Page 49 of 96
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-6
6
DAU18670
OPMERKING:
●Het luchtfilter dient vaker te worden gecontroleerd wanneer u in een extreem vochtige of stoffige omgeving rijdt.
●Hydraulisch remsysteem
• Controleer regelmatig het remvloeistofniveau en vul indien nodig bij.
• Elke twee jaar moeten de inwendige onderdelen van de hoofdremcilinders en de remklauwen worden vervangen
en de remvloeistof worden ververst.
• De remslangen dienen elke vier jaar te worden vervangen, of wanneer deze zijn gescheurd of beschadigd.
1B9-F819D-D2.qxd 13/11/07 12:42 Página 49
Page 50 of 96

DAU18731
De stroomlijn- en
framepanelen verwijderen en
aanbrengen
1. Stroomlijnpaneel A
2. Stroomlijnpaneel B
3. Stroomlijnpaneel C
4. Paneel A
1. Stroomlijnpaneel D
Bij het uitvoeren van sommige onder-
houdswerkzaamheden beschreven in
dit hoofdstuk moeten de afgebeelde
stroomlijn- en framepanelen worden
verwijderd. Neem deze paragraaf
door wanneer een stroomlijn- of fra-
mepaneel moet worden verwijderd of
aangebracht.
DAU18900
Stroomlijnpaneel A
V
erwijderen van stroomlijnpaneel
1. Verwijder de bouten in het stro-
omlijnpaneel.
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel A
2. Maak de kabelstekkers van de
richtingaanwijzer los en neem
dan het stroomlijnpaneel los.
1. Kabelboomstekker richtingaanwijzer
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
1. Sluit de kabelstekkers van de
richtingaanwijzer aan.
2. Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie.
3. Breng de bouten voor het stro-
omlijnpaneel aan.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-7
6
1B9-F819D-D2.qxd 13/11/07 12:42 Página 50
Page 51 of 96
DAU18790
Stroomlijnpaneel B
V
erwijderen van stroomlijnpaneel
Verwijder de schroeven en neem het
stroomlijnpaneel los.
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel B
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng dan
de schroeven aan.
DAU18790
Stroomlijnpaneel C
V
erwijderen van stroomlijnpaneel
Verwijder de schroeven en neem het
stroomlijnpaneel los.
1. Schroef
2. Stroomlijnpaneel C
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng dan
de schroeven aan.
DAU18790
Stroomlijnpaneel D
V
erwijderen van stroomlijnpaneel
Verwijder de schroeven en neem het
stroomlijnpaneel los.
1. Stroomlijnpaneel D
2. Schroef
Aanbrengen van het stroomlijnpaneel
Plaats het stroomlijnpaneel in de
oorspronkelijke positie en breng dan
de schroeven aan.
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-8
6
1B9-F819D-D2.qxd 13/11/07 12:42 Página 51
Page 52 of 96

DAUM1250
Paneel A
V
erwijderen van het paneel
1. Open het opbergcompartiment.
(Zie pagina 3-16.)
1. Schroef
2. Paneel A
2. Verwijder de schroef en haal dan
het paneel los.
Aanbr
engen van het paneel
1. Plaats het paneel in de oorspron-
kelijke positie en breng dan de
schroef aan.
2. Sluit het opbergcompartiment.
DAU19631
Controleren van de bougie
De bougie is een belangrijk motoron-
derdeel dat gemakkelijk te controle-
ren is. Door hitte en aanslag slijten
bougies op de lange duur. Daarom
moeten bougies worden verwijderd
en gecontroleerd volgens het perio-
dieke onderhouds- en smeerschema.
Bovendien kan aan het uiterlijk van de
bougie de conditie van de motor wor-
den afgelezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder het stroomlijnpaneel D.
(Zie pagina 6-7.)
2. Verwijder de bougiedop.
1. Bougiedop
3. Verwijder de bougie zoals geto-
ond met behulp van de bougies-
leutel in de boordgereedschaps-
set.
1. Bougiesleutel
Controleren van de bougie
1. Elektrodenafstand
1
1
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-9
6
1B9-F819D-D2.qxd 13/11/07 12:42 Página 52
Page 53 of 96

