1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
42
!WAARSCHUWING:
o De gordelspanners zijn ontworpen om maar eenmaal te werken. Nadat de gordels- panners zijn geactiveerd, moetende gordels met gordel-spanners worden vervangen. Alle veiligheidsgordels, van elk type, moeten altijd worden vervangen als ze tijdens een aanrijding zijn gedragen.
o Het mechanisme van de gordelspanner wordt bij hetactiveren zeer warm. Raak de gordelspanner de eerste minuten na het activeren niet aan.
o Tracht niet om de veiligheids- gordel met gordelspanner zelf tecontroleren of te vervangen. Laat dit door een Hyundai dealer uitvoeren.
o Tik niet tegen de veiligheids- gordel met gordelspanner.
N.B.:
o Zowel de gordelspanner voor de
bestuurder als de voorpa-ssagier worden onder bepaalde omstandigheden bij een frontaleaanrijding geactiveerd. De gordelspanners kunnen worden geactiveerd met de airbags. Onder deze omstandigheden worden de gordelspanners ook geactiveerd als de veiligh-eidsgordels tijdens de aanrijding niet worden gedragen.
o Bij het activeren van de gordelspanners is er een hard geluid hoorbaar en komt er fijnestof (dat op rook kan lijken) vrij in de auto. Dit is normaal en niet gevaarlijk.
o Hoewel het ongevaarlijk is kan de huid door de fijne stofgeïrriteerd raken en moet het niet gedurende langere tijd worden ingeademd. Daarom moeten dehanden en het gezicht zorgvuldig worden gewassen nadat bij een aanrijding de gordelspanners zijngeactiveerd. LET OP:
o Omdat de sensor waardoor de airbag inschakelt, is verbondenmet de veiligheidsgordel metgordelspanner, gaat de airbaglamp
in het
instrumentenpaneel gedurende ongeveer 6 seconden branden nadat het contactslot in de stand "ON" is gezet. Vervolgens moetde lamp doven.
o Deze lamp gaat ook branden als de gordelspanner niet juist werkt, zelfs als de airbag wel op de juiste wijze werkt. Degordelspanner of het airbagsysteem moeten zo snel mogelijk door een Hyundai dealerworden gecontroleerd: als de airbaglamp niet gaat branden als het contactslot in de stand "ON"wordt gezet; als de lamp gedurende één seconde gaat knipperen en blijft branden, nadatdeze al 6 seconden heeft gebrand; of als de lamp gaat branden tijdens de rit.
!
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
51
B990B01MC
Uw Hyundai heeft in elke voorstoel een zij-airbag. Deze airbag heeft tot taak om de bestuurder en/of voorpassagiers extra bescherming tegeven naast de werking van alleen de veiligheidsgordel. De zij-airbags zijn ontworpen om in werking te treden bijeen aanrijding van opzij, afhankelijk van de ernst van de aanrijding, de hoek, de snelheid en hetaanrijdingspunt. De airbags zijn niet ontworpen om bij alle aanrijdingen van opzij in werking te treden. B990B01MC-AXT Zij-airbag (Indien gemonteerd)
Belangrijke veiligheidsmaatregelen betreffende het zij-airbag systeem
Onderstaande opmerkingen over de veiligheid van het systeem moeten altijd in acht worden genomen om dekans op verwondingen tijdens een ongeval zo klein mogelijk te maken.
B990B02LZ
Zij-airbag sensor
!WAARSCHUWING:
o De zij-airbags vormen een aanvulling op de driepunts veiligheidsgordels van de bestuurder en de voorpassagier,maar vervangt deze niet. Daarom moet de veiligheidsgordel altijd worden gedragen als u in deauto zit. De zij-airbags worden alleen geactiveerd bij bepaalde botsingen aan de zijkant dieernstig genoeg zijn om letsel te veroorzaken.
o Voor de beste bescherming van het zij-airbagsysteem en om verwondingen bij het in werkingtreden van de zij-airbag te voorkomen, moeten de beide inzittenden van de voorstoelenrechtop zitten met de veiligheidsgordel correct vastgegespt. De handen van debestuurder moeten in de standen 9:00 en 3:00 uur op het stuurwiel worden gehouden. De armen enhanden van de voorpassagiers moeten in de schoot worden gehouden.
