Page 57 of 92

1. Dop koelvloeistofreservoir
DCA10471
LET OP:
●Als er geen koelvloeistof voor-
handen is, gebruik in plaats
daarvan dan gedistilleerd
water of zacht leidingwater.
Gebruik geen hard water of
zout water, hierdoor kan de
motor worden beschadigd.
●Vervang, indien water in plaats
van koelvloeistof is gebruikt,
het water zo snel mogelijk door
koelvloeistof. Anders is hetkoelsysteem niet beschermd
tegen vorst en corrosie.
●Als water aan de koelvloeistof
is toegevoegd, vraag dan zo
snel mogelijk een Yamaha dea-
ler het antivriespercentage van
de koelvloeistof te controleren,
anders zal de koelvloeistof
minder effectief zijn.
DWA10380
s s
WAARSCHUWING
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
5. Sluit de dop van het koelvloeisto-
freservoir
6. Plaats de voetplaatmat in de
oorspronkelijke positie en druk
deze vast.
DAU33030
De koelvloeistof verversen
DWA10380
s s
WAARSCHUWING
Verwijder de koelvloeistofradiator-
vuldop nooit terwijl de motor nog
heet is.
De koelvloeistof moet volgens de
intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema
ververst worden. Laat de koelvloeistof
verversen door een Yamaha dealer.
Inhoud koelvloeistofreservoir:
0,26 L (0,23 Imp qt, 0,28 US qt)
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-14
6
1C0-F819D-D4.qxd 22/11/07 05:50 Página 57
Page 58 of 92

DAUS1333
Luchtfilter en
luchtfilterelementen in v-
snaarbehuizing
Het luchtfilterelement moet worden
vervangen en het luchtfilterelement in
de v-snaarbehuizing moet worden
gereinigd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema. Reinig de lucht-
filterelementen vaker als u in zeer
stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Het luchtfilterelement vervangen
1. Zet de scooter op de middenbok.
2. Verwijder het luchtfilterdeksel
door de schroeven te verwijde-
ren.
1. Luchtfilterdeksel
2. Schroef
3. Luchtfilterelement
3. Trek het luchtfilterelement los.
4. Breng een nieuw luchtfilterele-
ment aan in het luchtfilterhuis.
5. Monteer het luchtfilterdeksel
door de schroeven aan te bren-
gen.
Reinigen van het luchtfilterelement
in de v-snaarbehuizing
1. Verwijder het luchtfilterdeksel op
de v-snaarbehuizing door de
schroeven te verwijderen.
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel C
1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Schroef
2. Verwijder het luchtfilterelement
en blaas vervolgens het vuil weg
met perslucht zoals getoond.
1
2
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-15
6
1C0-F819D-D4.qxd 22/11/07 05:50 Página 58
Page 59 of 92

1. Luchtfilterdeksel v-snaarbehuizing
2. Luchtfilterelement in V-snaarbehuizing
3. Controleer het luchtfilterelement
op beschadiging en vervang het
indien nodig.
4. Breng het luchtfilterelement aan
met de gekleurde kant naar bui-
ten.
5. Bevestig het luchtfilterdeksel in
de v-snaarbehuizing door de
schroeven aan te brengen.
DCA10530
LET OP:
●Controleer of beide luchtfilte-
relementen correct in de behui-
zingen zijn aangebracht.
●Laat de motor nooit draaien
terwijl de luchtfilterelementenafwezig zijn, dat kan leiden tot
overmatige slijtage bij de zui-
ger(s) en/of de cilinder(s).
DAUS1290
Speling van de gaskabel
afstellen
1. Vrije slag gaskabel
De speling van de gaskabel dient 3,0-
5,0 mm (0,12-0,20 in) te zijn bij de
gasgreep. Controleer de vrije slag van
de gaskabel regelmatig en stel deze
indien nodig als volgt af.
OPMERKING:
Het stationair toerental moet correct
zijn afgesteld voordat de gaskabels-
peling wordt gecontroleerd en afges-
teld.
1. Verwijder het stroomlijnpaneel A
(zie pagina 6-7).
2. Draai de borgmoer los.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-16
6
1C0-F819D-D4.qxd 22/11/07 05:50 Página 59
Page 60 of 92

