STORING AUTOMATI-
SCHE VERSNELLINGS-
BAK/MAXIMUM
OLIETEMPERATUUR
IN VERSNELLINGSBAK
(indien aanwezig) (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje op het instrumen-
tenpaneel branden. Na enkele seconden
moet het lampje doven.
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
knipperen (op het display verschijnt ook
een bericht en er klinkt een akoestisch sig-
naal) als er storing is in de versnellingsbak.
Het lampje op het instrumentenpaneel gaat
constant branden (op het display verschijnt
ook een bericht en er klinkt een akoestisch
signaal) bij een te hoge temperatuur van de
transmissie-olie. GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
(indien aanwezig)
Dit lampje gaat en blijft constant
branden en er verschijnen berichten over
het geprogrammeerd onderhoud als een
servicebeurt moet worden uitgevoerd.
Het lampje dooft nadat de servicebeurt
door de Fiat-dealer is uitgevoerd of nadat
1000 km is afgelegd nadat een servicebeurt
had moeten worden uitgevoerd.STORING
AUTOMATISCHE
NIVEAUREGELING
(indien aanwezig) (rood)
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, gaat het lampje branden. Na enke-
le seconden moet het lampje doven.
Het lampje gaat branden als er een storing
is in de automatische niveauregeling.
156
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
KANS OP GLADHEID
Als de buitentemperatuur gelijk is aan of
lager wordt dan 3°C, dan knippert de tem-
peratuuraanduiding om aan te geven dat
er kans op gladheid bestaat.
Op het display verschijnt een bijbehoren-
de melding (alleen bij uitvoeringen met mul-
tifunctioneel display).
BEPERKTE ACTIERADIUS
(uitvoeringen met
multifunctioneel display)
Op het display verschijnt een bericht om
de gebruiker te waarschuwen als de ac-
tieradius van de auto kleiner wordt dan 50
km.
SNELHEIDSLIMIET
OVERSCHREDEN
Op het display verschijnt een bericht als de
ingestelde snelheidslimiet wordt over-
schreden (zie “Multifunctioneel display” in
het hoofdstuk “Dashboard en bediening”).
õŒ
t
157
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
MOTOR STARTEN ............................................................. 158
WIEL VERWISSELEN .......................................................... 159
SNELLE BANDENREPARATIESET
FIX & GO automatic ........................................................... 163
GLOEILAMP VERVANGEN .............................................. 168
GLOEILAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN . 170
GLOEILAMP INTERIEURVERLICHTING
VERVANGEN ........................................................................176
ZEKERINGEN VERVANGEN ........................................... 177
ACCU OPLADEN ............................................................... 185
OPKRIKKEN VAN DE AUTO .......................................... 186
SLEPEN VAN DE AUTO .................................................... 186
N
N N N
O O O O
O O O O
D D D D
G G G G
E E E E
V V V V
A A A A
L L L L
L L L L
E E E E
N N N N
MOTOR STARTEN
NOODSTART
Als het lampje
Yop het instrumen-
tenpaneel constant blijft branden, wendt
u dan onmiddellijk tot de Fiat-dealer.
STARTEN MET EEN HULPACCU
fig. 1-2
Als de accu leeg is, kan de motor worden
gestart met een hulpaccu, die ten minste
dezelfde capaciteit moet hebben als de le-
ge accu.
Het is raadzaam de accu door de Fiat-
dealer te laten controleren/vervangen.
158
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Ga voor het starten als volgt te werk:
❒til het klepje Aomhoog zodat de ver-
binding met de pluspool van de accu
bereikbaar is fig. 1;
❒verbind de pluspolen (+teken nabij de
pool) van de beide accu’s met een
startkabel;
❒sluit een tweede startkabel aan op de
minpool (–) van de hulpaccu en op de
massa-aansluiting zoals afgebeeld in
fig. 2;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait, de kabels in
de omgekeerde volgorde los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot de Fiat-dealer.
fig. 1F0N0075m
Laat deze procedure door ge-
specialiseerd personeel uit-
voeren. Onjuiste handelingen kunnen
leiden tot vonken. De vloeistof in de
accu is giftig en corrosief. Vermijd het
contact met de huid en de ogen. Kom
ook niet dicht bij een accu met open
vuur of een brandende sigaret en ver-
oorzaak geen vonken.
ATTENTIE
fig. 2F0N0076m
159
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet direct met elkaar:
eventuele vonken kunnen het explosieve
gas ontsteken dat uit de accu kan ont-
snappen. Als de hulpaccu is geïnstalleerd
aan boord van een andere auto, mogen
tussen deze auto en de auto met de lege
accu niet per ongeluk metalen delen met
elkaar in verbinding staan.
ROLLEND STARTEN
Probeer auto’s nooit te starten door ze
aan te duwen, te slepen of van een hel-
ling af te laten rijden. Op die wijze kan er
onverbrande brandstof in de katalysator
terechtkomen, waardoor deze onherstel-
baar zal beschadigen.
