3IN GEVAL VAN PECH
4ALS DE MOTOR TE HEET WORDT
1. Staat de hulpaccu in een andere wagen, dan mogen de twee wagens niet met elkaar in aanraking komen.
2. Schakel alle onnodige verlichting en accessoires in beide wagensuit.
3. Sluit de klemmen van de hulpstartkabel aan in de volgorde zoals in de afbeelding wordtweergegeven. Sluit één klem van de hulpstartkabel aan op de pluspool of kabel van de ontladenaccu. Sluit vervolgens het andere eind van dezelfde kabel aan op de pluspool of kabel van de hulpaccu.Sluit vervolgens één klem van de andere kabel aan op de negatieve (min) pool of kabel van de hulpaccu.Sluit vervolgens het andere eind van de kabel aan op een massief metalen gedeelte van de motor.Sluit de kabel niet aan op een bewegend gedeelte.
4. Start de motor van de wagen met de hulpaccu en laat deze enkeleminuten draaien. Laat de motor in deze wagen tijdens het startenm.b.v. startkabels draaien met 2000 t/min. D030A02TB-GXT Staat de koelvloeistoftemperatuur-
meter te hoog, levert de motor weinig vermogen of "pingelt" de motor, danis de motor waarschijnlijk te heet. Ga dan als volgt te werk:
1. Breng de wagen zo snel mogelijk
op een veilige plaats tot stilstand.
2. Plaats bij een automatische transmissie de keuzehandel in stand "P" of bij een handges-chakelde versnellingsbak de versnellingshandel in neutraal en trek de handrem aan. Schakeleventueel de airconditioning uit.
3. Bij koelvloeistoflekkage of stoomvorming onder de motorkap; zet de motor dan af. Wacht met het openen van de motorkap totgeen koelvloeistof meer weglekt en er geen stoom zichtbaar is. Is er geen merkbaar verlies van koelvloeistof en geen stoom, laat de motor dan draaien en controleer of de ventilator werkt. Is dit niethet geval zet dan de motor af.
5. Start de motor. Laat nadat de mo-
tor is aangeslagen dehulpstartkabels aangesloten en laat de motor enkele minuten draaien met 2000 t/min.
6. Verwijder voorzichtig de hulpstartkabels in omgekeerdevolgorde van aansluiten.
Bij onzekerheid omtrent de reden van
de ontladen accu, moet u hetlaadsysteem laten controleren door uw Hyundai dealer.
3
IN GEVAL VAN PECH
5
!!
!
4. Controleer of de V-riem van de
waterpomp ontbreekt. Is dit niet het geval controleer dan of deze strak zit. Is de V-riem in orde, controleer dan de radiateur, deslangen en onder de wagen op koelvloeistoflekkage. (Is de airconditioning ingeschakeld geweest, dan is het gebruikelijk dat er koud water uitstroomt).
WAARSCHUWING:
Houd uw handen uit de buurt van bewegende delen zoals de ventila- tor en V-riemen terwijl de motor draait. WAARSCHUWING (Alleen Diesel):
Geen werkzaamheden verrichten aan het injectiesysteem wanneer demotor draait of binnen 30 secondennadat deze is afgezet.Hogedrukpomp, rail, verstuivers en verstuiverleidingen staan onder hoge druk, zelfs nadat de motor isafgezet. De brandstofstraal dieontstaat door brandstoflekkage kanernstige verwondingen veroorzakenwanneer deze met het lichaam in aanraking komt. Mensen met een pacemaker mogen niet binnen 30cm van de ECU of de bedrading inde motorruimte komen als de mo-tor draait, aangezien de hogestroom waarmee het common-rail- systeem werkt een grootmagnetisch veld veroorzaakt. WAARSCHUWING:
Verwijder de radiateurdop niet wanneer de motor warm is. Hierdoor kan koelvloeistof uit deradiateur spuiten hetgeen ernstige brandwonden tot gevolg kan hebben.
6. Als de oorzaak van de oververhitting niet duidelijk is, wachten tot de temperatuur tot normaal is gedaald.Wanneer koelvloeistof verloren is gegaan, voorzichtig koelvloeistof in het expansiereservoir bijvullen tot het peil de middelste markering bereikt.
7. Vervolg voorzichtig uw weg en blijf attent op tekenen vanoververhitting. Raakt de motoropnieuw oververhit, neem dan con- tact op met uw Hyundai dealer.
5. Is de V-riem van de waterpomp gebroken of is er sprake vankoelvloeistoflekkage, zet de motor dan direct af en neem contact opmet de dichtstbijzijnde Hyundai dealer.
! LET OP:
Ernstig verlies van koelvloeistof
wijst op een lek in het koelsysteem hetgeen zo snel mogelijk door uw Hyundai dealer moet worden gerepareerd.