1. Rubber dop
2. Borgmoer
3. Stelmoer
3. Draai de stelmoer richting (a)
voor meer gaskabelspeling. Draai
de stelmoer richting (b) voor min-
der gaskabelspeling.
4. Draai de borgmoer aan.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik
gaan afwijken, waardoor de
lucht/brandstof-verhouding kan
veranderen en/of het motorgeluid toe-
neemt. Om dit te voorkomen moet de
klepspeling door een Yamaha dealer
worden afgesteld volgens de interval-
perioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21871
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschre-
ven banden op het volgende voor een
optimale prestatie, levensduur en vei-
lige werking van uw machine.
Bandspanning
De bandspanning moet voor elke rit
worden gecontroleerd en indien nodig
worden bijgesteld.
DWA10500
s s
WAARSCHUWING
●De bandspanning moet worden
gecontroleerd en afgesteld ter-
wijl de banden koud zijn (wan-
neer de temperatuur van de
banden gelijk is aan de omge-
vingstemperatuur).
ZAUM0053
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-17
6
1C0-F819D-D4.qxd 22/11/07 05:50 Página 60
Page 61 of 92

●De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid
en het totale gewicht van rijder,
passagier, bagage en acces-
soires dat voor dit model is
vastgesteld.
DWA14660
s s
WAARSCHUWING
De aanwezigheid van bagage is van
grote invloed op het weggedrag, de
rem- en rij-eigenschappen en de
veiligheid van uw machine. Neemdaarom de volgende voorzorgsma-
atregelen in acht.
●DE MACHINE NOOIT OVERBE-
LADEN! Rijden met een over-
beladen machine kan leiden tot
beschadiging van de banden,
controleverlies of ernstig let-
sel. Zorg dat het totale gewicht
van de bestuurder, de passa-
gier, de bagage en de gemon-
teerde accessoires nooit het
voorgeschreven maximumla-
adgewicht voor de machine
overschrijdt.
●Vervoer geen los verpakte spu-
llen die tijdens de rit kunnen
gaan schuiven.
●Bevestig de zwaarste spullen
op veilige wijze dichtbij het mid-
den van de machine en verdeel
het gewicht over beide zijden.
●Pas de luchtdruk in de wielop-
hanging en de bandspanning
aan op het te vervoeren
gewicht.
●Controleer vóór iedere rit de
conditie en spanning van de
banden.
Inspectie van banden
1. Bandprofieldiepte
2. Wang van band
Voor elke rit moeten de banden wor-
den gecontroleerd. Als de bandpro-
fieldiepte op het midden van de band
de vermelde limiet heeft bereikt, de
band spijkers of stukjes glas bevat of
wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band
onmiddellijk door een Yamaha dealer
worden vervangen.
Minimale bandprofieldiepte (voor
en achter):
1.6 mm (0.06 in)
1
2
ZAUM0054
Bandspanning (gemeten op koude
banden):
Tot 90 kg (198 lb):
Voor:
190 kPa (27,02 psi) (1,9 kgf/cm
2)
Achter:
220 kPa (31,29 psi) (2,2 kgf/cm
2)
90 kg (198 lb)~maximale:
Voor:
210 kPa (29,86 psi) (2,1 kgf/cm
2)
Achter:
250 kPa (35,55 psi) (2,5 kgf/cm
2)
Maximale belasting*:
180 kg (396,9 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-18
6
1C0-F819D-D4.qxd 22/11/07 05:50 Página 61
Page 62 of 92