BELANGRIJK Houd er rekening mee dat
de rem- en stuurbekrachtiging niet wer-
ken zolang de motor niet is aangeslagen,
waardoor meer kracht nodig is voor de
bediening van het rempedaal en het stuur.WIEL VERWISSELEN
ALGEMENE AANWIJZINGEN
Voor het verwisselen van het wiel en voor
het juiste gebruik van de krik en het
reservewiel moeten de onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht worden ge-
nomen.
Attendeer het overige weg-
verkeer op de stilstaande au-
to m.b.v: de waarschuwingsknipper-
lichten, de gevarendriehoek enz. Tij-
dens het verwisselen van een wiel
moeten alle inzittenden de auto heb-
ben verlaten, vooral als de auto
zwaar beladen is, en op een veilige af-
stand van het verkeer wachten, tot-
dat het wiel verwisseld is. Trek de
handrem aan.
ATTENTIE
Het reservewiel behoort bij
de auto waarbij het geleverd
is. Gebruik het reservewiel niet bij an-
dere auto’s en monteer geen reserve-
wielen van andere auto’s. De wiel-
bouten behoren bij de auto: gebruik
de wielbouten niet bij andere auto’s
en gebruik geen wielbouten van an-
dere auto’s.
ATTENTIE
Laat het verwisselde wiel zo
snel mogelijk repareren en
monteren. Smeer de schroefdraad
van de wielbouten niet met vet in,
voordat u ze monteert: de bouten
kunnen loslopen.
ATTENTIE
160
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Ga voor het verwisselen van een wiel
als volgt te werk:
❒zet de auto stil op een plaats waar het
verkeer niet in gevaar wordt gebracht
en in alle veiligheid het wiel kan worden
verwisseld. Zet de auto zo mogelijk op
een vlakke en stevige ondergrond;
❒zet de motor uit en trek de handrem
aan;
❒schakel de eerste versnelling of de ach-
teruit in;
❒trek het veiligheidshesje met reflecte-
rende strepen aan (wettelijk verplicht
in bepaalde landen) voordat u de au-
to verlaat;
❒attendeer het overige wegverkeer op de
stilstaande auto door middel van de wet-
telijk verplichte systemen van het land
waarin u rijdt (bijv. gevarendriehoek,
waarschuwingsknipperlichten enz.);
❒pak het verlengstuk en de wielsleutel
uit de gereedschapset onder de pas-
sagiersstoel (zie “Opbergvak onder
passagiersstoel voor” in het hoofdstuk
“Dashboard en bediening”);
De krik dient uitsluitend voor
het verwisselen van een wiel
van de auto waarbij de krik geleverd
is of voor auto’s van hetzelfde model.
Gebruik de krik niet voor het opkrik-
ken van andere auto’s. En beslist
nooit voor het uitvoeren van werk-
zaamheden onder de auto. Als de krik
niet juist geplaatst wordt, kan de op-
gekrikte auto van de krik vallen. Op
een sticker op de krik is het maximum
hefvermogen aangegeven; de krik
mag nooit voor een zwaardere last
worden gebruikt.
ATTENTIE
Maak het ventiel absoluut
niet open. Plaats geen enkel
stuk gereedschap tussen velg en band.
Controleer regelmatig de spanning
van de banden en van het reservewiel
en houdt u daarbij aan de waarden
die beschreven staan in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.
ATTENTIE
Het is nodig te weten dat:
❒de krik 4,5 kg weegt;
❒de krik geen afstelwerkzaamheden
vereist;
❒de krik niet kan worden gerepareerd:
bij een defect moet de krik door een
krik van hetzelfde type worden ver-
vangen;
❒buiten de slinger geen enkel ander ge-
reedschap op de krik gemonteerd mag
worden.fig. 3F0N0193m
161
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
❒verwijder bij uitvoeringen met licht-
metalen velgen het geklemde wiel-
deksel;
❒draai de wielbouten van het te ver-
wisselen wiel ongeveer een slag los;
❒draai het kartelwiel van de krik zo, dat
hij iets omhoog komt;
❒zet de krik onder de kriksteun zo dicht
mogelijk bij het te verwisselen wiel, bij
de in fig. 3aangegeven punten. Bij uit-
voeringen met korte wielbasis met uit-
schuifbaar opstapje, moet de krik ge-plaatst worden op het in fig. 4aan-
gegeven punt en zo geplaatst worden
(45°) dat de krik niet in aanraking
komt met het opstapje;
❒waarschuw eventuele omstanders dat
de auto wordt opgekrikt; zorg ervoor
dat ze zich niet in de nabijheid van de
auto bevinden en de auto vooral niet
aanraken totdat de auto weer geheel
op de grond staat. Krik de auto op.