5ONDERHOUDSVOORSCHRIFTEN
6
Beschrijving
ALGEMEEN ONDERHOUD KOELSYSTEEM KOELVLOEISTOF OLIE VERSNELLINGSBAK VLOEISTOF AUTOMATISCHE TRANSMISSIE REMSLANGEN EN REMLEIDINGEN REMVLOEISTOF REMTROMMELS, ACHTER/REMVOERINGEN/HANDREM REMBLOKKEN, REMKLAUWEN EN REMSCHIJVEN UITLAATPIJP EN UITLAATDEMPER BEVESTIGINGSBOUTEN WIELOPHANGING STUURHUIS, VERBINDINGEN EN MANCHETTEN/ONDERSTE FUSEEKOGELS STUURBEKRACHTIGINGSPOMP, AANDRIJFRIEM EN SLANGEN AANDRIJFASSEN EN HOEZEN KOELMIDDEL AIRCONDITIONING INTERIEURLUCHTFILTER 75
60
C C C C
CC C C C
C V
NR
12 3 4 5 6 7 8 9
1011 12 13 14 15 *1
45
36
C C C C
CC C C C
C V 60
48
C C C C CCC C C C C C CV
F030C01MC-GXT V : Vervangen C : Controleren en reinigen, afstellen, repareren of zonodig vervangen
105 84
C C C C
CC C C C
C V
90
72
C CV
C CCC C C C C C C V 120
96
C C C C CCC C C C C C CV
15
12
C C C C C C C C C CV 30
24
CC C C CCC C C C C C CV
Kilometers x 1000 Maanden
*1. DE KOELVLOEISTOF MOET VOOR DE EERSTE KEER NA 90.000 KM OF 60 MAANDEN WORDEN VERVERST.
HIERNA NA ELKE 45.000 KM OF 24 MAANDEN.
EENVOUDIG ONDERHOUD
6
6
Motorruimte................................................................... 6-2
Algemene controles ....................................................... 6-5
Voorzorgsmaatregelen bij het onderhoud ...................... 6-6
Oliepeil controleren ........................................................ 6-7
Koelvloeistof controleren en ver versen....................... 6-11
Luchtfilter vervangen ................................................... 6-13
Ruitenwissers ruitenwisserbladen ..............................6-13
Ruitensproeierreservoir bijvullen .................................6-15
Oliepeil in versnellingsbak controleren (handgeschakeld) ....................................................... 6-16
Vloeistofpeil automatische transmissie control eren .... 6-16
Het remsysteem controleren .......................................6-18
Onderhoud airconditioning ........................................... 6-19
Interieurluchtfilter vervangen ....................................... 6-20
Zekeringen controleren en vervangen .........................6-21
Accu controleren ......................................................... 6-23
Werking van elektrische koelventilator controleren ..... 6-25
Vloeistofpeil stuur bekrachtiging ................................... 6-26
Aftappen van water in het brandstoffilter..................... 6-26
Koplampen afste llen .................................................... 6-27
Gloeilamp vervangen .................................................. 6-29
Vermogen .................................................................... 6-35
Beschrijving zekeringhouder ....................................... 6-36
6
EENVOUDIG ONDERHOUD
5ALGEMENE CONTROLES
SG020C1-FX Interieur De volgende punten moeten worden gecontroleerd voordat met de wagen wordt gereden:
o Werking van de verlichting
o Werking van de ruitenwissers
o Werking van de claxon
o Werking van de aanjager (enairconditioning, indien gemonteerd)
o Werking en toestand van de stuurinrichting
o Werking en toestand van de spiegels
o Werking van de richtingaanwijzers
o Werking van het gaspedaal
o Werking van de remmen, incl. de handrem
o Werking van de handgeschakelde
versnellingsbak, incl. de koppeling
o Werking van de automatische
transmissie, incl. het parkeer-mechanisme
o Toestand en werking van de
stoelverstelling
SG020A1-FX Motorruimte onderstaande punten moeten
regelmatig worden gecontroleerd:
o Motoroliepeil en conditie
o Transmissie oliepeil en conditie
o Remvloeistofpeil
o Koelvloeistofpeil
o Peil in sproeierreservoir
o Toestand van V-riem
o Toestand van koelvloeistofslangen
o Toestand van luchtfilterelement
o Toestand van uitlaatsysteem
o Vloeistoflekkage
(op of onder componenten)
o Peil en conditie van stuurbekrach- tigingsvloeistof SG020B1-FX Buitenzijde onderstaande punten moeten
maandelijks worden gecontroleerd:
o Carrosserie van de wagen
o Toestand van de velgen en
bevestiging van de wielmoeren
o Toestand van het uitlaatsysteem
o Toestand en werking van de verlichting
o Toestand van de voorruit
o Conditie van de ruitenwissers
o Conditie van de lak en eventuele corrosie
o Vloeistoflekkage
o Toestand van portier en motorkapscharnieren
o Bandenspanning en conditie van de banden (incl. reservewiel)
6
EENVOUDIG ONDERHOUD
19
!