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
52
B990C01MC
o Breng geen extra stoelhoezen
aan.
o Door het gebruik van stoelhoezen wordt het effect van het systeem beperkt.
o Monteer geen accessoires aan de zijkant of bij de zij-airbag.
o Gebruik geen grote krachten aan de zijkant van de stoel.
o Breng geen objecten aan over de airbag of tussen de airbag enuzelf.
o Plaats geen objecten (paraplu, tas enz.) tussen het voorportieren de voorstoel. Dergelijkeobjecten kunnen gevaarlijke projectielen worden of extra verwondingen veroorzaken als dezij-airbag in werking treedt.
o Om ongewild in werking treden van de zij-airbag en daardoor verwondingen te voorkomen, moeten schokken tegen debotsingssensor voor de zij-airbag bij aangezet contact worden voorkomen. B990C01JM-GXT Gordijnairbag (Indien gemonteerd) De gordijnairbags bevinden zich langs beide dakstijlen boven de voor- en achterportieren. Ze dienen voor de bescherming van het hoofd van de voorpassagiers en de passagiers op de beide buitenstezitplaatsen achterin bij aanrijdingen van opzij.
Gordijnairbag
De gordijnairbags zijn zodanig
ontworpen dat ze alleen worden geactiveerd bij aanrijdingen van opzij met een bepaalde sterkte, onder een bepaalde hoek en met een bepaaldesnelheid. De gordijnairbags zijn niet ontworpen om in alle aanrijdingssituaties van opzij, aanvoor- en achterzijde of bij het over de kop slaan te worden geactiveerd.
Belangrijke veiligheids-
voorschriften voor headbag- systemen
Onderstaande opmerkingen over de
veiligheid van het systeem moeten altijd in acht worden genomen om dekans op verwondingen tijdens een ongeval zo klein mogelijk te maken.
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
112
B970C01NF-GXT Automatische werking Het FATC (Full Automatic Tempera- ture Control = volledig automatischetemperatuurregeling) systeem regelt automatisch de verwarming en de koeling op de volgende wijze:
1. Druk de toets "AUTO" in. De
controlelamp gaat branden om aan te geven dat de luchttoevoer naar het bovenlichaam, de beenruimtenen/of de stand Bi-Level (boven- onder), evenals de aanjagersnelheid en deairconditioning automatisch worden geregeld. 2. Verdraai de "TEMP"-knop om de
gewenste temperatuur in te stellen. De temperatuur kan wordenverhoogd tot maximaal 32°C door de knop rechtsom te draaien. De temperatuur kan worden verlaagd tot minimaal 17°C door de knop linksom te draaien. N.B.:
Als de accu losgekoppeld of
ontladen is geweest, schakelt detemperatuurinstelling terug naar graden Celsius. Dit is de normalestand; de temperatuurinstelling in graden Fahrenheit kan als volgt worden ingesteld:
Druk tegelijkertijd de "OFF' en
"AUTO"-schakelaar gedurende 3seconden in, dan verandert detemperatuur-weergave van °C in °F en omgekeerd. N.B.:
Plaats nooit voorwerpen op de
temperatuur sensor.
B970C01MC B970C02MC
1JBA4067
Lichtsensor
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
16
!WAARSCHUWING:
De elektronische stabiliteitsregeling
is alleen een hulpmiddel; alle normale voorzorgsmaatregelen bijhet rijden in slecht weer of op een wegdek met weinig grip moeten in acht worden genomen.
C310B01JM-AXT ESP AAN/UIT Als het ESP actief is, dan knippert de ESP-lamp in het instrumentenpaneel.Als de regeling wordt uitgeschakeldm.b.v. de ESP-schakelaar, dan gaat de ESP-OFF-lamp continu branden. Als het ESP is uitgeschakeld, dankan de stabiliteitsregeling niet geactiveerd worden. Pas daarom uw rijstijl aan. Druk voor het inschakelenvan de regeling opnieuw de schakelaar in. De ESP-OFF-lamp moet nu doven. N.B.: Het ESP wordt automatisch weer ingeschakeld nadat de motor isuitgezet en opnieuw is gestart. C310D01JM-AXT Controle- en waarschuwingslampen De lampen moeten gaan branden als de contactsleutel op "ON" of "START" is gezet. Vervolgens moeten delampen na drie seconden doven.Laat de auto controleren door eenHyundai dealer als de lampen nietgaan branden of de ESP- of ESP- OFF-lamp niet na 3 seconden uitgaat. Als een storing optreedt tijdens de rit, dan wordt dit aangegeven door eenbrandende ESP-OFF-lamp.Als de ESP-OFF-lamp brandt, parkeeruw auto dan op een veilige plek en zet de motor uit. Start vervolgens de motor opnieuw en controleer of de ESP-OFF-lamp dooft. Als de lamp blijft branden nadat de motor is gestart, laat dan uw auto door een Hyundai dealer controleren.
PARKEERHULP
C400A03P-GXT (Indien gemonteerd) De parkeerhulp waarschuwt de
bestuurder tijdens het achteruitrijden met een signaal zodra de afstand tussen de auto en een voorwerp achter de auto minder dan 120 cm wordt.Het systeem dient slechts als hulpmiddel vermindert niet de noodzaak om voorzichtig te rijden.Het bereik van de parkeersensoren is beperkt en niet alle voorwerpen worden even goed opgemerkt. Blijf daaromaltijd alert tijdens het achteruitrijden.
OMC025109
Sensor
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
17
!WAARSCHUWING:
De parkeerhulp biedt slechts aanvullende informatie. De bestuurder dient altijd zelf achteruitte kijken. De werking van het systeem kan worden beïnvloed door diverse factoren en kan nietblindelings worden vertrouwd. Werking van de parkeerhulp Inschakelen
o Het systeem wordt automatisch
ingeschakeld als de achter- uitversnelling is ingeschakeld en het contact in stand ON staat. Bij een snelheid van meer dan 5 km/h wordt het systeem mogelijk niet juist geactiveerd.
o Het bereik van de parkeersensoren bedraagt ongeveer 120 cm.
o Als er zich twee voorwerpen achter de auto bevinden, zal hetdichtstbijzijnde als eerste wordengeregistreerd. Waarschuwingssignalen
o Als de afstand tussen 120 cm en 81 cm bedraagt, klinkt er met regelmatige tussenpozen een signaal
o Als de afstand tussen 80 cm en 41cm bedraagt, klinkt er metregelmatige tussenpozen een dubbel signaal : Zoemer klinkt vaker
o Als de afstand minder dan 40 cm
bedraagt, klinkt het signaal continu.
Gevallen waarin de parkeerhulp niet werkt De parkeerhulp werkt mogelijk niet goed in de volgende gevallen:
1. Als er ijsvorming op de sensor is (de sensor werkt weer normaal als het ijs gesmolten is).
2. Als de sensor bedekt is met sneeuw of een andere substantie (de sen- sor werkt weer normaal zodra deze vrij is gemaakt).
3. Bij het rijden op oneffen wegen en op hellingen.
4. Als bepaalde hoogfrequente geluiden, zoals claxons,racemotoren, luchtremmen van vrachtwagen en dergelijke de werking van de sensoren beïnvloeden. 5. Bij zware regenval of opspattend
water.
6. Door zenders of mobiele telefoons in de buurt van de sensors.
7. Als de sensor bedekt is met sneeuw.
8. Rijden met een aanhanger. Het sensorbereik kan in de volgende gevallen afnemen:1. Als de sensor vuil is (de sensor werkt weer normaal zodra deze schoon is).
2. Bij extreem hoge of lage buitentemperaturen.
De volgende voorwerpen wordenmogelijk niet opgemerkt door de sensoren:
1. Smalle voorwerpen als touwen, kettingen enz.
2. Voorwerpen die de hoogfrequente signalen van de sensor absorberen,zoals kleding, sponsachtigematerialen en sneeuw.
3. Bij voorwerpen lager dan 1 meter en smaller dan 14 cm.
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
18
!LET OP:
1. Het waarschuwingssignaal klinkt mogelijk niet regelmatig als het voorwerp achter de auto beweegt of een grillige vorm heeft.
