Page 119 of 250

1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
109
B740C01A-AXT Verwarmen met gedroogde lucht
o Laat de aanjager met de gewenste
snelheid draaien. Plaats voor een intensievere koeling de aanjagerschakelaar in een van de hogere standen of kies de standvoor luchtcirculatie.
B740B02A-AXT
Airconditioning (Koelen) Voor het koelen van het interieur:
o Stel de aanjager in werking.
o Schakel de airconditioning met de schakelaar in. Hierbij gaat de controlelamp branden.
o Zet de luchttoevoer in de stand
voor frisse lucht (
).
o Zet de draaiknop van de temperatuurregeling in de stand "Cool" (cool geeft maximale koeling). De temperatuur kanworden gewijzigd door de regelhandel of de draaiknop in de richting "warm" te zetten.
B740B01MCB740C01MC
Voor verwarmen met gedroogde lucht:
o Schakel de aanjager in.
o Schakel de airco-schakelaar in. Tegelijkertijd moet het controlelampje voor de airconditioning gaan branden.
o Zet de luchttoevoerknop in de stand voor toevoer van buitenlucht (
).
o Schakel de luchttoevoer via de roosters in het dashboard (
) in.
o Zet de aanjager op de gewenste
snelheid.
o Schakel voor een snellere werking een van de hogere aanjagersnelheden in.
o Stel de temperatuur in, zodat de
gewenste warmte wordt bereikt.
Page 120 of 250
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
110
SB730D1-FX Tips voor het gebruik
o Als het interieur van de wagen isverwarmd, zet dan enkele minuten de ruiten open zodat de warmelucht naar buiten wordt afgevoerd.
o Indien de airconditioning is
ingeschakeld; houd alle ruitengesloten zodat geen warme lucht kan binnendringen.
o Bij lage snelheden, bijvoorbeeld in druk verkeer, een lagere versnelling inschakelen. Hierdoor neemt hetmotortoerental toe waardoor ook het toerental van de compressor van de airconditioning stijgt.
o Wanneer u lange tijd bergopwaarts rijdt schakel dan de airconditioninguit om te voorkomen dat de motoroververhit raakt.
o In de periode dat de airconditioning weinig wordt gebruikt (winterseizoen) is het aan te bevelen de airconditioning van tijdtot tijd enkele minuten in werking te stellen. Hierdoor wordt het systeem gesmeerd en blijft het in een goede conditie.
Page 121 of 250
1
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
111AUTOMATISCHE VERWARMINGS EN KOELINGS SYSTEEM
B970A01Y-AXT
(Indien gemonteerd)
Deze auto is uitgerust met een klimaat
beheers systeem welk de gewenste (ingestelde) temperatuur aanhoud.
B970B01MC
B370B01MC-GXT
Bediening verwarming en koeling
1. Toets temperatuurregeling
2. Schakelaar airconditioning
3. Schakelaar luchttoevoer/
schakelaar luchttoevoerregeling
4. Schakelaar ontwaseming
5. Aanjagerschakelaar 6. Schakelaar AUTO
(automatische regeling)
7. Display
8. Schakelaar luchtverdeling
9. Uitschakelaar (OFF)
Page 122 of 250

