
62
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
POLLENFILTER
MET ACTIEVE KOOLSTOF
De auto is voorzien van een pollenfilter met ac-
tieve koolstof. Dit filter heeft als taak om de
lucht naar het interieur te zuiveren en stofdeel-
tjes, pollen enz. te verwijderen. Het filter is ac-
tief ongeacht de luchttoevoer en heeft het bes-
te resultaat bij gesloten ruiten.
Laat de conditie van het filter minstens één keer
per jaar bij het Alfa Romeo Servicenetwerk con-
troleren; bij voorkeur aan het begin van de zo-
mer. Als de auto voornamelijk in een vervuil-
de of stoffige omgeving wordt gebruikt, ver-
dient het aanbeveling om de controle en ver-
vanging vaker dan voorgeschreven in het Ge-
programmeerd Onderhoudsschema te laten uit-
voeren (zie het hoofdstuk „Voorzorgsmaatre-
gelen en onderhoud”). Inschakeling AQS
(Air Quality System)
(voor uitvoeringen/markten, waar
voorzien)
De functie AQS schakelt de recirculatie auto-
matisch in als vervuilde lucht wordt gesignal-
eerd, bijvoorbeeld tijdens het rijden in de stad,
in een file en in tunnels.
WAARSCHUWINGAls AQS is ingeschakeld
en de recirculatiefunctie is een bepaalde tijd in-
geschakeld, staat de klimaatregeling geduren-
de ongeveer 1 minuut de toevoer van buiten-
lucht toe om de lucht in het interieur te ver-
versen; hierbij wordt geen rekening gehouden
met de vervuiling van de buitenlucht.
WAARSCHUWINGHet AQS wordt uitge-
schakeld bij een lage buitentemperatuur om te
voorkomen dat de ruiten beslaan. De functie
kan opnieuw worden ingeschakeld door op de
knopvte drukken; hierdoor gaat led „A”
op de knop vbranden.
Als het filter niet tijdig
wordt vervangen, vermin-
dert de werking van de kli-
maatregeling aanzienlijk, totdat er
geen lucht meer uit de uitstroomope-
ningen stroomt.

67
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
RUITEN REINIGEN
HENDEL RECHTS
De rechter hendel Afb. 43bedient de rui-
tenwissers/-sproeiers en achterruitwisser/
-sproeier.
Als de buitenverlichting brandt, worden bij het
inschakelen van de ruitensproeiers ook de kop-
lampsproeiers ingeschakeld.
Ruitenwissers/-sproeiers
De rechter hendel kan in vijf verschillende stan-
den worden gezet:
0: ruitenwissers uitgeschakeld;
1: wissen met interval.
Verdraai, als de hendel in stand 1staat, draai-
knop op A, waarbij u uit vier intervalstanden
kunt kiezen:
■= lang interval
■= gemiddeld interval
■= gemiddeld - snel interval
■= snel interval2: continu langzaam wissen
3: continu snel wissen
4: tijdelijk snel wissen (onvergrendelde stand)
De functie in stand 4blijft ingeschakeld zolang
de hendel in deze stand wordt gehouden. Als
de hendel wordt losgelaten, keert deze terug
naar de beginstand 0en stoppen de ruiten-
wissers automatisch.
A0G0098mAfb. 43
Gebruik de ruitenwissers niet
om opgehoopte sneeuw of ijs
van de voorruit te verwijde-
ren. In die omstandigheden grijpt, als
de ruitenwissers te zwaar worden be-
last, de beveiliging in, die ervoor zorgt
dat de ruitenwissers enkele seconden
worden uitgeschakeld. Wend u zich tot
het Alfa Romeo Servicenetwerk als de
werking niet wordt hersteld.