2. De correcte werking van de parkeerhulp kan verstoord rakenals de bumperhoogte of de inbouwpositie van de sensoren is gewijzigd. Achterafgemonteerde accessoires kunnen het bereik van de sensoren beïnvloeden.
3. Voorwerpen die kleiner zijn dan 40 cm worden mogelijk niet ofniet goed geregistreerd. Weesalert.
4. Als de sensor bedekt is met sneeuw, ijs of vuil, werkt deze mogelijk niet goed totdat deze weer schoon en droog is gemaaktmet een zachte doek.
5. Druk, kras of stoot niet met harde
voorwerpen tegen de sensor.Anders kan het oppervlak van de sensor beschadigd raken. Hierdoor werkt de sensormogelijk niet goed meer.! LET OP:
Het systeem werkt alleen in het
gebied waar de parkeersensoren zijn geplaatst. Kleine of smallevoorwerpen die zich tussen twee sensoren in bevinden, worden mogelijk niet geregistreerd. Kijkdaarom altijd zelf mee tijdens het achteruitrijden.
Informeer bestuurders die onbekend
zijn met de auto over demogelijkheden en beperkingen van het systeem. Schade aan de auto en persoonlijk
letsel, ontstaan vanwege het onjuistfunctioneren van de parkeerhulp, vallen niet onder de garantie. Rijd daarom altijd veilig en voorzichtig. WAARSCHUWING
Wees extra voorzichtig als u dichtlangs voorwerpen of personen, in het bijzonder kinderen, rijdt. Houd er rekening mee dat sommigevoorwerpen mogelijk niet door de sensoren worden geregistreerd. Controleer altijd met eigen ogen of de weg vrij is. N.B.: Als u geen waarschuwingsgeluid hoort of als de zoemer mettussenpozen klinkt, als u de stand R inschakelt, kan dit duiden op een storing in de parkeerhulp. Laat indat geval uw auto zo snel mogelijk controleren door een officiële Hyundai dealer.!
6EENVOUDIG ONDERHOUD
36BESCHRIJVING ZEKERINGHOUDER
G200C01MC-GXT Motorruimte (Benzinemotor)
N.B.: Mogelijk zijn niet alle vermelde zekeringen in de zekeringhouder voor uw auto van toepassing. De gegevens zijn correct ten tijde van druk. Raadpleeg daarom de sticker op de zekeringhouder bij het controleren van de zekeringen. G200C01MC
AMPÈRAGE
125A
50A 40A40A 40A 40A30A 30A 30A30A 30A 20A 15A10A 10A 10A 10A 10A30A 80A BESCHERMD CIRCUIT
Dynamo
I/P VerdeelkastAanjagerrelais, Aanjagermotor ABS-regeleenheid, ESP-regeleenheid, Multifunctionele diagnosestekker ABS-regeleenheid, ESP-regeleenheid, Multifunctionele diagnosestekkerStartrelais, Contactslot Contactslot
I/P Verdeelkast
I/P Verdeelkast Condensorventilator-relais nr.1, Radiateurventilator-relais Hoofdrelais, BrandstofpomprelaisECM, PCM Inspuitventiel nr.1, nr.2, nr.3, nr.4, CVVT Oliedrukregelklep, Regeleenheid startblokkering, Brandstof-afvoerklep, Stationair-toerentalregelaarAirco-relais Airco-regeleenheid ECM, TCM, PCMClaxonrelais, Relais sirene diefstalbeveiliging Airco-relais, Relais radiateurventilator, Relais condensorventilator nr.1, nr.2, Nokkenasstandsensor, Zuurstofsensor (VOOR, NA), LuchtmassasensorRelais condensorventilator nr.1 EPS-regeleenheid
MAIN
BATT #1
BLOWER ABS #1 ABS #2IGN #2 IGN #1
BATT #2 P/WDW RAD
ECU AECU C
INJ
A/CON #1A/CON #2 ECU BHORN
SNSR
COND
M.D.P.SZEKERING