1. Controleer of de porseleinen iso-
lator rondom de centrale elektro-
de van de bougie een middel-
donkere tot lichte kleur vertoont
(de ideale kleur bij normaal
gebruik van de machine).
OPMERKING:
Wanneer de bougie een heel andere
kleur vertoont, werkt de motor moge-
lijk niet naar behoren. Probeer derge-
lijke problemen niet zelf vast te ste-
llen. Laat in plaats daarvan uw
machine nakijken door een Yamaha
dealer.
2. Controleer de bougie op afslijting
van de elektroden en op overma-
tige koolstof- of andere aanslag.
Vervang indien nodig de bougie.
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met
een draadvoelmaat. Stel de afs-
tand indien nodig af volgens de
specificatie.2. Reinig het oppervlak van de bou-
giepakking en het pasvlak en ver-
wijder eventueel vuil uit de schro-
efdraad van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast
met het correcte aanhaalmo-
ment.
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar
is, wordt de bougie correct vastgezet
door handvast te zetten en dan nog
1/4 ~ 1/2 slag verder te draaien. De
bougie moet echter zo snel mogelijk
naar het juiste aanhaalmoment wor-
den aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Breng het stroomlijnpaneel aan.
DAUM2270
Motorolie
Vóór iedere rit moet het motorolieni-
veau worden gecontroleerd. Verder
moet de olie worden ververst volgens
de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudss-
chema en wanneer het controlelamp-
je olieverversingstermijn gaat bran-
den.
Om het motorolieniveau te
controleren
1. Zet de scooter op de middenbok.
OPMERKING:
Zorg dat de scooter rechtop staat bij
het controleren van het motorolienive-
au. Wanneer de machine iets schuin
staat, kan het niveau al foutief worden
afgelezen.
2. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
Aanhaalmoment:
Bougie:
12,5 Nm (1,25 m·kgf, 9,0 ft·lbf)
Elektrodenafstand:
0,8-0,9 mm (0,031-0,035 in)
Voorgeschreven bougie:
NGK/ CPR 9EA-9
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-10
6
1B9-F819D-D2.qxd 13/11/07 12:42 Página 53
Page 54 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
3. Wacht een paar minuten om de
olie tot rust te laten komen, ver-
wijder de olievuldop, veeg de
peilstok schoon, steek deze weer
in de vulopening (zonder vast te
draaien) en neem dan weer uit
om het olieniveau te controleren.
OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maxi-
mumniveau staan.
4. Als de motorolie beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, vul dan voldoende olie, vande aanbevolen soort, bij tot het
correcte niveau.
5. Steek de peilstok in de vulope-
ning en draai dan de olievuldop
vast.
Om de motorolie te verversen (met
of zonder vervanging
oliefilterelement)
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te van-
gen.
3. Verwijder de olievuldop en de
aftapplug om de olie uit het car-
ter te laten stromen.
1. Olieaftapplug
4. Controleer of de onderlegring van
de aftapplug beschadigd is en
vervang hem indien nodig.
1. Olieaftapplug
2. Ring
OPMERKING:
Sla de stappen 5-9 over als het oliefil-
terelement niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door
de bouten te verwijderen.
6-11
1B9-F819D-D2.qxd 13/11/07 12:42 Página 54
Page 55 of 96

1. Oliefilterdeksel
6. Verwijder het oliefilterelement en
de o-ring.
1. Oliefilterelement
2. O-ring
3. Oliefilterdeksel
7. Controleer de o-ring op bescha-
diging en vervang hem indien
nodig.8. Monteer het nieuwe oliefilterele-
ment en een o-ring.
9. Monteer het oliefilterdeksel door
de bouten aan te brengen en zet
deze dan vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
OPMERKING:
Zorg dat de o-ring correct aanligt.
10. Breng de onderlegring en de olie-
aftapplug aan en zet de plug dan
vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
OPMERKING:
Controleer of de onderlegring correct
aanligt.
11. Vul bij met de voorgeschreven
hoeveelheid van de aanbevolen
motorolie, monteer dan de olie-
vuldop en zet deze vast.
OPMERKING:
Alle gemorste olie moet worden afge-
veegd, nadat de motor en het uitla-
atsysteem zijn afgekoeld.
DCA11670
LET OP:
●Gebruik geen olie met een
“CD”-dieselspecificatie of een
hogere kwaliteit dan gespecifi-
ceerd. Gebruik ook geen olie
met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Aanbevolen motorolie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid bij verversing:
Zonder vervanging van oliefiltere-
lement:
1,40 L (1,48 US qt) (1,23 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterele-
ment:
1,50 L (1,59 US qt) (1,32 Imp.qt)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
32 Nm (3,2 m·kgf, 23 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1,0 m·kgf, 7,2 ft·lbf)
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6
6-12
1B9-F819D-D2.qxd 13/11/07 12:42 Página 55
Page 56 of 96

●Zorg dat er geen verontreini-
gingen in het carter terecht
komen.
12. Start de motor, laat hem een paar
minuten stationair draaien en
controleer daarbij op olielekkage.
Als er sprake is van olielekkage,
zet de motor dan direct af en
zoek de oorzaak.
13. Zet de motor af, controleer dan
het olieniveau en corrigeer indien
nodig.
14. Stel de indicator olieverversing
terug. (Zie pagina 3-6.)
DAU20061
Versnellingsbakolie
Vóór elke rit moet het eindoverbren-
gingshuis worden gecontroleerd op
olielekkage. In geval van lekkage
dient u de scooter door een Yamaha
dealer te laten nakijken en te laten
repareren. Bovendien dient de vers-
nellingsbakolie als volgt te worden
ververst op de aangegeven tijdstip-
pen in het periodieke onderhouds- en
smeerschema.
1. Start de motor, warm de versne-
llingsbakolie op door een paar
minuten te gaan rijden en zet dan
de motor af.
2. Zet de scooter op de middenbok.
3. Plaats een olieopvangbak onder
het eindoverbrengingshuis om de
gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de
aftapplug om de olie uit het ein-
doverbrengingshuis af te tappen.
1. Vuldop versnellingsbakolie
2. O-ring
5. Breng de aftapplug voor de vers-
nellingsbakolie aan en zet hem
vast met het voorgeschreven
aanhaalmoment.
1. Olieaftapplug eindoverbrenging
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
6-13
6
1B9-F819D-D2.qxd 13/11/07 12:42 Página 56