73
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Automatische uitschakeling van de
cruise control
De cruise control wordt tijdelijk uitgeschakeld
als het ABS of VDC ingrijpt (na een maximaal
toegestane tijd): in dit geval blijft de laatste op-
geslagen snelheid bewaard en kan worden op-
geroepen door knop RESin te drukken.
Bij een storing van de cruise control of het mo-
tormanagementsysteem wordt het systeem uit-
geschakeld totdat de elektronische sleutel uit
het startsysteem wordt verwijderd. Wend u zich
in dit geval tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Het systeem wordt ook automatisch uitgescha-
keld als de knop AofRESonjuist of per onge-
luk wordt bediend: in dat geval kan het systeem
weer worden ingeschakeld door de auto met
de gewenste snelheid te laten rijden en de hen-
del omhoog (+) of omlaag (–) te plaatsen.SYSTEEM UITSCHAKELEN
Het systeem wordt in de volgende gevallen uit-
geschakeld:
❒door knop A-Afb. 46in stand Ote
zetten;
❒schakel de motor uit of haal de elektroni-
sche sleutel uit het startsysteem;
❒intrappen van het rempedaal, intrappen van
het koppelingspedaal (in deze gevallen blijft
de snelheid opgeslagen en kan deze wor-
den opgeroepen met de knop RES);
❒intrappen van het gaspedaal: in dit ge-
val wordt het systeem slechts tijdelijk uit-
geschakeld; als het pedaal wordt losge-
laten, schakelt het systeem automatisch
opnieuw in;
❒als de voertuigsnelheid lager wordt dan de
limiet (in dat geval blijft de laatst opgesla-
gen snelheid bewaard en kan worden op-
geroepen door de knop RESin te drukken);
Bij een storing of defect van
de cruise control moet de
draaiknop A-Afb. 46 in stand O wor-
den gezet. Controleer de zekering
en laat het systeem door het Alfa
Romeo Servicenetwerk controleren.
OPGELET
Als de cruise control tijdens
het rijden is ingeschakeld,
mag u de versnellingspook nooit in
de vrijstand zetten.
OPGELET

84
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
❒Om de accu niet teveel te belasten, de kap
indien mogelijk alleen met ingeschakelde
motor activeren.
❒Alvorens de kap te sluiten, eventuele
„vreemde lichamen” van het frame van de
voorruit verwijderen, die het sluiten ervan
kunnen verhinderen.
❒Houd u zich aan de eerdergenoemde vei-
ligheidswaarschuwingen.
❒De bedieningsmanoeuvre van de kap wordt
automatisch verhinderd door het niet slui-
ten van de bagageruimte. In elk geval con-
troleren of deze gesloten is, alvorens de
manoeuvre uit te voeren.
Door te drukken op de knop C-Afb. 61gaan
de zijruiten iets naar beneden. ❒Aan het begin van de openings- of slui-
tingshandeling van de kap, altijd controle-
ren of de ruiten van de portieren automa-
tisch iets omlaag gaan („short drop”). In
het tegenovergestelde geval de active-
ringsknop van de kap loslaten C-Afb. 61
en de ruiten van beide deuren omlaag be-
wegen door de betreffende knoppen te be-
dienen, of de deuren iets te openen. Mocht
de storing voortduren, oftewel de ruiten
niet gedeeltelijk omlaag gaan voor het be-
dienen van de kap, wend u zich dan tot het
Alfa Romeo Servicenetwerk.
A0G0297mAfb. 61
❒Wanneer de kap wordt bediend door het
indrukken van de knop C-Afb. 61, en
in een willekeurige tussenstand wordt ge-
laten, ook met elektronische sleutel uit het
startsysteem verwijderd, doen zich onder-
staande condities voor:
– na 12 minuten, door te drukken op de
knopC-Afb. 61is het mogelijk de kap
alleen te sluiten;
– na nog 3 minuten, door te drukken op
de knop Cis het niet meer mogelijk de
kap te openen of te sluiten. Om de kap
weer normaal te kunnen bedienen door
middel van de knop Cis het noodzake-
lijk ten minste 10 minuten te wachten,
met elektronische sleutel uit het start-
systeem verwijderd, zodat het bedie-
ningssysteem kan afkoelen.

