Page 57 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
2. Verwijder het uitsteeksel op het
stroomlijnpaneel A uit het gat in het
stroomlijnpaneel B, zie afbeelding.3. Verwijder het voorste uitsteeksel uit de
gleuf, schuif het stroomlijnpaneel naar
voren en verwijder vervolgens de ove-
rige uitsteeksels uit de gleuven, zie af-
beelding.
4. Maak de kabelstekker van de richtin-
gaanwijzer los.
1. Snelsluitschroef
2. Drukclip
1. Stroomlijnpaneel B
2. Bout
3. Drukclip
1. Drukclip
1. Snelsluitschroef
2. Drukclip
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
U13SD0D0.book Page 8 Tuesday, August 28, 2007 9:25 AM
Page 58 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel1. Sluit de kabelstekker van de richtin-
gaanwijzer aan.2. Steek de uitsteeksels in de gleuven,
schuif het stroomlijnpaneel naar ach-
teren en steek vervolgens het voorste
uitsteeksel in de gleuf.3. Steek het uitsteeksel op het stroomlijn-
paneel A in het gat in het stroomlijnpa-
neel B, zie afbeelding.
4. Breng de bouten, drukclips en de snel-
sluitschroef aan.
DAU39092
Stroomlijnpaneel C
Verwijderen van stroomlijnpaneel1. Verwijder het stroomlijnpaneel B en
het paneel B. (Zie pagina 6-7.)
2. Maak de kabelboom los door op het
uitsteeksel te drukken om de plastic
drukclip te openen.
1. Stroomlijnpaneel A
2. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Stroomlijnpaneel B
2. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Stroomlijnpaneel A
2. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Stroomlijnpaneel B
2. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
U13SD0D0.book Page 9 Tuesday, August 28, 2007 9:25 AM
Page 59 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
3. Verwijder de bouten en de drukclip, en
trek het stroomlijnpaneel dan los zoals
getoond.Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Plaats de gleuf in stroomlijnpaneel C
over het uitsteeksel op het voorste
stroomlijnpaneel.
2. Breng de bouten en de drukclip aan.
3. Plaats de kabelboom in de oorspron-
kelijke positie, en sluit daarna de plas-
tic drukclip.
4. Breng het stroomlijnpaneel en het fra-
mepaneel aan.
DAU39060
Panelen A en B
Om een van de panelen te verwijderenVerwijder de bouten en trek het paneel los
zoals getoond.Aanbrengen van het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke po-
sitie en breng dan de bouten aan.
1. Kunststof bevestigingsstrip
2. Uitsteeksel
3. Kabelboom
1. Stroomlijnpaneel C
2. Bout
3. Drukclip
1. Stroomlijnpaneel C
2. Sleuf
3. Voorste stroomlijnpaneel
4. Uitsteeksel
1. Paneel B
2. Bout
U13SD0D0.book Page 10 Tuesday, August 28, 2007 9:25 AM
Page 60 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-11
6
DAU19652
Controleren van de bougies Bougies vormen belangrijke onderdelen
van de motor die periodiek moeten worden
gecontroleerd, bij voorkeur door een
Yamaha dealer. Omdat bougies door verhit-
ting en neerslag altijd langzaam slijten,
moeten de bougies worden verwijderd en
gecontroleerd volgens de tijden genoemd in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. De conditie van de bougies kan daar-
naast veel duidelijk maken over de conditie
van de motor.
De porseleinen isolator rond de centrale
elektrode moet licht tot gemiddeld bruin ver-
kleurd zijn (de ideale kleur als normaal met
de machine wordt gereden), en alle bougies
in de motor horen dezelfde verkleuring te
hebben. Wanneer een bougie een heel an-
dere kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke pro-
blemen niet zelf vast te stellen. Laat in
plaats daarvan uw machine nakijken door
een Yamaha dealer.
Vervang een bougie als de elektroden blij-
ken te zijn afgesleten en als overmatige
koolaanslag of andere neerslag gevonden
wordt.Voordat een bougie wordt aangebracht
moet de elektrodenafstand met een draad-
voelmaat worden gemeten; breng indien
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING:Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slagverder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.LET OP:
DCA10840
Gebruik geen gereedschap om de bou-
giedop te verwijderen of aan te brengen,
om de bobinekabel niet te beschadigen.
De bougiedop is mogelijk lastig te ver-
wijderen omdat de rubber afdichting aan
het uiteinde stevig vastzit. Haal de bou-
giedop los door hem heen en weer te
draaien en tegelijkertijd los te trekken;
breng de bougiedop aan door heen en
weer te draaien en tegelijkertijd aan tedrukken.
Voorgeschreven bougie:
NGK/CR10EK
1. ElektrodenafstandElektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
12.5 Nm (1.25 m·kgf, 9.0 ft·lbf)
U13SD0D0.book Page 11 Tuesday, August 28, 2007 9:25 AM
Page 61 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-12
6
DAU38995
Motorolie en oliefilterpatroon Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en de oliefilterpatroon wor-
den vervangen volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKIN
G:
Zorg dat het voertuig rechtop staat bij het
controleren van het motorolieniveau. Wan-
neer hij iets schuin staat, kan het niveau alfoutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
3. Wacht een paar minuten om de olie tot
rust te laten komen.
4. Verwijder de peilstok en veeg deze
schoon. Steek de peilstok terug in de
olievulopening (zonder vast te
draaien) en verwijder dan opnieuw om
het olieniveau te controleren.
OPMERKING:Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveaustaan.
5. Als de motorolie bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de olievuldop en
vul voldoende olie van de aanbevolen
soort bij tot het correcte niveau.6. Steek de peilstok in en draai deze vast
en installeer dan de olievuldop en
draai vast.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van oliefilterpatroon)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Verwijder het stroomlijnpaneel A. (Zie
pagina 6-7.)
3. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan
uit.
4. Zet een oliecarter onder de motor om
de gebruikte olie op te vangen.
5. Verwijder de olievuldop en de aftap-
plug om de olie uit het carter te laten
stromen.1. Peilstok
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Olievuldop
U13SD0D0.book Page 12 Tuesday, August 28, 2007 9:25 AM
Page 62 of 106
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
OPMERKIN
G:
Sla de stappen 6–12 over als de oliefilterpa-troon niet wordt vervangen.
6. Verwijder de schakelhendel door de
bout los te halen en de hendel van de
as los te trekken.
7. Verwijder de tankbeluchtingsslan-
gen/overloopslangen uit de geleiders.8. Verwijder de oliefilterpatroon met een
oliefiltersleutel.
OPMERKING:De Yamaha dealer kan een oliefiltersleutelleveren.
9. Smeer een dun laagje motorolie op de
o-ring van de nieuwe oliefilterpatroon.OPMERKING:Zorg dat de o-ring correct aanligt.
10. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon met
een oliefiltersleutel en zet hem dan
met een momentsleutel vast met het
voorgeschreven aanhaalmoment.
1. Olieaftapplug
1. Bout
2. Schakelhendel
3. Oliefilterpatroon
4. Geleider
5. Tankbeluchtingsslang/overloopslang
1. Oliefiltersleutel
1. O-ring
U13SD0D0.book Page 13 Tuesday, August 28, 2007 9:25 AM
Page 63 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
11. Breng de tankbeluchtingsslan-
gen/overloopslangen in de geleiders
aan en plaats ze in de oorspronkelijke
positie.
12. Breng de schakelhendel aan door de
merkstreep op de schakelhendel op
één lijn te brengen met de merkstreep
op de schakelas, vervolgens de bout
aan te brengen en deze met het voor-
geschreven aanhaalmoment vast te
zetten.
LET OP:
DCA15341
Zorg ervoor dat de merkstrepen op één
lijn staan om een juiste schakeling te ga-
randeren.
Als de merkstrepen niet op één lijn
staan, zal de beweging van de schakel-
hendel niet juist zijn en kunt u misschienniet opschakelen of terugschakelen.
13. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
OPMERKING:Controleer of de onderlegring beschadigd isen vervang indien nodig.
14. Vul bij met de voorgeschreven hoe-
veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.OPMERKING:Alle gemorste olie moet worden afgeveegd,
nadat de motor en het uitlaatsysteem zijnafgekoeld.
1. MomentsleutelAanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:
17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
1. Bout
2. Schakelas
3. Lijn merktekens uit
4. Schakelhendel
Aanhaalmoment:
Bout van schakelhendel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.40 L (2.54 US qt) (2.11 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.60 L (2.75 US qt) (2.29 Imp.qt)
U13SD0D0.book Page 14 Tuesday, August 28, 2007 9:25 AM
Page 64 of 106

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
LET OP:
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.15. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
OPMERKIN
G:
Nadat de motor is gestart moet het waar-
schuwingslampje olieniveau uitgaan, alshet olieniveau correct is.LET OP:
DCA10400
Zet de motor direct af als het waarschu-
wingslampje olieniveau knippert of blijft
branden en laat de machine controlerendoor een Yamaha dealer.
16. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
17. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU39084
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.OPMERKING:
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING:Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan.
1.“CD” specificatie
2.“ENERGY CONSERVING II”
1
2
U13SD0D0.book Page 15 Tuesday, August 28, 2007 9:25 AM