OPMERKING:
De slijtagelimiet voor bandprofieldiep-
te is voor diverse landen verschillend.
Neem altijd de lokale voorschriften in
acht.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met tubeless
banden.
DWA10470
s s
WAARSCHUWING
●Laat sterk versleten banden
door een Yamaha dealer ver-
vangen. Rijden op een machine
met versleten banden is niet
alleen verboden, maar dit heeft
ook een averechts effect op de
rijstabiliteit, waardoor u de
macht over het stuur zou kun-
nen verliezen.
●De vervanging van onderdelen
van wielen en remmen, inclu-
sief banden, dient te worden
overgelaten aan een Yamaha
dealer, die over de nodige vak-
kundige kennis en ervaring
beschikt.
DAU21960
Gietwielen
Let ten aanzien van de voorgeschre-
ven wielen op het volgende voor een
optimale prestatie, levensduur en vei-
lige werking van uw voertuig.
●Controleer de velgen voor iedere
rit op scheurtjes, verbuiging of
kromtrekken. Laat ingeval van
schade het wiel door een Yama-
ha dealer vervangen. Probeer het
wiel nooit zelf te repareren, hoe
klein de reparatie ook is. Vervang
een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
●Na het vervangen van een wiel of
band moet het wiel worden uitge-
balanceerd. Een niet uitgebalan-
ceerd wiel zal mogelijk slecht
functioneren, of kan een slechte
wegligging en een verkorte
levensduur van de banden tot
gevolg hebben.
●Rijd niet te snel direct na het ver-
wisselen van een band. Het ban-
doppervlak dient eerst te zijn
ingereden voordat het zijn opti-
male eigenschappen verkrijgt.
Voorband:
Maat:
120/70-15 M/C 56S(Michelin -
Continental)
120/70-15 M/C 56P(Pirelli)
Fabrikant/model:
Michelin/GoldStandard
Continental/ContiTwist TL
Pirelli/GTS23
Achterband:
Maat:
140/70-14 M/C 68S(Michelin -
Continental)
140/70-14 M/C 68P(Pirelli)
Fabrikant/model:
Michelin/GoldStandard
Continental/ContiTwist TL
Pirelli/GTS24
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-19
6
1C0-F819D-D4.qxd 22/11/07 05:50 Página 62
Page 63 of 92

DAU33453
Vrije slag voor- en
achterremhendel
Voor
Achter
Aan de uiteinden van de remhendels
mag geen vrije slag aanwezig zijn. Als
er toch een vrije slag is, laat dan een
Yamaha dealer het remsysteem ins-
pecteren.
DWA14211
s s
WAARSCHUWING
Een zacht of sponzig gevoel in de
remhendel kan betekenen dat er
lucht in het hydraulisch systeem
aanwezig is. Als er lucht in het
hydraulisch systeem zit, laat dan
het systeem door een Yamaha dea-
ler ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het
hydraulisch systeem heeft een
negatief effect op de remwerking,
waardoor u de macht over het
stuur zou kunnen verliezen met een
ongeluk als gevolg.
DAU22390
Controleren van voor- en
achterremblokken
De remblokken in de voor- en achte-
rrem moeten worden gecontroleerd
op slijtage volgens de intervalperio-
den voorgeschreven in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU22400
Remblokken voorrem
1. Remvoeringdikte
Controleer elk voorremblok op scha-
de en meet de remvoeringsdikte. Als
een remblok beschadigd is of als de
remvoeringsdikte minder is dan 0,5
mm (0,02 in), vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te ver-
vangen.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-20
6
1C0-F819D-D4.qxd 22/11/07 05:50 Página 63
Page 64 of 92

DAU22520
Remblokken achterrem
1. Slijtage-indicatorgroef remblok
De achterrem heeft een inspectieplug;
nadat deze is verwijderd kan de rem-
blokslijtage worden gecontroleerd
zonder de rem te hoeven demonte-
ren. Bekrachtig de rem en let op de
stand van de slijtage-indicator om de
remblokslijtage te controleren. Wan-
neer een remblok zover is afgesleten
dat de slijtage-indicator de remschijf
bijna raakt, vraag dan een Yamaha
dealer de remblokken als set te ver-
vangen.
DAU22580
Controleren van
remvloeistofniveau
1. Merkstreep minimumniveau
1. Merkstreep minimumniveau
Bij een tekort aan remvloeistof kan
lucht het remsysteem binnendringen,waarna de remwerking mogelijk min-
der effectief is.
Controleer alvorens te gaan rijden of
de remvloeistof boven de merkstreep
voor minimumniveau staat en vul
indien nodig bij. Een laag remvloeis-
tofniveau wijst mogelijk op verregaan-
de remblokslijtage en/of lekkage in
het remsysteem. Als het remvloeistof-
niveau laag is, controleer dan de rem-
blokken op slijtage en het remsyste-
em op lekkage.
Neem de volgende voorzorgsmaatre-
gelen in acht:
●Bij het controleren van het remv-
loeistofniveau moet het bovenv-
lak van het remvloeistofreservoir
horizontaal staan.
●Gebruik uitsluitend de voor-
geschreven kwaliteit remvloeis-
tof, anders kunnen de rubber
afdichtingen verslechteren en zo
lekkage en slechte remwerking
teweegbrengen.
Aanbevolen remvloeistof:
DOT 4
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-21
6
1C0-F819D-D4.qxd 22/11/07 05:50 Página 64