88
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
De montage/demontage-
werkzaamheden van de
wind stopper moeten worden uitge-
voerd met de klap ingeklapt in het
daarvoor bestemde vak en met open
deksel van het vak voor de kap.
OPGELET
A0G0280mAfb. 75
WIND STOPPER
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Geplaatst achter de stoelen Afb. 75, wordt
het rijcomfort bij alle snelheden verbeterd door-
dat de luchtturbulentie die in het interieur wordt
gecreëerd bij het rijden met „open dak” beperkt
wordt.Montage
Voer de volledige manoeuvre voor de opname
van de kap in haar bak uit, door de knop
C-Afb. 61te activeren.
Ga als volgt te werk:
❒Breng de kapafdekking in geopende posi-
tie tot stilstand (wanneer de kap zich in de
bak bevindt) om toegang te kunnen ver-
krijgen tot de bevestigingen van de twee
doppen in de sleufvormige openingen van
de profilering op de bovenwand tussen de
Roll Bars, en toegankelijk vanuit de ach-
terwand van die bak.
A0G0282mAfb. 76
WAARSCHUWINGAls al deze handelingen
voltooid zijn, wend u zich dan hoe dan ook
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk voor de
noodzakelijke werkzaamheden voor het her-
stel van de functionaliteit van de kap.
Opening kap
Om de noodopening van de kap uit te voeren,
dient u zich tot het Alfa Romeo Servicenetwerk
te wenden.
A0G0296mAfb. 74

A0G0226mAfb. 88
98
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor
het comfort en de veiligheid van uzelf en de
overige weggebruikers. Voor optimaal zicht en
zichtbaarheid moeten de koplampen op de juis-
te wijze zijn afgesteld. Wend u zich voor de
controle en de eventuele instelling tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk.
KOPLAMPVERSTELLING
Deze werkt als de sleutel in het startsysteem
is geplaatst en de dimlichten branden.
Als de auto is beladen en achterover helt, schijnt
de lichtbundel meer omhoog. De koplampen
moeten dan juist worden afgesteld.
U kunt de stand van de koplampen met behulp
van de knop A-Afb. 88op het paneel naast
het stuur afstellen.
Als de auto is voorzien van bi-xenon koplam-
pen, worden de koplampen elektronisch afge-
steld en is knop Aniet aanwezig.

99
De knop kan in vier standen worden gezet; de
standen komen overeen met de hieronder aan-
gegeven belastingen:
❒positie0– lading: bestuurder / bestuur-
der + passagier voor;
❒positie1– lading: bestuurder + 3 passa-
giers/bestuurder + 3 passagiers + lading
bagageruimte (65 kg voor de uitvoering
2.2 JTS, 50 kg voor de uitvoering 3.2 JTS);
❒positie2– lading: bestuurder + lading ba-
gageruimte (290 kg voor de uitvoering 2.2
JTS, 275 kg voor de uitvoering 3.2 JTS);
❒positie3– mag niet gebruikt worden.
WAARSCHUWING Controleer altijd de
stand van de koplampen als het gewicht van
de vervoerde lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR
AFSTELLEN
Wend u zich voor de controle en de eventuele
instelling tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
KOPLAMPAFSTELLING IN
HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het
land waarin de auto is verkocht. In landen waar
op de andere weghelft wordt gereden, moet
om tegenliggers niet te verblinden als volgt te
werk worden gegaan:
❒verwijder de beschermdop van de koplamp
(zie de paragraaf „Dimlicht” in het hoofd-
stuk „In noodgevallen”);
❒zet het hendeltje opzij A-Afb. 89.A0G0050mAfb. 89
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN

101
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Storing in EBD
Dit wordt aangegeven door de brandende lamp-
jes
>+xop het instrumentenpaneel (in
combinatie met de weergave van een bericht
op het display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en
berichten”).
In dit geval kunnen bij krachtig remmen de ach-
terwielen vroegtijdig blokkeren waardoor de au-
to kan slippen. Rijd uiterst voorzichtig verder
naar het dichtstbijzijnde bedrijf in het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk om het systeem te laten
controleren.
BRAKE ASSIST
(regeling bij noodstops)
Het systeem, dat niet uitgeschakeld kan wor-
den, herkent noodstops (afhankelijk van de
snelheid waarmee het rempedaal wordt inge-
trapt) waardoor het sneller op het remsysteem
kan ingrijpen.
Brake Assist wordt bij een auto met VDC uit-
geschakeld als een storing wordt gesignaleerd
(een storing wordt aangegeven door het bran-
den van het lampje
áop het instrumenten-
paneel (in combinatie met de weergave van
een bericht op het display).
STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Dit wordt aangegeven door een brandend lamp-
je
>op het instrumentenpaneel (in combi-
natie met de weergave van een bericht op het
display) (zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”). In dat geval blijft het remsysteem
normaal werken, maar zonder de mogelijkhe-
den van het ABS.
Rijd voorzichtig verder naar het dichtstbijzijn-
de bedrijf in het Alfa Romeo Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren.