!
111
Draai bij het parkeren van de auto
op een helling de wielen vast tegen
het trottoir, trek de handrem aan en
schakel een versnelling in.
HANDREM
Mechanisch systeem om de auto veilig
stil te zetten.
Aantrekken
Trek, als de auto volledig stilstaat,
de handrem aan. Als tijdens het rijden dit verklik-
kerlampje en het verklikkerlamp-
je
STOP branden in combinatie
met een geluidssignaal en een
meldingop het multifunctionele display,
geeft dit aan dat de handrem nog (iets)
is aangetrokken.
Loszetten
Trek aan de hefboom, druk de knop A
in en duw de handrem geheel om-
laag.
i
i
i
113
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand)
R. Reverse (achteruitversnelling)
1, 2, 3, 4, 5. Versnellingen in de hand-
geschakelde stand
AUTO. Verschijnt bij de selectie van
de automatische stand en ver-
dwijnt weer als de handbedien-
de stand wordt geselecteerd.
. Als in de automatische stand dit pic-
togram verschijnt, geeft dit aan dat
de transmissie detecteert dat de wie-
len onvoldoende grip hebben.
Starten van de auto Handbediende stand
Beweeg na het starten van de auto de
selectiehendel in de stand M om de
handbediende stand in te schakelen.
Automatische stand
Selecteer vanuit de handbediende
stand de stand A om terug te keren
naar de automatische stand.
Gebruik nooit het gaspedaal om
de auto op een helling stil te laten
staan, maar gebruik daarvoor de
handrem.
Geef bij het wegrijden op een hel-
ling geleidelijk gas terwijl u de
handrem loszet.
Trap het rempedaal in als
dit pictogram knippert (bijv.:
starten van de motor).
Selecteer de stand N .
Houd het rempedaal inge-
trapt.
Start de motor.
De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
De aanduiding N op het display
knippert als u de motor probeert te
starten zonder dat de selectiehen-
del in de stand N staat.
Selecteer de eerste versnelling
(stand M of A ) of de achteruitver-
snelling (stand R ).
Zet de handrem los.
Neem uw voet van het rempedaal
en geef gas.
De aanduidingen AUTO en 1
of R worden weergegeven op
het instrumentenpaneel. De aanduiding
AUTO ver-
dwijnt en de ingeschakelde
versnellingen verschijnen ach-
tereenvolgend op het instru-
mentenpaneel.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als de snelheid van de
auto en het motortoerental dit toestaan.
Als de auto vrijwel geheel tot stilstand is
gekomen, bijvoorbeeld voor een verkeers-
licht, schakelt de versnellingsbak automa-
tisch terug naar de eerste versnelling.
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduiding
AUTO en de ingeschakelde
versnelling.
De versnellingsbak werkt dan auto-
matisch, zonder dat u zelf hoeft te
schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte ver-
snelling, afhankelijk van de volgende
parameters:
- de rijstijl,
- h e t p r o fi e l v a n d e w e g ,
- de belading van de auto.
Bij het inschakelen van de achter-
uitversnelling klinkt een geluidssig-
naal.
!
i
114
Auto-sequentiële stand
In de automatische stand kan de be-
stuurder altijd zelf ingrijpen door gebruik
te maken van de stuurkolomschake-
laar.
De stuurkolomschakelaar kan gebruikt
worden in omstandigheden waarbij
sneller terugschakelen gewenst is (na-
deren van een rotonde, verlaten van
een parkeergarage met een steile hel-
ling, inhalen...).
De transmissie wordt dan in de desbe-
treffende versnelling geschakeld, als
de snelheid van de auto en het motor-
toerental dit toestaan. De aanduiding
AUTO blijft op het display staan.
Na enige tijd gaat de transmissie weer
over op de automatische stand.
Automatische stand "sneeuw"
Als de transmissie detecteert dat de
wielen onvoldoende grip hebben, wordt
automatisch overgeschakeld op de
sneeuwstand.
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de se-
lectiehendel in de stand N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
Trek altijd de handrem aan om de auto
volledig stil te zetten.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest,
moet de versnellingsbak gereset wor-
den.
Zet het contact aan.
Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat
knipperen in combinatie met
een geluidssignaal en een melding op
het multifunctionele display, duidt dit op
een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Houd bij het starten van de motor
altijd het rempedaal ingetrapt.
Zet de selectiehendel tijdens het
rijden nooit in de stand N (neutraal-
stand).
Zet de selectiehendel alleen in de
stand R (achteruit) als de auto vol-
ledig stilstaat en het rempedaal is
ingetrapt.
Trek altijd de handrem aan om de
auto volledig stil te zetten.
Als het gaspedaal tot voorbij het
zware punt wordt ingetrapt, scha-
kelt de versnellingsbak terug om
sneller te kunnen accelereren.
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO en .
Op het instrumentenpaneel
verschijnen de aanduidingen
AUTO , en - .
Selecteer de stand N .
Trap het rempedaal in.
Wacht ongeveer 30 seconden tot op
het instrumentenpaneel de aandui-
ding N of de ingeschakelde versnel-
ling verschijnt.
Laat het rempedaal los.
De versnellingsbak werkt dan weer nor-
maal.