3. Klembout voorwielas C
4. Klembout voorwielas DAanhaalmoment:
Wielasklembout:
21 Nm (2.1 m·kgf, 15 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Wielasklembout:
21 Nm (2.1 m·kgf, 15 ft·lbf)
1. Wielasmoer
2. Stelbout spanning aandrijfketting
3. Borgmoer
4. Remklauw
5. Remklauwsteun
U13SD1D0.book Page 38 Friday, July 4, 2008 6:38 PM