22
Airbags.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in één
van de airbags (airbags vóór,
zij-airbags of window-airbags) of de py-
rotechnische gordelspanners.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
Het ESP wordt automatisch in-
geschakeld als de motor wordt
gestart.
Als het systeem niet is uitgeschakeld
en dit verklikkerlampje constant brandt
en het lampje in de schakelaar knippert,
wijst dit op een storing in het systeem.
Zelfdiagnosesysteem motor.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
motormanagementsysteem.
Als het lampje knippert, wijst dit op een
storing in de emissieregeling.
Motoroliedruk.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
smeersysteem van de motor.
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil. Laden van de accu.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
laadcircuit van de accu (gecor-
rodeerde of losgeraakte accupolen, dy-
namoriem slap of gebroken, ...).
Remsysteem.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in het
remsysteem:
- te laag remvloeistofniveau,
- storing elektronische remdrukre- gelaar (REF) (het verklikkerlampje
ABS brandt in dat geval ook),
Zet de auto zo snel mogelijk op een vei-
lige plaats stil.
Controleer tijdens het rijden of de hand-
rem niet is aangetrokken.
Laag brandstofniveau.
Dit lampje gaat branden op het
moment dat u met de resteren-
de hoeveelheid brandstof nog
ongeveer 50 km kunt rijden.
De inhoud van de brandstoftank be-
draagt ongeveer 50 liter.
Maximum temperatuur
koelvloeistof.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een te hoge koel-
vloeistoftemperatuur. Zet de auto zo
snel mogelijk op een veilige plaats stil. Geopend portier.
Een portier, de achterklep, de
achterruit of de motorkap is nog
geopend:
- bij een snelheid lager dan 10 km/h brandt dit lampje constant,
- bij een snelheid hoger dan 10 km/h brandt dit lampje constant, in combi-
natie met een geluidssignaal.
Veiligheidsgordel niet
vastgemaakt.
Dit lampje gaat branden als
de bestuurder * en/of voorpas-
sagier zijn veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt of weer heeft losgemaakt.
Dit lampje gaat ook branden als de vei-
ligheidsgordels van één of meer achter-
passagiers zijn losgemaakt.
Stuurbekrachtiging.
Dit lampje gaat branden in het
geval van een storing in de
elektrische stuurbekrachtiging.
W a t e r i n b r a n d s t o f fi l t e r *.
Dit lampje gaat branden in het
geval van de aanwezigheid
v a n w a t e r i n h e t b r a n d s t o f fi l t e r
(diesel).
Er bestaat kans op schade aan het in-
spuitsysteem bij dieselmotoren. Vol-
gens land van bestemming.
Bochtverlichting.
Dit lampje gaat knipperen in het
geval van een storing in het sy-
steem van de bochtverlichting.
* Volgens land van bestemming.
!
VEILIGHEID
109
Zij-airbags *
De zij-airbags beschermen de bestuur-
der en voorpassagier bij een ernstige
zijdelingse aanrijding, om de kans op
borstletsel te verkleinen.
De zij-airbags zijn aan de zijde van de
portieren in de rugleuningen van de
voorstoelen aangebracht.
Activering
De zij-airbags worden aan de desbe-
treffende zijde opgeblazen bij een ern-
stige zijdelingse aanrijding binnen (een
gedeelte van) de impactzone opzij ( B ),
loodrecht op de lengteas van de auto
en vanaf de buitenzijde richting de bin-
nenzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De zij-airbag wordt opgeblazen tussen
de inzittende vóór en het desbetreffen-
de portierpaneel.
Window-airbags *
De window-airbags beschermen de be-
stuurder en passagiers (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij een
ernstige zijdelingse aanrijding, om de
kans op hoofdletsel te verkleinen.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en het bovenste gedeelte van
het interieur. Als dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat bran-
den in combinatie met een ge-
luidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, raadpleeg
dan het PEUGEOT-netwerk om het
systeem te laten controleren. De kans
bestaat dat de airbags bij een ernstige
aanrijding niet worden geactiveerd.
* Volgens land van bestemming.
Storing
Activering
De window-airbag wordt gelijktijdig met
de zij-airbag aan de desbetreffende
zijde opgeblazen bij een ernstige zijde-
lingse aanrijding binnen (een gedeelte
van) de impactzone opzij (
B ), loodrecht
op de lengteas van de auto en vanaf de
buitenzijde richting de binnenzijde van
de auto, die zich op een horizontale on-
dergrond moet bevinden.
De window-airbag wordt opgeblazen
tussen de inzittende vóór of achter in
de auto en de ruiten.
Bij een lichte zijdelingse aanrijding of
bij over de kop slaan, kan het zijn dat
de airbag niet wordt geactiveerd.
Bij een aanrijding van achteren of
een frontale aanrijding wordt de
airbag niet geactiveerd.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór
B. Impactzone opzij
!
VEILIGHEID
110
Airbags vóór
Houd het stuurwiel niet aan de spaken vast en laat uw handen niet op het stuur-
wielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op het dashboard ru sten.
Het is raadzaam niet se roken in de auto. Als de a irbag wordt opgeblazen, kun-
nen brandende sigaretten of een pijp brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in de stuu rwielbekleding en sla
er niet op.
Zij-airbags *
Bedek de stoelen uitsluitend met de daarvoor bestemde stoel hoezen. Deze be-
lemmeren het afgaan van de airbags niet. Raadpleeg het PE UGEOT-netwerk .
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de stoelen, dit zou bij het afgaan van
de airbags kunnen leiden tot verwondingen aan armen of midd el.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel zitten.
Window-airbags *
Bevestig nooit iets op de hemelbekleding, dit zou bij het afgaan van de window-
airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak; deze maken deel uit van de be-
vestiging van de window-airbags.
* Volgens land van bestemming. Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags:
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop in de voorstoelen te zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...). Dit kan de
goede werking van de airbag belem-
meren en/of de inzittende bij het op-
blazen van de airbag verwonden.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Het is beslist niet toegestaan om werk-
zaamheden uit te voeren aan airbagsy-
stemen, alleen het PEUGEOT-netwerk
h e e f t h i e r v o o r g e k w a l i fi c e e r d p e r s o n e e l .
Zelfs als alle bovenstaande voor-
schriften worden nageleefd, blijft de
kans bestaan op letsel of lichte brand-
wonden aan het hoofd, de borst of
de armen als de airbag wordt geacti-
veerd. De airbag wordt namelijk zeer
snel opgeblazen (binnen enkele mil-
liseconden) en loopt vervolgens even
snel leeg, waarbij de warme gassen
via de daarvoor bestemde openingen
naar buiten stromen.