
22
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOFMETER
Afb. 15
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof in
de tank aan.
Het lampje gaat branden als in de brandstof-
tank nog ongeveer 10 liter brandstof aanwe-
zig is. Als de actieradius minder dan ongeveer
50 km (of 31 mijl) bedraagt, wordt op het dis-
play een waarschuwingsbericht weergegeven.
0– tank leeg.
1– volle tank (zie de paragraaf „Tanken met
de auto” in dit hoofdstuk).
Als lampje Ktijdens het rijden
gaat knipperen, moet
u zich tot het Alfa Romeo Ser-
vicenetwerk wenden.
A0G00177mAfb. 15
INSTRUMENTEN
TOERENTELLER
De toerenteller levert informatie over het toeren-
tal van de motor. Als de wijzer van de toerentel-
ler zich in het rode gebied bevindt nabij het uit-
einde van het bereik, draait de motor met een
te hoog toerental, waardoor de mechanische on-
derdelen kunnen beschadigen: als de toerentel-
ler zich in dit gebied bevindt, moet het toerental
door de bestuurder worden aangepast.
WAARSCHUWINGDe inspuiting blokkeert
geleidelijk de brandstofstroom als de motor met
een te hoog toerental draait (wijzer van de toe-
renteller in het rode gebied), waardoor het ver-
mogen van de motor lager wordt en het toe-
rental weer het veilige gebied bereikt.De toerenteller kan, afhankelijk van de situatie,
bij stationair toerental een kleine of herhaaldelijk
voorkomende stijging van het toerental aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel dat kan optreden
als bijvoorbeeld de klimaatregeling of de elektro-
ventilateur wordt ingeschakeld. In deze gevallen
dient een geringe toerentalstijging voor het be-
houd van de lading van de accu.

23
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
WAARSCHUWINGOnder sommige om-
standigheden (bijvoorbeeld op een steile helling)
kan de meter een andere waarde aangeven dan
de werkelijke hoeveelheid in de tank en de wij-
zigingen kunnen met een vertraging worden
weergegeven. Dit hoort bij de normale werking
van de meter.Als het waarschuwingslampje ugaat branden
(in combinatie met de weergave van een bericht
op het display), is de koelvloeistoftemperatuur
te hoog; zet in dat geval de motor uit en wend
u zich tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGAls de wijzer het rode
gebied nadert, kan dit te maken hebben met
een bijzondere situatie, zoals het rijden met la-
ge snelheid, op een helling, volledig beladen of
met een aanhanger of bij een hoge omge-
vingstemperatuur.
A0G0178mAfb. 16
KOELVLOEISTOFTEMPERATU
URMETER Afb. 16
De wijzer geeft de koelvloeistoftemperatuur weer;
de aanduiding start als de temperatuur van de
vloeistof hoger wordt dan ongeveer 50 °C .
Onder normale omstandigheden bevindt de wij-
zer zich in het midden van de schaalverdeling.
Als de wijzer in de buurt van het rode gebied
komt, moet de bestuurder minder grote pres-
taties van de auto verlangen.

24
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENMOTOROLIETEM-
PERATUURMETER
(benzine-uitvoeringen,
behalve 1750 TURBO
BENZINE) Afb. 17
De wijzer geeft de motorolietemperatuur weer;
de aanduiding start als de temperatuur van de
olie hoger wordt dan ongeveer 70 °C.
Als de wijzer in de buurt van het rode gebied
komt, moet de bestuurder minder grote pres-
taties van de auto verlangen.
A0G0179mAfb. 17
Als het waarschuwingslampje `onder het rij-
den gaat branden (in combinatie met de weer-
gave van een bericht op het display), is de mo-
torolietemperatuur te hoog; zet in dat geval de
motor uit en wend u zich tot het Alfa Romeo
Servicenetwerk.
WAARSCHUWINGAls de wijzer het rode
gebied nadert, kan dit te maken hebben met
een bijzondere situatie, zoals het rijden met
lage snelheid, op een helling, volledig beladen
of met een aanhanger of bij een hoge
omgevingstemperatuur.
A0F0180mAfb. 18
TURBODRUKMETER
(uitvoeringen 1750 TURBO
BENZINE en diesel)
Afb. 18
De wijzer geeft de turbodruk aan.