SG120E1-FX Remvloeistof bijvullen
WAARSCHUWING:
Ga voorzichtig te werk met
remvloeistof. Vermijd contact met de ogen aangezien dit ernstige gevolgen kan hebben. Gebruik uitsluitend remvloeistof overeen-komstig de DOT 3 of DOT 4 specificatie uit een gesloten blik. Laat het blik of het reservoir nietlanger dan nodig onafgesloten. Hierdoor wordt voorkomen dat vuil of vocht door de remvloeistofwordt opgenomen, hetgeen een nadelige invloed op de werking heeft.
Als remvloeistof wordt bijgevuld, moet
het vuil rond de dop wordenweggeveegd. Draai de dop los en vulhet reservoir langzaam met remvloeistof. Vul niet te veel bij. Breng de dop hierna weer aan.
!
ONDERHOUD AIRCONDITIONING
SG140C1-FX Controle van de werking van de Airconditioning
1. Start de motor en laat deze enkele minuten versneld stationair draaien met de airconditioning ingesteld op max. koude situatie.
2. Als de uit de dashboardopeningen stromende lucht niet koud is, moet de installatie door de HYUNDAIdealer gecontroleerd worden. SG140D1-FX Smering Voor de smering van de compressor en de afdichtingen in het systeem moet de airconditioning elke weektenminste 10 minuten draaien. Dit is vooral van belang bij koude weersomstandigheden als hetairconditioningsysteem niet wordt gebruikt.
SG140A1-FXCondensor schoonhouden De condensor van de airconditioning en de radiateur moeten regelmatig worden gecontroleerd op vuil, dodeinsecten, bladeren enz. Dit kan de koelcapaciteit nadelig beinvloeden. Verwijder aangekoekt vuil enz. Ga bijhet verwijderen van vuil voorzichtig te werk om schade aan de ventilator te voorkomen.
LET OP:
Als het airconditioning systeem gedurende langere tijd werkt met een te laag koelmiddelniveau, zalbeschadiging van de compressor plaatsvinden.
!
6
EENVOUDIG ONDERHOUD
23
!
ACCU CONTROLEREN
SG210A1-FX
WAARSCHUWING:
Accu's kunnen gevaarlijk zijn! Let bij het omgaan met accu's oponderstaande voorzorgsmaatre- gelen teneinde verwondingen te voorkomen. De vloeistof in de accu bevat een sterk zwavelzuur dat giftig en in hoge mate corrosief is. Let erop dataccuzuur niet met de huid of met de ogen in aanraking komen, handel dan als volgt:
OMC055018
N.B.:
o Als de voedingsverbinding uit de zekeringenkast omhoog wordt getrokken, dan werken de waarschuwingszoemer, de audio- installatie, de klok en deinterieurverlichting niet. De volgende componenten moeten na terugplaatsing wordengereset.
- Digitale klok
- Tripcomputer
- Automatische verwarming en
airconditioning
- Audio-installatie
o Zelfs als de voedingsverbinding omhoog is getrokken, dan kan de accu nog worden ontladen door ingeschakelde koplampenof andere elektrische systemen.
G200C01CM-GXT Voedingsverbinding
G200F01MC
Uw auto is uitgerust met een voedingsverbinding, zodat kan worden voorkomen dat de accu wordt ontladenals de auto gedurende een langere periode wordt geparkeerd. Voer de volgende handelingen uit als de autogedurende een langere periode wordt geparkeerd.
1. Schakel de motor uit.
2. Schakel de buitenverlichting uit.
3. Open het deksel aan de bestuurderszijde en trek devoedingsverbinding omhoog.
4. Plaats de voedingsverbinding terug door de handelingen in omgekeerdevolgorde uit te voeren.
6
EENVOUDIG ONDERHOUD
25
!
G220B01A-AXT Koelventilator controleren De koelventilator moet automatisch in werking treden zodra een bepaalde koelvloeistoftemperatuur wordtbereikt. G220C01TB-GXT Koelventilator van condensor
controleren
Als de airconditioning is ingeschakeld,
wordt de koelventilator automatischingeschakeld door de ECU.
o Als een accu met een kunststofbehuizing wordt opgetild, dan kan een te grote druk leiden tot lekkage van accuzuur. Hierdoor kunnenverwondingen ontstaan. Til een accu met geschikt gereedschap of met de handen op schuintegenover elkaar gelegen hoeken op.
o Laad een accu nooit op als de accukabels nog zijn aangesloten.
o De ontsteking werkt met hoge spanningen. Raak de betreffendecomponenten nooit aan bij een draaiende motor of als hetcontactslot in de stand "ON" staat.
WERKING VAN ELEKTRISCHE KOELVENTILATOR CONTROLEREN
G220A01A-AXT
WAARSCHUWING:
Het in werking treden van de
koelventilator is afhankelijk van de koelvloeistoftemperatuur, waar-doorde ventilator ook bij uitgeschakelde ontsteking soms kan blijven draaien. Raak de ventilator niet aantot hij volledig tot stilstand is gekomen.
Zodra de koelvloeistoftemperatuur
daalt wordt de ventilatorautomatisch uitgeschakeld.