fig. 5F0N0186m
fig. 6F0N0163m
fig. 7F0N0164m
fig. 4F0N0194m
Nadat u de auto hebt opgekrikt:
❒Bij chassis/cabine-uitvoeringen: draai
met de bijgeleverde sleutel de bout
van de reservewielhouder aan de
rechter achterzijde van de auto los
fig. 5;
❒Bij bestel-uitvoeringen: open de ach-
terdeur van de laadruimte 180° en ver-
wijder de dop uit de opening A-fig. 6
om het verlengstuk B-fig. 6en de wiel-
sleutel C-fig. 7te kunnen plaatsen;
– steek het verlengstuk B-fig. 6in de
opening;
– plaats de wielsleutel C-fig. 7en
draai de sleutel linksom zodat het
reservewiel zakt;
❒trek met de wielsleutel Chet wiel on-
der de auto vandaan fig. 7a;
❒draai de blokkeerknop D los en maak
het wiel los van de steun E.
162
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
❒monteer het reservewiel, waarbij de
gaten G-fig. 9over de pennen H
moeten vallen. Zorg er bij het mon-
teren van het reservewiel voor dat de
boutgaten en alle contactvlakken van
het reservewiel schoon zijn en geen
onzuiverheden bevatten, omdat hier-
door na verloop van tijd de wielbou-
ten kunnen loslopen;
❒draai de 5 wielbouten handvast;
❒draai de wielsleutel zodat de auto zakt,
en verwijder de krik;
❒draai de wielbouten kruiselings vast,
volgens het schema dat in fig. 9is aan-
gegeven.
Ter afsluiting:
❒haak het verwisselde wiel aan de steun
E-fig. 7ben draai de knop D-fig. 7b
vast;
❒plaats de wielsleutel C-fig. 7op het
verlengstuk B-fig. 6en draai de sleu-
tel rechtsom om het wiel omhoog te
plaatsen;
fig. 8F0N0167mfig. 9F0N0168m
Ook de bewegende delen van de krik
(schroefdraad en scharnieren) kunnen let-
sel veroorzaken: vermijd contact met de-
ze onderdelen. Reinig uw handen zorg-
vuldig als deze met vet in contact zijn ge-
weest.
❒draai met de sleutel F-fig. 8de wiel-
bouten helemaal los en verwijder het
wiel;
fig. 7aF0N0165m
fig. 7bF0N0166m
Zowel bij bestel-uitvoeringen
(fig. 9a) als bij chassis/cabi-
ne-uitvoeringen (fig. 9b) moet, na het
optillen/blokkeren van het verwissel-
de wiel, de sleutel worden verwijderd.
Draai de sleutel niet linksom om de
sleutel makkelijker te verwijderen, zo-
dat wordt voorkomen dat het ver-
grendelmechanisme loskomt.
ATTENTIE
Ga bij uitvoeringen met lichtmetalen vel-
gen als volgt te werk:
– neem de speciale gereedschapset uit de
gereedschaptas;
– bevestig de plaat A-fig. 9cop het licht-
metalen wiel met de bijgeleverde bou-
ten B-fig. 9c; gebruik hiervoor de sleu-
tel C-fig. 7;
163
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
SNELLE BANDENREPA-
RATIESET FIX & GO
automatic
De snelle bandenreparatieset Fix & Go au-
tomatic is voor in het interieur geplaatst
en bevat:
❒een spuitbus A met afdichtvloeistof,
die voorzien is van:
– een vulbuis B;
– een sticker C met het opschrift
“max. 80 km/h”. Na het repareren
van het wiel moet deze sticker op
een voor de bestuurder goed zicht-
bare plaats worden aangebracht (op
het dashboard);
❒een informatiefolder (zie fig. 11), voor
een correct gebruik van de snelle re-
paratieset. De folder moet overhan-
digd worden aan het personeel dat de
behandelde band repareert;
❒een compressor D-fig. 10met mano-
meter en verbindingsstukken;
❒adapters voor het oppompen van di-
verse voorwerpen.
❒controleer of het verwisselde wiel
goed in de zitting onder de bodem-
plaat is geplaatst (het hefsysteem is uit-
gerust met een vangkoppeling; als de-
ze onjuist geplaatst is, kan de veiligheid
in gevaar worden gebracht);
❒verwijder het verlengstuk B-fig. 6en
berg het samen met de wielsleutel C-
fig. 7, op in de gereedschaptas;
❒berg de gereedschaptas op in het vak
onder de passagiersstoel.
fig. 9aF0N0224m
fig. 9bF0N0223m
– haak het wiel aan de steun door het tot
aan het einde van de opening te kante-
len (zoals afgebeeld in fig. 9d) en draai
de knop D-fig. 9dvast;
– plaats de wielsleutel C-fig. 7op het ver-
lengstuk B-fig. 6en draai de sleutel
rechtsom om het wiel omhoog te plaat-
sen.
fig. 9cF0N0251m
fig. 9dF0N0252m