25
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
AUTOMATISCHE REGELING
VAN DE LICHTINTENSITEIT
Om de maximale zichtbaarheid en het maximale
comfort onder alle rij-omstandigheden te berei-
ken (bijv. als overdag wordt gereden met inge-
schakeld licht, als wordt gereden in tunnels enz.)
is in de snelheidsmeter een sensor aanwezig,
waarmee automatisch, nadat de elektronische
sleutel in het startsysteem is geplaatst en de
START/STOP-knop is ingedrukt, de lichtin-
tensiteit kan worden geregeld van de symbo-
len/het instrumentenpaneel, het autoradiodis-
play, het display van de klimaatregeling, het dis-
play van het radio-/navigatiesysteem (voor uit-
voeringen/markten, waar voorzien) en de in-
strumenten (brandstofmeter, motorolietempe-
ratuurmeter (benzine-uitvoeringen) of turbo-
drukmeter (dieseluitvoeringen' en de koelvloei-
stoftemperatuurmeter).
LICHTINTENSITEIT
INSTRUMENTENPANEEL
HANDMATIG INSTELLEN
Met deze functie kan de lichtintensiteit (op 8 ni-
veaus) van de symbolen/het instrumentenpa-
neel, het autoradiodisplay, het display van de
klimaatregeling, het display van het radio-/ na-
vigatiesysteem (voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien) en de instrumenten (brand-
stofmeter, olietemperatuurmeter (benzine-uit-
voeringen) of turbodrukmeter (dieseluitvoe-
ringen) en de koelvloeistoftemperatuurmeter)
worden geregeld.
Druk voor het regelen van de lichtintensiteit kort
op de knop +op de linker hendel voor het ver-
hogen of op de knop –voor het verlagen van
de intensiteit: op het display verschijnt een be-
richt en een getal dat de op dit moment gese-
lecteerde lichtintensiteit aangeeft. Dit scherm
blijft enige seconden zichtbaar en verdwijnt ver-
volgens.
A0G0072mAfb. 18/a
KNOP VOOR OP NUL
ZETTEN VAN DE DAGTELLER
Afb. 18/a
Druk voor het op nul zetten van de dagteller-
stand enkele seconden op de knop A.

26
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENHet middelste deel van het display met de da-
tumCblijft altijd ingeschakeld, totdat er een
functie wordt ingeschakeld die op het display
moet worden weergegeven (bijvoorbeeld „Re-
gelen lichtintensiteit”) of andere informatie over
de status van de auto.
Als de sleutel is verwijderd (en er een portier
wordt geopend), worden op het display gedu-
rende enige seconden de tijd en de kilometer-
stand (of mijlenstand) en de buitentempera-
tuur weergegeven
INFORMATIE OVER
DE AUTO
(per gebeurtenis)
❒Afstand tot volgende servicebeurt;
❒Informatie Tripcomputer;
❒Instelling van de lichtintensiteit;
❒Weergave motorolieniveau;
WAARSCHUWINGAls een portier wordt
geopend, geeft het display gedurende enige se-
conden de tijd, de kilometerstand en de bui-
tentemperatuur weer.
INSTELBAAR
MULTIFUNCTIONEEL
DISPLAY
Il Op het instelbare multifunctionele display kan
nuttige en belangrijke informatie tijdens de rit
worden weergegeven, zoals:
INFORMATIE OP HET
STANDAARD SCHERM
❒TijdA-Afb. 19;
❒BuitentemperatuurB;
❒DatumC;
❒DagtellerstandD;
❒Kilometertotaalstand E;
❒Informatie over de status van de auto F
(bijvoorbeeld geopende portieren of even-
tuele ijsvorming op het wegdek).
A0G0015mAfb. 19

27
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
A0G0074mAfb. 20
„SETUP”-MENU
Bovendien is een setup-menu aanwezig, waar-
mee door het indrukken van de knop MENU
en+/–(zieAfb. 20), de op de volgende
pagina's beschreven instellingen kunnen wor-
den uitgevoerd. Het setup-menu kan worden
geactiveerd door de knop MENUkort in te
drukken.
Het menu bestaat uit een aantal opties die door-
lopend na elkaar worden weergegeven
Afb. 25.
Een menupunt selecteren in het
hoofdmenu zonder submenu:
❒als de knop MENUkort wordt ingedrukt,
kunt u een onderdeel in het hoofdmenu kie-
zen dat moet worden gewijzigd;
❒met de knop +of–(door de knop telkens
in te drukken) kan de nieuwe instelling
worden geselecteerd;
❒als de knop MENUkort wordt ingedrukt,
wordt de instelling opgeslagen en gaat
u terug naar de vorige menuoptie in het
hoofdmenu.
BEDIENINGSKNOPPEN
MENU
Knop kort indrukken: bevestigen van de
gewenste optie en/of doorgaan naar het vol-
gende scherm;
Knop lang indrukken: zorgt voor terugke-
ren naar het voorgaande scherm zonder de ge-
kozen optie op te slaan;
+/–voor het doorlopen naar boven/beneden
van de opties in het setup-menu of het verho-
gen/verlagen van de op het scherm weerge-
geven waarde.
Als op het display het standaard scherm wordt
weergegeven, wordt met de knoppen+/–de
intensiteit van de instrumentenpaneelverlich-
ting geregeld.