1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
112
B970C01NF-GXT Automatische werking Het FATC (Full Automatic Tempera- ture Control = volledig automatischetemperatuurregeling) systeem regelt automatisch de verwarming en de koeling op de volgende wijze:
1. Druk de toets "AUTO" in. De
controlelamp gaat branden om aan te geven dat de luchttoevoer naar het bovenlichaam, de beenruimtenen/of de stand Bi-Level (boven- onder), evenals de aanjagersnelheid en deairconditioning automatisch worden geregeld. 2. Verdraai de "TEMP"-knop om de
gewenste temperatuur in te stellen. De temperatuur kan wordenverhoogd tot maximaal 32°C door de knop rechtsom te draaien. De temperatuur kan worden verlaagd tot minimaal 17°C door de knop linksom te draaien. N.B.:
Als de accu losgekoppeld of
ontladen is geweest, schakelt detemperatuurinstelling terug naar graden Celsius. Dit is de normalestand; de temperatuurinstelling in graden Fahrenheit kan als volgt worden ingesteld:
Druk tegelijkertijd de "OFF' en
"AUTO"-schakelaar gedurende 3seconden in, dan verandert detemperatuur-weergave van °C in °F en omgekeerd. N.B.:
Plaats nooit voorwerpen op de
temperatuur sensor.
B970C01MC B970C02MC
1JBA4067
Lichtsensor
Page 124 of 250
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
114
In de stand van verse lucht wordt buitenlucht toegevoerd en afhankelijkvan de gekozen instelling verwarmd of gekoeld. In de stand voor recirculatie wordt de lucht in het interieur gerecirculeerd en afhankelijk van de andere gekozen instelling verwarmd of gekoeld. N.B.: Als de stand voor luchtcirculatie langdurig blijft ingeschakeld, bestaat de kans dat de voorruit en de zijruiten beslaan. Bovendientreedt een vermindering van de luchtkwaliteit op. Als de airconditioning te lang in de standvoor luchtcirculatie blijft staan is het mogelijk dat de lucht in het interieur te droog wordt. 6YB980D1-AX
Verwarming en koeling "AFZETTEN"
Druk op de "OFF" toets om het
systeem uit te schakelen.
B980D01MC B980E01NF-GXT
Luchtstroom controle
Dit wordt gebruikt om de luchtstroom
een richting te geven, vijf symbolen worden gebruikt om dit aan te geven. Namelijk: Boven, combinatie, vloer en vloer ontwasemen.
B980E01MC
Page 126 of 250
1BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
116
Vloer voorruit ontwaseming knop
Bij het selecteren van "Floor-Defrost", gaat de controlelamp branden en wordt de lucht naar de roosters voor de beenruimte, de voorruit, de zijruitenen de zijkant gevoerd.Als een temperatuurschakelaar, deaanjagerschakelaar of deontwasemschakelaar wordt ingedrukt in de stand "Beenruimte- Ontwasemen", dan wordt deairconditioning automatisch ingeschakeld en wordt overgeschakeld naar "verse lucht". B980F02E-GXT Voorruit ontwaseming niveau Als de "Ontdooi"-schakelaar wordt
ingedrukt, dan wordt automatisch de "
" functie gekozen en wordt de
lucht via de roosters onder de voorruit en aan de zijkant en via de ventilatieroosters aan de zijkant naarhet interieur geleid. De airconditioning schakelt automatisch in als de temperatuur hoger is dan 3,5°C enschakelt automatisch uit als de buitentemperatuur lager wordt dan 3,5°C, zodat het ontdooien snellerwordt uitgevoerd.
B670D05MC
B980F01MC
Page 154 of 250

2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
21RIJDEN ONDER WINTERSE OMSTANDIGHEDENBOCHTEN
SC170A1-FX Strenge, winterse omstandigheden hebben een grotere slijtage en andere problemen tot gevolg. Volg deonderstaande richtlijnen op om de winter probleemloos door te komen. C160B02A-GXT Rijden in sneeuw of op ijs Voor het rijden in diepe sneeuw kan het nodig zijn sneeuwbanden ofsneeuwkettingen te gebruiken. Als sneeuwbanden nodig zijn moet worden gekozen voor dezelfde maat en typeals de originele fabrieks-banden. Als dit advies niet wordt opgevolgd kan dat een nadelige invloed op deveiligheid en het rijgedrag tot gevolg hebben. Hoge snelheden, snel accelereren, krachtig afremmen enscherpe bochten moeten worden vermeden. Maak tijdens het afremmen zoveel mogelijk gebruik
van het remvermogen van de motor.
Remmen op sneeuw of ijs heeft totgevolg dat uw wagen in een slipraakt. Houd voldoende afstand ten opzichte van uw voorliggers. Druk het rempedaal gelijkmatig in.
SC160A1-FX Vermijd remmen of schakelen in
bochten, vooral op natte wegen. Dit voorkomt overmatige bandenslijtage.
o Het is niet nodig de motor langdurig
warm te laten draaien. Zodra demotor gelijkmatig draait kunt u wegrijden. Bij zeer koud weer is het aan te bevelen de motor eeniets langere periode te laten warm draaien.
o Rijd niet met een te laag of een te hoog motortoerental. Rijdt u telangzaam in een hoge versnelling, dan heeft dit tot gevolg dat demotor te zwaar wordt belast. Schakel tijdig een lagere versnelling in. Vermijd een te hoog toerentaldoor de aanbevolen schakels- nelheden aan te houden.
o Gebruik de airconditioning niet onnodig. De airconditioning wordt bediend door de motor waardoor bijgebruik van de airconditioning het brandstofverbruik toeneemt.
Page 162 of 250
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
29
!
LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger
oververhitting plaatsvindt (temper- atuurmeter gaat naar het rodegebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaarts
rijden een lagere versnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneld stationair draaien met de transmissie in neutraal of deparkeerstand.