28
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
„Datum” en „Klokje”selecteren:
❒als u de knop MENUkort indrukt, kunt
u de instelling selecteren die u wilt wijzi-
gen (bijvoorbeeld uren/minuten of jaar/
maand/dag);
❒met de knop +of–(door de knop telkens
in te drukken) kan de nieuwe instelling
worden geselecteerd;
❒als u de knop MENUkort indrukt, kunt
u de instelling opslaan en gaat u verder
naar de volgende menuoptie. Als deze me-
nuoptie de laatste is, gaat u terug naar de
vorige menuoptie.
WEERGAVE
MOTOROLIENIVEAU
Als de elektronische sleutel in het startsysteem
wordt geplaatst, wordt op het display gedu-
rende enige seconden het motorolieniveau
weergegeven. Druk tijdens deze fase, om de
weergave te wissen en door te gaan naar het
volgende scherm, op de knop MENU.
Bij een te laag/te hoog motorolieniveau ver-
schijnt op het display een waarschuwing.
WAARSCHUWING Voor het juiste olieni-
veau moet altijd het niveau met de peilstok wor-
den gecontroleerd (zie de paragraaf „Niveaus
controleren” in het hoofdstuk „Onderhoud van
de auto”).
WAARSCHUWINGOm er zeker van te zijn
dat de juiste waarde wordt aangegeven, moet
de controle nogmaals worden uitgevoerd als de
auto op een horizontale ondergrond staat.
WAARSCHUWINGWacht, om het olieni-
veau op de juiste wijze te meten, na het plaat-
sen van de sleutel ongeveer 2 seconden voor-
dat de motor wordt gestart.
WAARSCHUWINGHet motorolieniveau
kan hoger worden als de auto langere tijd niet
wordt gebruikt.
Selectie van een optie in het
hoofdmenu met een submenu:
❒als de knop MENUkort wordt ingedrukt,
wordt de eerste optie in het submenu weer-
gegeven;
❒met de knop +of–(door de knop telkens
in te drukken) kunt u de menuopties van
het submenu doorlopen;
❒als u de knop MENUkort indrukt, kunt
u de menuoptie van het submenu selecte-
ren en wordt het betreffende instellingen-
menu geopend;
❒met de knoppen +of–(door de knop tel-
kens in te drukken) kan de nieuwe instelling
voor deze optie van het submenu worden ge-
selecteerd;
❒als u de knop MENUkort indrukt, kunt
u de instelling opslaan en gaat u terug naar
de eerder geselecteerde menuoptie.

29
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Druk, om vanaf het standaard scherm de navigatie te bereiken, kort op de knop MENU. Druk op de knop +of–om in het menu te navigeren. Bij een rij-
dende auto wordt om veiligheidsredenen alleen een beperkt menu weergegeven („Snelheidslimiet instellen”). Als de auto stilstaat, is het uitgebreide menu
toegankelijk. Als het radio-/navigatiesysteem aanwezig is, kunnen alleen de volgende functies worden ingesteld: „Snelheidslimiet”, „Gevoeligheid schemer-
sensor” (voor uitvoeringen/markten, waar voorzien) en „Waarschuwingszoemer niet omgelegde veiligheidsgordel opnieuw inschakelen”. De andere func-
ties worden weergegeven op het display van het radio-/navigatiesysteem en kunnen daar worden ingesteld.
Afb. 21
VOL. ZOEMERSERVICEMENU VERLATENAUTOMAT.
MISTLICHTRESET TRIP B
KLOK
MODUS 12/24
DATUM
HERHAAL. RADIO
BAGAGERUIMTE ONAFH.
BEST.PORT. ONTGR.
VERGR. PORTIEREN MAATEENHEDEN VOL. TOETSEN
TAALSNELHEIDS-
SNELHEID
A0G0218g